Chords for Ballade Van De Dood
Tempo:
200.3 bpm
Chords used:
Dm
Bb
F
Gm
A
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[C] [Bb]
[Am] [C]
[F] Er was [Bb] eens een koning, machtig en groot, [F]
die had slechts [Db] één vijand, [Dm] en dat was de dood.
[F]
[Bb] Waarom moest de dood toch [F] zijn leven [Bb] bederven?
[F] Waarom was hij [Db] zo bang, [Dm] zo bang om te sterven?
[F] De koning ontboot toen [C]
al zijn geleerden, [Dm] die te paard en karkoets aan [Am] het hof arriveerden.
[Bb] Morgen [F] geleerden, [Gm] zei de koning [Bb] beleefd.
Ik zit met een [C] vraag, [F] waar niemand antwoord op heeft.
[Dm] De jongste [Bb] geleerde, [C] een [Gm] ijdele snaak, [Dm] riep, vraagt u [A] maar sieren, [D] vraagt u [Gm] maar rak.
[Dm] Wilt u soms [Bb]
weten [Am] hoeveel [Gm] sterren er zijn, of [Dm] hoe zwaar [A] al het zand weegt van [Dm] de grote woestijn?
[F] Of hoe de [G] belasting [A] massaal wordt [Dm] ontdoken, of [Bb] hoe
Maar toen werd [A] hij [D] abrupt [Gm] onderbroken.
[Dm]
[F]
Welnee, zei de [C] koning een tikje afwezig, [Dm] waarom gaan we dood?
[Am] Kijk, dat houdt me [Bb] bezig.
Niet één [F] der geleerden [Bbm] had zo'n vraag [Bb] verwacht.
Al sla [C] je me dood, [F] zei de jongste heel zacht.
[Dm]
De oudste [Bb] geleerde [Am] nam [Bb] toen het woord en [Dm] zei, sieren, [D] sommige mensen [Gm] worden [Dm] vermoord.
Anderen [Bb] komen [Am] per [Gm] ongeluk om, [Dm] maar de [A] meesten sterven van [D] [Gm] ouderdom.
[Dm]
[F] De [G] koning zei [A] kribbig, ja dat wist ik al [Dm] lang.
[Bb]
Maar wat [A] is de dood, [Dm] waarom [Gm] ben ik zo bang?
[Dm]
De knapste [Bb] geleerde zei toen, mag ik soms even?
[Dm] Misschien moet u sieren met de dood leren leven.
De koning [E] sprong op, zijn woede [Gm] was groot en hij schreeuwde, ik [D] eis een antwoord, wat is de [Eb] dood?
[D]
[F] Toen sprak [G] een geleerde [A] met veel [Dm] fantasie, [Bb] zal ik [A] eens vertellen sieren, [Dm] hoe ik dat nu zie.
De dood [Bb] komt je [Am] halen, de dood [Gm] raakt je aan, [Dm] dus de [A] dood moet in levende [D] lijven [Gm] [Dm] bestaan.
We moeten hem [Bb] vangen, [Dm] dan zijn we [Gm] eraf.
Leven [Db] het leven, [Dm] weg met het graf.
[Gm] [Dm]
[F] Ach de [G] dood, zei de [A] knapste, is niet te [Dm] verslaan, [Bb] want [A] als je een beet [D] pakt, dan ga je [Gm] eraan.
[Dm]
[F] Toen kreeg de koning [C] een schitterend plan, [Dm] hij zei ik, een
[Am] stokoude doodzieke man.
[Bb]
Hij heeft schat [F] ik nog maar [Bb] een uurtje te gaan, dus de dood [C] komt hem halen, [F] de dood komt eraan.
We bouwen een [C] glazen kooi om zijn bed [Dm] en de deur wordt [Am] uitnodigend opengezet.
Is [B] de dood [F] eenmaal binnen, [Bb] op weg naar zijn prooi, dan sluiten we [C] snel [F] de deur van de kooi.
Al dus [Dm] werd besloten, men [Bb] ging aan de [F] slag en de [Gm] dood werd [F] gevangen, nog diezelfde dag.
Somber [Dm] en treurig zat hij [Bb] achter het glas, [F] alsof hij een levend museumstuk was.
[Bb] Nog nooit [F] was het volk [Bb] zo gelukkig [F] geweest,
[Bb] jaren [F] en jaren vierde men feest.
[Dm] Maar [Bb] op den duur ging het feest te vervelen [Dm] en ging men gevaarlijke [D] spelletjes [Gm] [Dm] spelen.
Men sprong [Bb] van torens, in diepe ravijnen, [Dm] men [A] stoeide met leeuwen [Dm] en met wilde zwijnen.
[F] Men dronk liters en [G] liters [A] vergiftigde [Dm] wijn en [A] voerde wat oorlog, [Dm]
gewoon voor de gein.
En niemand ging [Bb] dood, [Am] geen mens [Gm] ging verloren, maar er werden [Db] wel steeds meer [Dm] baby's geboren.
Het werd [Bb] alsmaar [C] drukker, men [Bb] kreeg het benauwd, er werden [A] zelfs mensen [Dm] zee ingedouwd.
[F] En [G] honderd jaar later [A] was de lol er [Dm]
vanaf [Bb] en ging men [A] weer verlangen [Dm] naar de rust van het graf.
[F]
De koning dacht, [C] goed ik ben niet meer bang, [Dm] maar ik vind alles zo [Am] saai en ik regeer al zo lang.
[Bb] Opnieuw [F] riep hij toen de [Bbm] geleerde [Bb] bijheen en zei, wat een [C] ellende, [F] waar moet dat heen?
[Dm]
De [Bb] knapste geleerde, [Am] inmiddels zo drie [Gm] eeuwen oud, [Dm] zei, [D] bevrijd op de dood, want zo [Gm] gaat het [Dm] fout.
Maar de [Gm] jongste geleerde [Am] zei, ja wie laat [Bb] hem los, [Dm] wie de deuren [A] opendoet, is [D] als eerste de [Gm] klos.
[Dm]
[F] De koning stond op [C] en zei, theatraal, [Dm] laat mij het maar doen, [Am] gegroet allemaal.
[Bb] Mijn angst [F] voor de dood [G] is nu al [F] genezen, ik heb geloof ik meer van het eeuwige leven te vrezen.
Hij [Bb] schreet naar de kooi, [F] [Bb] machtig en groot, [F] en stierf [Gm] in de armen van [F] de gretig dood.
Leve de [Dm] dood, riep het volk [Bb] dolgelukkig, [F] en ze leefden nog lang en stierf.
[Bb] [F] [Bb]
[F] [G] [Bb]
[C] [F]
[Am] [C]
[F] Er was [Bb] eens een koning, machtig en groot, [F]
die had slechts [Db] één vijand, [Dm] en dat was de dood.
[F]
[Bb] Waarom moest de dood toch [F] zijn leven [Bb] bederven?
[F] Waarom was hij [Db] zo bang, [Dm] zo bang om te sterven?
[F] De koning ontboot toen [C]
al zijn geleerden, [Dm] die te paard en karkoets aan [Am] het hof arriveerden.
[Bb] Morgen [F] geleerden, [Gm] zei de koning [Bb] beleefd.
Ik zit met een [C] vraag, [F] waar niemand antwoord op heeft.
[Dm] De jongste [Bb] geleerde, [C] een [Gm] ijdele snaak, [Dm] riep, vraagt u [A] maar sieren, [D] vraagt u [Gm] maar rak.
[Dm] Wilt u soms [Bb]
weten [Am] hoeveel [Gm] sterren er zijn, of [Dm] hoe zwaar [A] al het zand weegt van [Dm] de grote woestijn?
[F] Of hoe de [G] belasting [A] massaal wordt [Dm] ontdoken, of [Bb] hoe
Maar toen werd [A] hij [D] abrupt [Gm] onderbroken.
[Dm]
[F]
Welnee, zei de [C] koning een tikje afwezig, [Dm] waarom gaan we dood?
[Am] Kijk, dat houdt me [Bb] bezig.
Niet één [F] der geleerden [Bbm] had zo'n vraag [Bb] verwacht.
Al sla [C] je me dood, [F] zei de jongste heel zacht.
[Dm]
De oudste [Bb] geleerde [Am] nam [Bb] toen het woord en [Dm] zei, sieren, [D] sommige mensen [Gm] worden [Dm] vermoord.
Anderen [Bb] komen [Am] per [Gm] ongeluk om, [Dm] maar de [A] meesten sterven van [D] [Gm] ouderdom.
[Dm]
[F] De [G] koning zei [A] kribbig, ja dat wist ik al [Dm] lang.
[Bb]
Maar wat [A] is de dood, [Dm] waarom [Gm] ben ik zo bang?
[Dm]
De knapste [Bb] geleerde zei toen, mag ik soms even?
[Dm] Misschien moet u sieren met de dood leren leven.
De koning [E] sprong op, zijn woede [Gm] was groot en hij schreeuwde, ik [D] eis een antwoord, wat is de [Eb] dood?
[D]
[F] Toen sprak [G] een geleerde [A] met veel [Dm] fantasie, [Bb] zal ik [A] eens vertellen sieren, [Dm] hoe ik dat nu zie.
De dood [Bb] komt je [Am] halen, de dood [Gm] raakt je aan, [Dm] dus de [A] dood moet in levende [D] lijven [Gm] [Dm] bestaan.
We moeten hem [Bb] vangen, [Dm] dan zijn we [Gm] eraf.
Leven [Db] het leven, [Dm] weg met het graf.
[Gm] [Dm]
[F] Ach de [G] dood, zei de [A] knapste, is niet te [Dm] verslaan, [Bb] want [A] als je een beet [D] pakt, dan ga je [Gm] eraan.
[Dm]
[F] Toen kreeg de koning [C] een schitterend plan, [Dm] hij zei ik, een
[Am] stokoude doodzieke man.
[Bb]
Hij heeft schat [F] ik nog maar [Bb] een uurtje te gaan, dus de dood [C] komt hem halen, [F] de dood komt eraan.
We bouwen een [C] glazen kooi om zijn bed [Dm] en de deur wordt [Am] uitnodigend opengezet.
Is [B] de dood [F] eenmaal binnen, [Bb] op weg naar zijn prooi, dan sluiten we [C] snel [F] de deur van de kooi.
Al dus [Dm] werd besloten, men [Bb] ging aan de [F] slag en de [Gm] dood werd [F] gevangen, nog diezelfde dag.
Somber [Dm] en treurig zat hij [Bb] achter het glas, [F] alsof hij een levend museumstuk was.
[Bb] Nog nooit [F] was het volk [Bb] zo gelukkig [F] geweest,
[Bb] jaren [F] en jaren vierde men feest.
[Dm] Maar [Bb] op den duur ging het feest te vervelen [Dm] en ging men gevaarlijke [D] spelletjes [Gm] [Dm] spelen.
Men sprong [Bb] van torens, in diepe ravijnen, [Dm] men [A] stoeide met leeuwen [Dm] en met wilde zwijnen.
[F] Men dronk liters en [G] liters [A] vergiftigde [Dm] wijn en [A] voerde wat oorlog, [Dm]
gewoon voor de gein.
En niemand ging [Bb] dood, [Am] geen mens [Gm] ging verloren, maar er werden [Db] wel steeds meer [Dm] baby's geboren.
Het werd [Bb] alsmaar [C] drukker, men [Bb] kreeg het benauwd, er werden [A] zelfs mensen [Dm] zee ingedouwd.
[F] En [G] honderd jaar later [A] was de lol er [Dm]
vanaf [Bb] en ging men [A] weer verlangen [Dm] naar de rust van het graf.
[F]
De koning dacht, [C] goed ik ben niet meer bang, [Dm] maar ik vind alles zo [Am] saai en ik regeer al zo lang.
[Bb] Opnieuw [F] riep hij toen de [Bbm] geleerde [Bb] bijheen en zei, wat een [C] ellende, [F] waar moet dat heen?
[Dm]
De [Bb] knapste geleerde, [Am] inmiddels zo drie [Gm] eeuwen oud, [Dm] zei, [D] bevrijd op de dood, want zo [Gm] gaat het [Dm] fout.
Maar de [Gm] jongste geleerde [Am] zei, ja wie laat [Bb] hem los, [Dm] wie de deuren [A] opendoet, is [D] als eerste de [Gm] klos.
[Dm]
[F] De koning stond op [C] en zei, theatraal, [Dm] laat mij het maar doen, [Am] gegroet allemaal.
[Bb] Mijn angst [F] voor de dood [G] is nu al [F] genezen, ik heb geloof ik meer van het eeuwige leven te vrezen.
Hij [Bb] schreet naar de kooi, [F] [Bb] machtig en groot, [F] en stierf [Gm] in de armen van [F] de gretig dood.
Leve de [Dm] dood, riep het volk [Bb] dolgelukkig, [F] en ze leefden nog lang en stierf.
[Bb] [F] [Bb]
[F] [G] [Bb]
[C] [F]
Key:
Dm
Bb
F
Gm
A
Dm
Bb
F
[C] _ _ _ [Bb] _ _ _
[Am] _ _ [C] _ _ _ _
_ [F] _ Er was [Bb] eens een koning, _ machtig en groot, [F]
die had slechts [Db] één vijand, [Dm] en dat was de dood.
_ [F] _ _
[Bb] Waarom moest de dood toch [F] zijn leven [Bb] bederven?
_ [F] Waarom was hij [Db] zo bang, [Dm] zo bang om te sterven? _
[F] De koning ontboot toen [C]
al zijn geleerden, [Dm] die te paard en karkoets aan [Am] het hof arriveerden.
_ [Bb] _ Morgen [F] geleerden, [Gm] zei de koning [Bb] beleefd.
Ik zit met een [C] vraag, [F] waar niemand antwoord op heeft. _ _ _ _
_ [Dm] De jongste [Bb] geleerde, [C] een [Gm] ijdele snaak, [Dm] riep, vraagt u [A] maar sieren, [D] vraagt u [Gm] maar rak.
[Dm] _ _ Wilt u soms [Bb]
weten [Am] hoeveel [Gm] sterren er zijn, of [Dm] hoe zwaar [A] al het zand weegt van [Dm] de grote woestijn?
_ [F] Of hoe de [G] belasting [A] massaal wordt [Dm] ontdoken, of [Bb] hoe_
Maar toen werd [A] hij [D] abrupt [Gm] onderbroken.
[Dm] _ _ _
_ _ _ _ _ [F] _
_ Welnee, zei de [C] koning een tikje afwezig, _ [Dm] waarom gaan we dood?
[Am] Kijk, dat houdt me _ [Bb] bezig.
Niet één [F] der geleerden [Bbm] had zo'n vraag [Bb] verwacht.
Al sla [C] je me dood, [F] zei de jongste heel zacht.
_ _ _ [Dm] _
De oudste [Bb] geleerde [Am] nam [Bb] toen het woord en [Dm] zei, sieren, [D] sommige mensen [Gm] worden [Dm] vermoord. _
_ Anderen [Bb] komen [Am] per [Gm] ongeluk om, [Dm] maar de [A] meesten sterven van [D] [Gm] ouderdom.
[Dm] _
_ _ [F] De [G] koning zei [A] kribbig, ja dat wist ik al [Dm] lang.
_ [Bb]
Maar wat [A] is de dood, [Dm] waarom [Gm] ben ik zo bang?
[Dm] _ _ _ _ _
_ _ De knapste [Bb] geleerde zei toen, mag ik soms even?
_ [Dm] Misschien moet u sieren met de dood leren leven.
_ De koning [E] sprong op, zijn woede [Gm] was groot en hij schreeuwde, ik [D] eis een antwoord, wat is de [Eb] dood?
_ [D] _ _
[F] Toen sprak [G] een geleerde [A] met veel [Dm] fantasie, [Bb] zal ik [A] eens vertellen sieren, [Dm] hoe ik dat nu zie. _ _
_ _ _ _ _ _
De dood [Bb] komt je [Am] halen, de dood [Gm] raakt je aan, [Dm] dus de [A] dood moet in levende [D] lijven [Gm] [Dm] bestaan.
_ We moeten hem [Bb] vangen, [Dm] dan zijn we [Gm] eraf. _ _
Leven [Db] het leven, [Dm] weg met het graf.
_ [Gm] _ [Dm] _ _
_ [F] Ach de [G] dood, zei de [A] knapste, is niet te [Dm] verslaan, [Bb] want [A] als je een beet [D] pakt, dan ga je [Gm] eraan.
[Dm] _ _ _ _ _
_ _ _ [F] _ Toen kreeg de koning [C] een schitterend plan, [Dm] hij zei ik, een _
[Am] stokoude doodzieke man.
[Bb]
Hij heeft schat [F] ik nog maar [Bb] een uurtje te gaan, dus de dood [C] komt hem halen, [F] de dood komt eraan. _
_ _ _ We bouwen een [C] glazen kooi om zijn bed [Dm] en de deur wordt _ [Am] uitnodigend opengezet.
Is [B] de dood [F] eenmaal binnen, [Bb] op weg naar zijn prooi, _ dan sluiten we [C] snel [F] de deur van de kooi. _ _ _ _ _
Al dus [Dm] werd besloten, men [Bb] ging aan de [F] slag en de [Gm] dood werd [F] gevangen, nog diezelfde dag. _ _
Somber [Dm] en treurig zat hij [Bb] achter het glas, _ [F] alsof hij een levend museumstuk was. _
_ [Bb] Nog nooit [F] was het volk [Bb] zo gelukkig [F] geweest, _ _
[Bb] _ jaren [F] en jaren vierde men feest. _ _
_ _ _ _ _ _
[Dm] Maar [Bb] op den duur ging het feest te vervelen [Dm] en ging men gevaarlijke [D] spelletjes [Gm] [Dm] spelen. _
Men sprong [Bb] van torens, in diepe ravijnen, [Dm] men [A] stoeide met leeuwen [Dm] en met wilde zwijnen.
_ [F] Men dronk liters en [G] liters [A] vergiftigde [Dm] wijn _ en [A] voerde wat oorlog, [Dm]
gewoon voor de gein. _ _ _
En niemand ging [Bb] dood, [Am] geen mens [Gm] ging verloren, maar er werden [Db] wel steeds meer [Dm] baby's geboren.
_ _ Het werd [Bb] alsmaar [C] drukker, men [Bb] kreeg het benauwd, er werden [A] zelfs mensen [Dm] zee ingedouwd.
_ [F] En [G] honderd jaar later [A] was de lol er [Dm]
vanaf [Bb] en ging men [A] weer verlangen [Dm] naar de rust van het graf. _
_ _ _ _ _ [F]
De koning dacht, _ [C] goed ik ben niet meer bang, [Dm] maar ik vind alles zo [Am] saai en ik regeer al zo lang.
[Bb] _ Opnieuw [F] riep hij toen de [Bbm] geleerde [Bb] bijheen en zei, wat een [C] ellende, _ [F] waar moet dat heen?
_ _ _ _ _ [Dm]
De [Bb] knapste geleerde, [Am] inmiddels zo drie [Gm] eeuwen oud, [Dm] zei, [D] bevrijd op de dood, want zo [Gm] gaat het [Dm] fout. _
Maar de [Gm] jongste geleerde [Am] zei, ja wie laat [Bb] hem los, [Dm] wie de deuren [A] opendoet, is [D] als eerste de [Gm] klos.
[Dm] _ _ _ _ _ _
[F] De koning stond op [C] en zei, _ theatraal, [Dm] laat mij het maar doen, [Am] gegroet allemaal.
_ [Bb] Mijn angst [F] voor de dood [G] is nu al [F] genezen, ik heb geloof ik meer van het eeuwige leven te vrezen. _ _ _ _
_ _ _ Hij [Bb] schreet naar de kooi, [F] _ [Bb] machtig en groot, [F] en stierf [Gm] in de armen van [F] de gretig dood. _ _
_ Leve de [Dm] dood, riep het volk _ [Bb] dolgelukkig, [F] en ze leefden nog lang en stierf.
[Bb] _ _ [F] _ _ _ _ _ _ [Bb] _ _
[F] _ _ [G] _ _ [Bb] _ _
_ [C] _ _ [F] _ _ _
[Am] _ _ [C] _ _ _ _
_ [F] _ Er was [Bb] eens een koning, _ machtig en groot, [F]
die had slechts [Db] één vijand, [Dm] en dat was de dood.
_ [F] _ _
[Bb] Waarom moest de dood toch [F] zijn leven [Bb] bederven?
_ [F] Waarom was hij [Db] zo bang, [Dm] zo bang om te sterven? _
[F] De koning ontboot toen [C]
al zijn geleerden, [Dm] die te paard en karkoets aan [Am] het hof arriveerden.
_ [Bb] _ Morgen [F] geleerden, [Gm] zei de koning [Bb] beleefd.
Ik zit met een [C] vraag, [F] waar niemand antwoord op heeft. _ _ _ _
_ [Dm] De jongste [Bb] geleerde, [C] een [Gm] ijdele snaak, [Dm] riep, vraagt u [A] maar sieren, [D] vraagt u [Gm] maar rak.
[Dm] _ _ Wilt u soms [Bb]
weten [Am] hoeveel [Gm] sterren er zijn, of [Dm] hoe zwaar [A] al het zand weegt van [Dm] de grote woestijn?
_ [F] Of hoe de [G] belasting [A] massaal wordt [Dm] ontdoken, of [Bb] hoe_
Maar toen werd [A] hij [D] abrupt [Gm] onderbroken.
[Dm] _ _ _
_ _ _ _ _ [F] _
_ Welnee, zei de [C] koning een tikje afwezig, _ [Dm] waarom gaan we dood?
[Am] Kijk, dat houdt me _ [Bb] bezig.
Niet één [F] der geleerden [Bbm] had zo'n vraag [Bb] verwacht.
Al sla [C] je me dood, [F] zei de jongste heel zacht.
_ _ _ [Dm] _
De oudste [Bb] geleerde [Am] nam [Bb] toen het woord en [Dm] zei, sieren, [D] sommige mensen [Gm] worden [Dm] vermoord. _
_ Anderen [Bb] komen [Am] per [Gm] ongeluk om, [Dm] maar de [A] meesten sterven van [D] [Gm] ouderdom.
[Dm] _
_ _ [F] De [G] koning zei [A] kribbig, ja dat wist ik al [Dm] lang.
_ [Bb]
Maar wat [A] is de dood, [Dm] waarom [Gm] ben ik zo bang?
[Dm] _ _ _ _ _
_ _ De knapste [Bb] geleerde zei toen, mag ik soms even?
_ [Dm] Misschien moet u sieren met de dood leren leven.
_ De koning [E] sprong op, zijn woede [Gm] was groot en hij schreeuwde, ik [D] eis een antwoord, wat is de [Eb] dood?
_ [D] _ _
[F] Toen sprak [G] een geleerde [A] met veel [Dm] fantasie, [Bb] zal ik [A] eens vertellen sieren, [Dm] hoe ik dat nu zie. _ _
_ _ _ _ _ _
De dood [Bb] komt je [Am] halen, de dood [Gm] raakt je aan, [Dm] dus de [A] dood moet in levende [D] lijven [Gm] [Dm] bestaan.
_ We moeten hem [Bb] vangen, [Dm] dan zijn we [Gm] eraf. _ _
Leven [Db] het leven, [Dm] weg met het graf.
_ [Gm] _ [Dm] _ _
_ [F] Ach de [G] dood, zei de [A] knapste, is niet te [Dm] verslaan, [Bb] want [A] als je een beet [D] pakt, dan ga je [Gm] eraan.
[Dm] _ _ _ _ _
_ _ _ [F] _ Toen kreeg de koning [C] een schitterend plan, [Dm] hij zei ik, een _
[Am] stokoude doodzieke man.
[Bb]
Hij heeft schat [F] ik nog maar [Bb] een uurtje te gaan, dus de dood [C] komt hem halen, [F] de dood komt eraan. _
_ _ _ We bouwen een [C] glazen kooi om zijn bed [Dm] en de deur wordt _ [Am] uitnodigend opengezet.
Is [B] de dood [F] eenmaal binnen, [Bb] op weg naar zijn prooi, _ dan sluiten we [C] snel [F] de deur van de kooi. _ _ _ _ _
Al dus [Dm] werd besloten, men [Bb] ging aan de [F] slag en de [Gm] dood werd [F] gevangen, nog diezelfde dag. _ _
Somber [Dm] en treurig zat hij [Bb] achter het glas, _ [F] alsof hij een levend museumstuk was. _
_ [Bb] Nog nooit [F] was het volk [Bb] zo gelukkig [F] geweest, _ _
[Bb] _ jaren [F] en jaren vierde men feest. _ _
_ _ _ _ _ _
[Dm] Maar [Bb] op den duur ging het feest te vervelen [Dm] en ging men gevaarlijke [D] spelletjes [Gm] [Dm] spelen. _
Men sprong [Bb] van torens, in diepe ravijnen, [Dm] men [A] stoeide met leeuwen [Dm] en met wilde zwijnen.
_ [F] Men dronk liters en [G] liters [A] vergiftigde [Dm] wijn _ en [A] voerde wat oorlog, [Dm]
gewoon voor de gein. _ _ _
En niemand ging [Bb] dood, [Am] geen mens [Gm] ging verloren, maar er werden [Db] wel steeds meer [Dm] baby's geboren.
_ _ Het werd [Bb] alsmaar [C] drukker, men [Bb] kreeg het benauwd, er werden [A] zelfs mensen [Dm] zee ingedouwd.
_ [F] En [G] honderd jaar later [A] was de lol er [Dm]
vanaf [Bb] en ging men [A] weer verlangen [Dm] naar de rust van het graf. _
_ _ _ _ _ [F]
De koning dacht, _ [C] goed ik ben niet meer bang, [Dm] maar ik vind alles zo [Am] saai en ik regeer al zo lang.
[Bb] _ Opnieuw [F] riep hij toen de [Bbm] geleerde [Bb] bijheen en zei, wat een [C] ellende, _ [F] waar moet dat heen?
_ _ _ _ _ [Dm]
De [Bb] knapste geleerde, [Am] inmiddels zo drie [Gm] eeuwen oud, [Dm] zei, [D] bevrijd op de dood, want zo [Gm] gaat het [Dm] fout. _
Maar de [Gm] jongste geleerde [Am] zei, ja wie laat [Bb] hem los, [Dm] wie de deuren [A] opendoet, is [D] als eerste de [Gm] klos.
[Dm] _ _ _ _ _ _
[F] De koning stond op [C] en zei, _ theatraal, [Dm] laat mij het maar doen, [Am] gegroet allemaal.
_ [Bb] Mijn angst [F] voor de dood [G] is nu al [F] genezen, ik heb geloof ik meer van het eeuwige leven te vrezen. _ _ _ _
_ _ _ Hij [Bb] schreet naar de kooi, [F] _ [Bb] machtig en groot, [F] en stierf [Gm] in de armen van [F] de gretig dood. _ _
_ Leve de [Dm] dood, riep het volk _ [Bb] dolgelukkig, [F] en ze leefden nog lang en stierf.
[Bb] _ _ [F] _ _ _ _ _ _ [Bb] _ _
[F] _ _ [G] _ _ [Bb] _ _
_ [C] _ _ [F] _ _ _