Bottere Chords by Carboon
Tempo:
127.3 bpm
Chords used:
F
C
Bb
Dm
A
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[A] [Dm]
Snieger, ken ik botteren?
[A] Goan [Dm] appetiet.
Uw snoen neem is knotteren, gine had meer tijd.
[C] Kom in de bus, [F] jonge spitse, [Gm] dan zitten ze in het [Dm] nevenheen.
Moest u weer iets naar it, dan bleek u schudden mee.
Wat hasten op [F] het broed, chef?
Kloetendrek met slaam.
Geef mich die van dicht, chef.
Ik ga een [D] koal uitlaan.
[F] Valswerk,
[C] hoogloon, [Bb] een dikke [C]
[F] botter met de [Bb] jonkluk af.
[F] Pompelak, [C] zwandig [F] snoerste soepenkraak.
Valswerk,
[C] hoogloon, [Bb] een [C] dikke botter [F] met de [Bb] jonkluk af.
[F] [C] Pompelak, zwandig [Gm] snoerste [F] [Em] [Dm] soepenkraak.
Kale vlaam met broemen [A] in een rauwe [Dm] hoge zet.
Jof, een diepje vroemen voor mijn steen met vet.
[C] Stadien in [F] het oogje, [Gm] voor een stempje [Dm] woos.
[Gm] Nee, ik wil [Dm] niet woosje, op de ming zit knoos.
Kijk eens naar [F] de stassen, [Bb] die het [F] spek met zwart.
[Bb] De jurlaat [F] ravenassen, [A] hoe het [D] erin gaat.
[C]
[F] Valswerk, [C] hoogloon, [Bb] een dikke [F] botter met de [Bb] jonkluk af.
[F] Pompelak,
[C] zwandig [F] snoerste soepenkraak.
Valswerk, [C] hoogloon, [Bb] een dikke [C] botter [F] met de [Bb] jonkluk af.
[F]
[G] Pompelak, zwandig [F] snoerste [E] soepenkraak.
[Dm]
Wat is de Frans aan het kijken?
[A] Ik wil weg met zijn.
De kruis met ries de vlekken, smaakt me naad alleen.
[C] Wie kunst er aan [F] die schenk niet is, [Gm] die kreeg ik van de [Dm] vrouw.
[Gm] De Willem Edweard [Dm] stinkiest, werpt hem in de zouw.
[Bb] De Pipilul had [F] presk op, [Bb] de Hoeveet [F] epelsla.
[Bb] De Harry Hadding [F] rest erop, [A] van de [D] kermisla.
[C] [F] Valswerk,
[C] hoogloon, [Bb] een dikke [F] botter met de [Bb] jonkluk af.
[F] Pompelak, [C] zwandig [F] snoerste soepenkraak.
Valswerk,
[C] hoogloon, [Bb] een dikke
[F] botter met de [Bb] jonkluk af.
[F] [C] Pompelak, zwandig [G] [F] snoerste soepenkraak.
[Dm]
De Sher-Itkouwe [A] Poetes, ik hang zelf [Dm] geslacht.
Hoe is het daar een verkeer, wie houdt dat [D] gedag?
[C] De kubus met het [F] schuifke, [Gm] had een voele [Dm] maag.
De [Gm] vroot zich juist het [Dm] huifke, [A] van de ege [Dm] slaag.
[Bb] Alleen de lange [F] joep flieks, mag germ die maag er wat.
Kijk op enne [F] dikke niks, [A] met een lange [D] stans.
[C]
[F] Valswerk, [C] hoogloon, [Bb] een [C] dikke [F] botter met de [Bb]
jonkluk af.
[F] Pompelak,
[C] zwandig [F] snoerste soepenkraak.
Valswerk, [C] hoogloon,
[Bb] een dikke [F] botter met de [Bb] jonkluk af.
[F] Pompelak,
[C] zwandig [F] snoerste [Gm] soepenkraak.
[Dm] [A] [Dm]
[N]
Snieger, ken ik botteren?
[A] Goan [Dm] appetiet.
Uw snoen neem is knotteren, gine had meer tijd.
[C] Kom in de bus, [F] jonge spitse, [Gm] dan zitten ze in het [Dm] nevenheen.
Moest u weer iets naar it, dan bleek u schudden mee.
Wat hasten op [F] het broed, chef?
Kloetendrek met slaam.
Geef mich die van dicht, chef.
Ik ga een [D] koal uitlaan.
[F] Valswerk,
[C] hoogloon, [Bb] een dikke [C]
[F] botter met de [Bb] jonkluk af.
[F] Pompelak, [C] zwandig [F] snoerste soepenkraak.
Valswerk,
[C] hoogloon, [Bb] een [C] dikke botter [F] met de [Bb] jonkluk af.
[F] [C] Pompelak, zwandig [Gm] snoerste [F] [Em] [Dm] soepenkraak.
Kale vlaam met broemen [A] in een rauwe [Dm] hoge zet.
Jof, een diepje vroemen voor mijn steen met vet.
[C] Stadien in [F] het oogje, [Gm] voor een stempje [Dm] woos.
[Gm] Nee, ik wil [Dm] niet woosje, op de ming zit knoos.
Kijk eens naar [F] de stassen, [Bb] die het [F] spek met zwart.
[Bb] De jurlaat [F] ravenassen, [A] hoe het [D] erin gaat.
[C]
[F] Valswerk, [C] hoogloon, [Bb] een dikke [F] botter met de [Bb] jonkluk af.
[F] Pompelak,
[C] zwandig [F] snoerste soepenkraak.
Valswerk, [C] hoogloon, [Bb] een dikke [C] botter [F] met de [Bb] jonkluk af.
[F]
[G] Pompelak, zwandig [F] snoerste [E] soepenkraak.
[Dm]
Wat is de Frans aan het kijken?
[A] Ik wil weg met zijn.
De kruis met ries de vlekken, smaakt me naad alleen.
[C] Wie kunst er aan [F] die schenk niet is, [Gm] die kreeg ik van de [Dm] vrouw.
[Gm] De Willem Edweard [Dm] stinkiest, werpt hem in de zouw.
[Bb] De Pipilul had [F] presk op, [Bb] de Hoeveet [F] epelsla.
[Bb] De Harry Hadding [F] rest erop, [A] van de [D] kermisla.
[C] [F] Valswerk,
[C] hoogloon, [Bb] een dikke [F] botter met de [Bb] jonkluk af.
[F] Pompelak, [C] zwandig [F] snoerste soepenkraak.
Valswerk,
[C] hoogloon, [Bb] een dikke
[F] botter met de [Bb] jonkluk af.
[F] [C] Pompelak, zwandig [G] [F] snoerste soepenkraak.
[Dm]
De Sher-Itkouwe [A] Poetes, ik hang zelf [Dm] geslacht.
Hoe is het daar een verkeer, wie houdt dat [D] gedag?
[C] De kubus met het [F] schuifke, [Gm] had een voele [Dm] maag.
De [Gm] vroot zich juist het [Dm] huifke, [A] van de ege [Dm] slaag.
[Bb] Alleen de lange [F] joep flieks, mag germ die maag er wat.
Kijk op enne [F] dikke niks, [A] met een lange [D] stans.
[C]
[F] Valswerk, [C] hoogloon, [Bb] een [C] dikke [F] botter met de [Bb]
jonkluk af.
[F] Pompelak,
[C] zwandig [F] snoerste soepenkraak.
Valswerk, [C] hoogloon,
[Bb] een dikke [F] botter met de [Bb] jonkluk af.
[F] Pompelak,
[C] zwandig [F] snoerste [Gm] soepenkraak.
[Dm] [A] [Dm]
[N]
Key:
F
C
Bb
Dm
A
F
C
Bb
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ [A] _ _ _ _ [Dm] _ _
_ _ Snieger, ken ik botteren?
[A] Goan [Dm] appetiet.
Uw snoen neem is knotteren, gine had meer tijd.
[C] Kom in de bus, [F] jonge spitse, [Gm] dan zitten ze in het [Dm] nevenheen.
Moest u weer iets naar it, dan bleek u schudden mee.
Wat hasten op [F] het broed, chef? _
Kloetendrek met slaam.
Geef mich die van dicht, chef.
Ik ga een [D] koal uitlaan.
_ [F] _ Valswerk, _
[C] _ hoogloon, _ [Bb] een dikke [C] _
[F] botter met de [Bb] jonkluk af. _
[F] _ Pompelak, _ [C] _ _ zwandig [F] snoerste _ soepenkraak.
Valswerk, _
[C] _ hoogloon, _ [Bb] een [C] dikke botter [F] met de [Bb] jonkluk af. _
[F] _ _ _ _ _ [C] Pompelak, zwandig [Gm] snoerste [F] _ _ [Em] _ [Dm] soepenkraak. _
_ _ _ _ _ Kale vlaam met broemen [A] in een rauwe [Dm] hoge zet.
Jof, een diepje vroemen voor mijn steen met vet.
_ [C] Stadien in [F] het oogje, [Gm] voor een stempje [Dm] woos.
[Gm] Nee, ik wil [Dm] niet woosje, op de ming zit knoos.
Kijk eens naar [F] de stassen, [Bb] die het [F] spek met zwart.
[Bb] De jurlaat [F] ravenassen, _ [A] hoe het [D] erin gaat.
[C] _ _
[F] Valswerk, _ _ [C] _ _ hoogloon, [Bb] een dikke _ [F] botter met de [Bb] jonkluk af.
_ _ [F] _ Pompelak, _
[C] _ zwandig _ [F] snoerste soepenkraak. _
_ Valswerk, _ [C] _ hoogloon, _ [Bb] een dikke [C] _ botter [F] met de [Bb] jonkluk af.
_ [F] _ _ _ _
_ [G] Pompelak, zwandig [F] snoerste _ [E] soepenkraak.
_ [Dm] _ _ _ _ _ _
Wat is de Frans aan het kijken?
[A] Ik wil weg met zijn.
De kruis met ries de vlekken, smaakt me naad alleen.
[C] Wie kunst er aan [F] die schenk niet is, [Gm] die kreeg ik van de [Dm] vrouw.
[Gm] De Willem Edweard [Dm] stinkiest, werpt hem in de zouw.
[Bb] De Pipilul had [F] presk op, [Bb] de Hoeveet [F] epelsla.
[Bb] De Harry Hadding [F] rest erop, [A] van de [D] kermisla.
[C] _ _ [F] Valswerk, _ _
[C] hoogloon, _ [Bb] een dikke [F] botter met de [Bb] jonkluk af. _ _
[F] Pompelak, _ _ [C] _ zwandig [F] snoerste _ soepenkraak.
Valswerk, _ _
[C] hoogloon, _ _ [Bb] een dikke _
[F] botter met de _ [Bb] jonkluk af. _
[F] _ _ _ _ [C] Pompelak, zwandig [G] [F] snoerste _ soepenkraak.
[Dm] _ _ _
_ _ _ _ De Sher-Itkouwe [A] Poetes, ik hang zelf [Dm] geslacht.
Hoe is het daar een verkeer, wie houdt dat [D] gedag?
[C] De kubus met het [F] schuifke, [Gm] had een voele [Dm] maag.
De [Gm] vroot zich juist het [Dm] huifke, [A] van de ege [Dm] slaag.
[Bb] Alleen de lange [F] joep flieks, mag germ die maag er wat.
Kijk op enne [F] dikke niks, [A] met een lange [D] stans.
[C] _ _
[F] Valswerk, _ _ [C] hoogloon, _ [Bb] een [C] dikke [F] botter met de [Bb]
jonkluk af.
_ _ [F] Pompelak, _ _
[C] _ zwandig [F] snoerste _ soepenkraak.
Valswerk, _ _ [C] hoogloon, _ _
[Bb] een dikke _ [F] botter met de [Bb] jonkluk af.
_ [F] _ Pompelak, _
_ [C] _ zwandig [F] snoerste _ [Gm] soepenkraak.
_ _ _ [Dm] _ _ _ _ [A] _ _ _ _ _ _ _ [Dm] _
_ _ _ _ _ _ _ [N] _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ [A] _ _ _ _ [Dm] _ _
_ _ Snieger, ken ik botteren?
[A] Goan [Dm] appetiet.
Uw snoen neem is knotteren, gine had meer tijd.
[C] Kom in de bus, [F] jonge spitse, [Gm] dan zitten ze in het [Dm] nevenheen.
Moest u weer iets naar it, dan bleek u schudden mee.
Wat hasten op [F] het broed, chef? _
Kloetendrek met slaam.
Geef mich die van dicht, chef.
Ik ga een [D] koal uitlaan.
_ [F] _ Valswerk, _
[C] _ hoogloon, _ [Bb] een dikke [C] _
[F] botter met de [Bb] jonkluk af. _
[F] _ Pompelak, _ [C] _ _ zwandig [F] snoerste _ soepenkraak.
Valswerk, _
[C] _ hoogloon, _ [Bb] een [C] dikke botter [F] met de [Bb] jonkluk af. _
[F] _ _ _ _ _ [C] Pompelak, zwandig [Gm] snoerste [F] _ _ [Em] _ [Dm] soepenkraak. _
_ _ _ _ _ Kale vlaam met broemen [A] in een rauwe [Dm] hoge zet.
Jof, een diepje vroemen voor mijn steen met vet.
_ [C] Stadien in [F] het oogje, [Gm] voor een stempje [Dm] woos.
[Gm] Nee, ik wil [Dm] niet woosje, op de ming zit knoos.
Kijk eens naar [F] de stassen, [Bb] die het [F] spek met zwart.
[Bb] De jurlaat [F] ravenassen, _ [A] hoe het [D] erin gaat.
[C] _ _
[F] Valswerk, _ _ [C] _ _ hoogloon, [Bb] een dikke _ [F] botter met de [Bb] jonkluk af.
_ _ [F] _ Pompelak, _
[C] _ zwandig _ [F] snoerste soepenkraak. _
_ Valswerk, _ [C] _ hoogloon, _ [Bb] een dikke [C] _ botter [F] met de [Bb] jonkluk af.
_ [F] _ _ _ _
_ [G] Pompelak, zwandig [F] snoerste _ [E] soepenkraak.
_ [Dm] _ _ _ _ _ _
Wat is de Frans aan het kijken?
[A] Ik wil weg met zijn.
De kruis met ries de vlekken, smaakt me naad alleen.
[C] Wie kunst er aan [F] die schenk niet is, [Gm] die kreeg ik van de [Dm] vrouw.
[Gm] De Willem Edweard [Dm] stinkiest, werpt hem in de zouw.
[Bb] De Pipilul had [F] presk op, [Bb] de Hoeveet [F] epelsla.
[Bb] De Harry Hadding [F] rest erop, [A] van de [D] kermisla.
[C] _ _ [F] Valswerk, _ _
[C] hoogloon, _ [Bb] een dikke [F] botter met de [Bb] jonkluk af. _ _
[F] Pompelak, _ _ [C] _ zwandig [F] snoerste _ soepenkraak.
Valswerk, _ _
[C] hoogloon, _ _ [Bb] een dikke _
[F] botter met de _ [Bb] jonkluk af. _
[F] _ _ _ _ [C] Pompelak, zwandig [G] [F] snoerste _ soepenkraak.
[Dm] _ _ _
_ _ _ _ De Sher-Itkouwe [A] Poetes, ik hang zelf [Dm] geslacht.
Hoe is het daar een verkeer, wie houdt dat [D] gedag?
[C] De kubus met het [F] schuifke, [Gm] had een voele [Dm] maag.
De [Gm] vroot zich juist het [Dm] huifke, [A] van de ege [Dm] slaag.
[Bb] Alleen de lange [F] joep flieks, mag germ die maag er wat.
Kijk op enne [F] dikke niks, [A] met een lange [D] stans.
[C] _ _
[F] Valswerk, _ _ [C] hoogloon, _ [Bb] een [C] dikke [F] botter met de [Bb]
jonkluk af.
_ _ [F] Pompelak, _ _
[C] _ zwandig [F] snoerste _ soepenkraak.
Valswerk, _ _ [C] hoogloon, _ _
[Bb] een dikke _ [F] botter met de [Bb] jonkluk af.
_ [F] _ Pompelak, _
_ [C] _ zwandig [F] snoerste _ [Gm] soepenkraak.
_ _ _ [Dm] _ _ _ _ [A] _ _ _ _ _ _ _ [Dm] _
_ _ _ _ _ _ _ [N] _