Chords for Bert & Ernie - Optellen
Tempo:
100.15 bpm
Chords used:
A
E
B
D
F#m
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
Er was eens heel lang geleden een mooie koppel duif.
Hallo, Bert.
Hoi, Bert.
Nee, wat het ook is, ik wil even lezen, heel alleen, in mijn eentje.
[E] Oké, Ernie?
Graag.
Ik liep aan iets heel interessants te denken.
Hou je mond, Ernie.
Ik wil even [E] lezen.
Ik liep te denken aan optellen.
Je weet wel, [A] met getallen.
Een gordijans.
Het cijfer 1 is niet mijn favorietje.
Waar komt die muziek vandaan?
Want 1 is ik alleen, dus zonder jou.
[Bm] Au, au, [A] niet prikken.
Want 1 is dikke [F#m] mik, dat is 2, dus jij en ik.
[E] Daarom hou ik zoveel van het [A] cijfer 2.
Je bent niet goed, Snik.
[F#m]
Tel de cijfers op en [A] doe gezellig met me mee.
[B] Tellen is zo leuk, want 1 plus [Am] 1 is 2.
Ernie, dit is niet normaal.
Je moet hiermee stoppen.
[E] Maar je moet [A] weten, het cijfer 2 is niet mijn favoriete cijfer.
[E] O, nee?
Diep liep hoera.
[A] Het cijfer 2 is niet mijn favorietje.
Zo is het wel genoeg, [E] maar 2 is best leuk.
Maar [B] luister [A] even hier.
Fijn.
Tel er nog maar eens 2 bij.
En [F#m] dan ben ik pas echt blij.
[E] Tellen is zo leuk, want 2 plus [A] 2 is 4.
Over en koekie.
Tel de cijfers op en samen maken we [Dm] plezier.
[E] Tellen is zo [B] leuk, want 2 plus [A] 2 is 4.
Niet te [E] geloven, Ernie.
Het [Em] enige wat ik wil is [A] rustig leven in mijn stoel.
Maar je moet weten, 4 [E] is ook niet mijn favoriete getal.
Bert?
[A] Het cijfer 4 is niet mijn [D] favorietje.
[E] Dat hangt je vast en [A] zeker over. Wacht.
We zijn nu pas bij [F#m] 4.
4 erbij.
Dat is pas [B] plezier.
Wat?
[E] Tellen is zo leuk, want [B] 4 plus [A] 4 is 8. 4 koeien.
[D]
Tel de [G] cijfers [B] op, ja, tel maar mee uit alle macht.
Zijn [E] tellen is zo leuk, want 4 plus [D] 4 is 8.
Oh, [G] Ernie, wat doe je me toch weer aan?
[A] Is hier ook een porseleinkast?
Op de verder.
[F#m] Dus 4 plus 4 is 8.
[A] Dat is heel erg goed bedacht.
[G#] Maar plus 1 is 9 [A] en die kom ik ook vaak tegen.
[D] En tel er nog 1 bij.
[A] Heb jij dat [N] ooit gezien?
9 plus 1 is samen 10.
Nee, [F#m] zing je mee?
[E] Maar [A] misschien Tel op.
[N] Tel de cijfers op, ja, tel maar mee van Noordopschuis.
[E] Maar hey, nu is ons [B] hotelliedje [A] uit.
Maar hey, nu [Bm] is ons [D] hotelliedje uit.
[E] Je hebt het [D] zelf gezien, tel maar dat [A] 10.
Oh, [Am] dit was leuk, hè?
[D] Ja, nou, zie [G#] je hoe leuk optellen is, [A] Piet?
Ja, ja, [G#] optellen is echt, hè, Ernie?
[N] Ik wilde alleen maar gewoon in mijn eentje rustig gaan lezen.
En nu zitten we hier met zijn 10e.
Weet je wat ik vind?
Je moet eens proberen af te trekken.
Probeer dat eens.
Goed, Bert.
Rustig.
Bert, Bert, Bert.
Natuurlijk kan ik ook aftrekken.
Ik ga wel in het park spelen, dat is alleen minder.
Eens even zien, 10 met 1.
Dat wordt 9.
[C]
Maar, maar, maar
Wacht, Ernie, wacht, Ernie.
[D] Weet je, Bert?
9 [G] is een mooi cijfer.
[E]
Zullen we dan ook weer naar het [Em] park?
Hey, ga weg, vooruit, ga weg.
[B] In je mandje, schiet op.
[F] Allemaal weg.
Hey, ga weg.
[G#] Vooruit, schiet op, ga weg.
[A#]
Hallo, Bert.
Hoi, Bert.
Nee, wat het ook is, ik wil even lezen, heel alleen, in mijn eentje.
[E] Oké, Ernie?
Graag.
Ik liep aan iets heel interessants te denken.
Hou je mond, Ernie.
Ik wil even [E] lezen.
Ik liep te denken aan optellen.
Je weet wel, [A] met getallen.
Een gordijans.
Het cijfer 1 is niet mijn favorietje.
Waar komt die muziek vandaan?
Want 1 is ik alleen, dus zonder jou.
[Bm] Au, au, [A] niet prikken.
Want 1 is dikke [F#m] mik, dat is 2, dus jij en ik.
[E] Daarom hou ik zoveel van het [A] cijfer 2.
Je bent niet goed, Snik.
[F#m]
Tel de cijfers op en [A] doe gezellig met me mee.
[B] Tellen is zo leuk, want 1 plus [Am] 1 is 2.
Ernie, dit is niet normaal.
Je moet hiermee stoppen.
[E] Maar je moet [A] weten, het cijfer 2 is niet mijn favoriete cijfer.
[E] O, nee?
Diep liep hoera.
[A] Het cijfer 2 is niet mijn favorietje.
Zo is het wel genoeg, [E] maar 2 is best leuk.
Maar [B] luister [A] even hier.
Fijn.
Tel er nog maar eens 2 bij.
En [F#m] dan ben ik pas echt blij.
[E] Tellen is zo leuk, want 2 plus [A] 2 is 4.
Over en koekie.
Tel de cijfers op en samen maken we [Dm] plezier.
[E] Tellen is zo [B] leuk, want 2 plus [A] 2 is 4.
Niet te [E] geloven, Ernie.
Het [Em] enige wat ik wil is [A] rustig leven in mijn stoel.
Maar je moet weten, 4 [E] is ook niet mijn favoriete getal.
Bert?
[A] Het cijfer 4 is niet mijn [D] favorietje.
[E] Dat hangt je vast en [A] zeker over. Wacht.
We zijn nu pas bij [F#m] 4.
4 erbij.
Dat is pas [B] plezier.
Wat?
[E] Tellen is zo leuk, want [B] 4 plus [A] 4 is 8. 4 koeien.
[D]
Tel de [G] cijfers [B] op, ja, tel maar mee uit alle macht.
Zijn [E] tellen is zo leuk, want 4 plus [D] 4 is 8.
Oh, [G] Ernie, wat doe je me toch weer aan?
[A] Is hier ook een porseleinkast?
Op de verder.
[F#m] Dus 4 plus 4 is 8.
[A] Dat is heel erg goed bedacht.
[G#] Maar plus 1 is 9 [A] en die kom ik ook vaak tegen.
[D] En tel er nog 1 bij.
[A] Heb jij dat [N] ooit gezien?
9 plus 1 is samen 10.
Nee, [F#m] zing je mee?
[E] Maar [A] misschien Tel op.
[N] Tel de cijfers op, ja, tel maar mee van Noordopschuis.
[E] Maar hey, nu is ons [B] hotelliedje [A] uit.
Maar hey, nu [Bm] is ons [D] hotelliedje uit.
[E] Je hebt het [D] zelf gezien, tel maar dat [A] 10.
Oh, [Am] dit was leuk, hè?
[D] Ja, nou, zie [G#] je hoe leuk optellen is, [A] Piet?
Ja, ja, [G#] optellen is echt, hè, Ernie?
[N] Ik wilde alleen maar gewoon in mijn eentje rustig gaan lezen.
En nu zitten we hier met zijn 10e.
Weet je wat ik vind?
Je moet eens proberen af te trekken.
Probeer dat eens.
Goed, Bert.
Rustig.
Bert, Bert, Bert.
Natuurlijk kan ik ook aftrekken.
Ik ga wel in het park spelen, dat is alleen minder.
Eens even zien, 10 met 1.
Dat wordt 9.
[C]
Maar, maar, maar
Wacht, Ernie, wacht, Ernie.
[D] Weet je, Bert?
9 [G] is een mooi cijfer.
[E]
Zullen we dan ook weer naar het [Em] park?
Hey, ga weg, vooruit, ga weg.
[B] In je mandje, schiet op.
[F] Allemaal weg.
Hey, ga weg.
[G#] Vooruit, schiet op, ga weg.
[A#]
Key:
A
E
B
D
F#m
A
E
B
_ Er was eens heel lang geleden een mooie koppel duif.
Hallo, Bert.
Hoi, Bert.
Nee, wat het ook is, ik wil even lezen, heel alleen, in mijn eentje.
_ [E] Oké, Ernie?
Graag.
Ik liep aan iets heel interessants te denken.
Hou je mond, Ernie.
Ik wil even [E] lezen.
Ik liep te denken aan optellen.
Je weet wel, [A] met getallen.
Een gordijans.
Het cijfer 1 is niet mijn favorietje.
Waar komt die muziek vandaan?
Want 1 is ik alleen, dus zonder jou.
[Bm] Au, au, [A] niet prikken.
Want 1 is dikke [F#m] mik, dat is 2, dus jij en ik.
[E] Daarom hou ik zoveel van het [A] cijfer 2.
Je bent niet goed, Snik.
[F#m]
Tel de cijfers op en [A] doe gezellig met me mee.
[B] Tellen is zo leuk, want 1 plus [Am] 1 is 2.
Ernie, dit is niet normaal.
Je moet hiermee stoppen.
[E] Maar je moet [A] weten, het cijfer 2 is niet mijn favoriete cijfer.
[E] O, nee?
Diep liep hoera.
[A] Het cijfer 2 is niet mijn favorietje.
Zo is het wel genoeg, [E] maar 2 is best leuk.
Maar [B] luister [A] even hier.
Fijn.
Tel er nog maar eens 2 bij.
En [F#m] dan ben ik pas echt blij.
[E] Tellen is zo leuk, want 2 plus [A] 2 is 4.
Over en koekie.
Tel de cijfers op en samen maken we [Dm] plezier.
[E] Tellen is zo [B] leuk, want 2 plus [A] 2 is 4.
Niet te [E] geloven, Ernie.
Het [Em] enige wat ik wil is [A] rustig leven in mijn stoel.
Maar je moet weten, 4 [E] is ook niet mijn favoriete getal.
Bert?
[A] Het cijfer 4 is niet mijn [D] favorietje.
_ [E] Dat hangt je vast en [A] zeker over. Wacht.
_ _ We zijn nu pas bij [F#m] 4.
4 erbij.
Dat is pas [B] plezier.
Wat?
[E] Tellen is zo leuk, want [B] 4 plus [A] 4 is 8. 4 koeien.
[D] _
Tel de [G] cijfers [B] op, ja, tel maar mee uit alle macht.
Zijn [E] tellen is zo leuk, want 4 plus [D] 4 is 8.
Oh, [G] Ernie, wat doe je me toch weer aan?
[A] Is hier ook een porseleinkast?
Op de verder. _ _
_ _ [F#m] Dus 4 plus 4 is 8.
[A] Dat is heel erg goed bedacht.
[G#] Maar plus 1 is 9 [A] en die kom ik ook vaak tegen.
[D] En tel er nog 1 bij.
[A] Heb jij dat [N] ooit gezien?
9 plus 1 is samen 10.
Nee, [F#m] zing je mee?
[E] Maar [A] misschien_ Tel op.
[N] Tel de cijfers op, ja, tel maar mee van Noordopschuis.
[E] Maar hey, nu is ons [B] hotelliedje [A] uit.
_ Maar hey, nu [Bm] is ons [D] hotelliedje uit.
_ [E] Je hebt het [D] zelf gezien, tel maar dat [A] 10.
_ _ _ _ _ Oh, [Am] dit was leuk, hè?
[D] Ja, nou, zie [G#] je hoe leuk optellen is, [A] Piet?
Ja, ja, [G#] optellen is echt, hè, Ernie?
[N] Ik wilde alleen maar gewoon in mijn eentje rustig gaan lezen.
En nu zitten we hier met zijn 10e.
Weet je wat ik vind?
Je moet eens proberen af te trekken.
Probeer dat eens.
Goed, Bert.
Rustig.
Bert, Bert, Bert.
Natuurlijk kan ik ook aftrekken.
Ik ga wel in het park spelen, dat is alleen minder.
Eens even zien, 10 met 1.
Dat wordt 9.
_ [C]
Maar, maar, maar_
Wacht, Ernie, wacht, Ernie. _
[D] Weet je, Bert?
9 [G] is een mooi cijfer.
_ _ _ [E]
Zullen we dan ook weer naar het [Em] park?
Hey, ga weg, vooruit, ga weg.
[B] In je mandje, schiet op.
[F] Allemaal weg.
Hey, ga weg.
[G#] Vooruit, schiet op, ga weg.
[A#] _
Hallo, Bert.
Hoi, Bert.
Nee, wat het ook is, ik wil even lezen, heel alleen, in mijn eentje.
_ [E] Oké, Ernie?
Graag.
Ik liep aan iets heel interessants te denken.
Hou je mond, Ernie.
Ik wil even [E] lezen.
Ik liep te denken aan optellen.
Je weet wel, [A] met getallen.
Een gordijans.
Het cijfer 1 is niet mijn favorietje.
Waar komt die muziek vandaan?
Want 1 is ik alleen, dus zonder jou.
[Bm] Au, au, [A] niet prikken.
Want 1 is dikke [F#m] mik, dat is 2, dus jij en ik.
[E] Daarom hou ik zoveel van het [A] cijfer 2.
Je bent niet goed, Snik.
[F#m]
Tel de cijfers op en [A] doe gezellig met me mee.
[B] Tellen is zo leuk, want 1 plus [Am] 1 is 2.
Ernie, dit is niet normaal.
Je moet hiermee stoppen.
[E] Maar je moet [A] weten, het cijfer 2 is niet mijn favoriete cijfer.
[E] O, nee?
Diep liep hoera.
[A] Het cijfer 2 is niet mijn favorietje.
Zo is het wel genoeg, [E] maar 2 is best leuk.
Maar [B] luister [A] even hier.
Fijn.
Tel er nog maar eens 2 bij.
En [F#m] dan ben ik pas echt blij.
[E] Tellen is zo leuk, want 2 plus [A] 2 is 4.
Over en koekie.
Tel de cijfers op en samen maken we [Dm] plezier.
[E] Tellen is zo [B] leuk, want 2 plus [A] 2 is 4.
Niet te [E] geloven, Ernie.
Het [Em] enige wat ik wil is [A] rustig leven in mijn stoel.
Maar je moet weten, 4 [E] is ook niet mijn favoriete getal.
Bert?
[A] Het cijfer 4 is niet mijn [D] favorietje.
_ [E] Dat hangt je vast en [A] zeker over. Wacht.
_ _ We zijn nu pas bij [F#m] 4.
4 erbij.
Dat is pas [B] plezier.
Wat?
[E] Tellen is zo leuk, want [B] 4 plus [A] 4 is 8. 4 koeien.
[D] _
Tel de [G] cijfers [B] op, ja, tel maar mee uit alle macht.
Zijn [E] tellen is zo leuk, want 4 plus [D] 4 is 8.
Oh, [G] Ernie, wat doe je me toch weer aan?
[A] Is hier ook een porseleinkast?
Op de verder. _ _
_ _ [F#m] Dus 4 plus 4 is 8.
[A] Dat is heel erg goed bedacht.
[G#] Maar plus 1 is 9 [A] en die kom ik ook vaak tegen.
[D] En tel er nog 1 bij.
[A] Heb jij dat [N] ooit gezien?
9 plus 1 is samen 10.
Nee, [F#m] zing je mee?
[E] Maar [A] misschien_ Tel op.
[N] Tel de cijfers op, ja, tel maar mee van Noordopschuis.
[E] Maar hey, nu is ons [B] hotelliedje [A] uit.
_ Maar hey, nu [Bm] is ons [D] hotelliedje uit.
_ [E] Je hebt het [D] zelf gezien, tel maar dat [A] 10.
_ _ _ _ _ Oh, [Am] dit was leuk, hè?
[D] Ja, nou, zie [G#] je hoe leuk optellen is, [A] Piet?
Ja, ja, [G#] optellen is echt, hè, Ernie?
[N] Ik wilde alleen maar gewoon in mijn eentje rustig gaan lezen.
En nu zitten we hier met zijn 10e.
Weet je wat ik vind?
Je moet eens proberen af te trekken.
Probeer dat eens.
Goed, Bert.
Rustig.
Bert, Bert, Bert.
Natuurlijk kan ik ook aftrekken.
Ik ga wel in het park spelen, dat is alleen minder.
Eens even zien, 10 met 1.
Dat wordt 9.
_ [C]
Maar, maar, maar_
Wacht, Ernie, wacht, Ernie. _
[D] Weet je, Bert?
9 [G] is een mooi cijfer.
_ _ _ [E]
Zullen we dan ook weer naar het [Em] park?
Hey, ga weg, vooruit, ga weg.
[B] In je mandje, schiet op.
[F] Allemaal weg.
Hey, ga weg.
[G#] Vooruit, schiet op, ga weg.
[A#] _