Apie Chords by Chris Chameleon
Tempo:
108.2 bpm
Chords used:
C
G
Em
Am
D
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[Am] Doep doep doep, ha hee hee ha ha ha hee ha ha ha.
Doep doep doep, ha hee hee ha ha ha hee ha ha.
Dat is een apie wat nooit slaapt, niet wat deelt, dat geneelt, dat gemeent, kop [Em] rond, bons, bons, bons, bons, bons.
[Am] En hij houdt mij toch veel zwakker, hij is een niks wat bakken rakker, als [Em] hij zo bons, bons, bons, bons.
[C] En hij kan om [D] me keur niet, [C] hij wil om me [D] ammosteer niet, [C] kan mijn apie niet [D] beheer niet, [G] of weet.
[C] Doep doep doep, doep doep doep, doep doep doep, [G] doep doep doep, doep doep doep.
Apie, ik sta er daar vlecht, lijkt ze [C] zeil, hij doet doep doep doep, doep doep doep, doep doep doep.
[G] Mama leent apie, en niemand krijgt apie [Em] om te wijten, nee.
[Am] Doep doep doep, doep doep doep, doep doep doep, doep doep doep.
Dat is een apie in een kopje, en dat ook is mijn kopje, wat [Em] soms bons, bons, bons, bons, bons.
[Am] En mijn apie speelt op kopje, toch wel heel laag met zijn kopje, [Em] als hij zo bons, bons, bons, bons.
[C] En mijn apie [D] houdt nooit op niet, [C] om mijn daar op [D] te doep niet, [C] kan mijn apie [D] net nooit stop niet, hier [G] gaan we weer.
[C]
[G] Apie, ik sta er daar [C] vlecht, lijkt ze zeil, hij doet doep doep doep, doep doep doep, doep [G] doep doep.
Apie, en niemand krijgt apie [Em] om te wijten, nee.
Daar is [Am] een ouwe [Em] man bij, [G] die ik [C] altijd goeie raar [Am] krijg.
Hij [Em] zei van mij, [G] als ik mijn [C] apie stil wil [Am] krijgen, hoef ik niet [Em] verder te zoeken, [G] nee.
Voor een [C] apie moet je niet, [Am] want apie zal [Em] verdwijnen, als ik tijd [C] maak voor stilte tijd.
Doep doep doep doep doep, [G] allemaal lepen apie, ik sta er daar [C] vlecht, lijkt ze zeil, hij doet doep doep doep, doep doep doep.
[G] Allemaal lepen apie, en niemand krijgt zijn apie [C] om te wijten, nee.
Doep doep doep doep, [G] allemaal lepen apie, niemand wordt niet [C] geplanierd, niemand weet die ouwe apie, nee.
Niemand meer aan m'n poel mag, [G] nee, allemaal lepen apie, zo moet mijn stoel aangaan, [C] nee.
Jij hebt ook een apie, kom breng gerust jouw apie, [G] jouw ouwe apie paard, [C] nee.
[G]
Doep doep doep, ha hee hee ha ha ha hee ha ha.
Dat is een apie wat nooit slaapt, niet wat deelt, dat geneelt, dat gemeent, kop [Em] rond, bons, bons, bons, bons, bons.
[Am] En hij houdt mij toch veel zwakker, hij is een niks wat bakken rakker, als [Em] hij zo bons, bons, bons, bons.
[C] En hij kan om [D] me keur niet, [C] hij wil om me [D] ammosteer niet, [C] kan mijn apie niet [D] beheer niet, [G] of weet.
[C] Doep doep doep, doep doep doep, doep doep doep, [G] doep doep doep, doep doep doep.
Apie, ik sta er daar vlecht, lijkt ze [C] zeil, hij doet doep doep doep, doep doep doep, doep doep doep.
[G] Mama leent apie, en niemand krijgt apie [Em] om te wijten, nee.
[Am] Doep doep doep, doep doep doep, doep doep doep, doep doep doep.
Dat is een apie in een kopje, en dat ook is mijn kopje, wat [Em] soms bons, bons, bons, bons, bons.
[Am] En mijn apie speelt op kopje, toch wel heel laag met zijn kopje, [Em] als hij zo bons, bons, bons, bons.
[C] En mijn apie [D] houdt nooit op niet, [C] om mijn daar op [D] te doep niet, [C] kan mijn apie [D] net nooit stop niet, hier [G] gaan we weer.
[C]
[G] Apie, ik sta er daar [C] vlecht, lijkt ze zeil, hij doet doep doep doep, doep doep doep, doep [G] doep doep.
Apie, en niemand krijgt apie [Em] om te wijten, nee.
Daar is [Am] een ouwe [Em] man bij, [G] die ik [C] altijd goeie raar [Am] krijg.
Hij [Em] zei van mij, [G] als ik mijn [C] apie stil wil [Am] krijgen, hoef ik niet [Em] verder te zoeken, [G] nee.
Voor een [C] apie moet je niet, [Am] want apie zal [Em] verdwijnen, als ik tijd [C] maak voor stilte tijd.
Doep doep doep doep doep, [G] allemaal lepen apie, ik sta er daar [C] vlecht, lijkt ze zeil, hij doet doep doep doep, doep doep doep.
[G] Allemaal lepen apie, en niemand krijgt zijn apie [C] om te wijten, nee.
Doep doep doep doep, [G] allemaal lepen apie, niemand wordt niet [C] geplanierd, niemand weet die ouwe apie, nee.
Niemand meer aan m'n poel mag, [G] nee, allemaal lepen apie, zo moet mijn stoel aangaan, [C] nee.
Jij hebt ook een apie, kom breng gerust jouw apie, [G] jouw ouwe apie paard, [C] nee.
[G]
Key:
C
G
Em
Am
D
C
G
Em
[Am] Doep doep doep, _ ha hee hee ha ha ha hee ha ha ha.
Doep doep doep, ha hee hee ha ha ha hee ha ha.
Dat is een apie wat nooit slaapt, niet wat deelt, dat geneelt, dat gemeent, kop [Em] rond, bons, bons, bons, bons, bons. _
[Am] En hij houdt mij toch veel zwakker, hij is een niks wat bakken rakker, als [Em] hij zo bons, bons, bons, bons. _
[C] En hij kan om [D] me keur niet, _ [C] hij wil om me [D] ammosteer niet, [C] kan mijn apie niet [D] beheer niet, [G] of weet.
_ [C] Doep doep doep, doep _ doep doep, doep doep doep, [G] doep doep doep, doep doep doep.
_ Apie, ik sta er daar vlecht, lijkt ze [C] zeil, hij doet doep doep doep, doep doep doep, doep doep doep.
_ _ [G] Mama leent apie, en niemand krijgt apie [Em] om te wijten, nee.
_ [Am] Doep doep doep, _ _ _ _ _ doep doep doep, doep doep doep, doep doep doep.
_ Dat is een apie in een kopje, en dat ook is mijn kopje, wat [Em] soms bons, bons, bons, bons, bons.
_ [Am] En mijn apie speelt op kopje, toch wel heel laag met zijn kopje, [Em] als hij zo bons, bons, bons, bons.
[C] _ En mijn apie [D] houdt nooit op niet, _ [C] om mijn daar op [D] te doep niet, [C] kan mijn apie [D] net nooit stop niet, hier [G] gaan we weer. _
[C] _ _ _ _ _ _ _ _
[G] Apie, _ ik sta er daar [C] vlecht, lijkt ze zeil, hij doet doep doep doep, doep doep doep, doep [G] doep doep.
_ Apie, en niemand krijgt apie [Em] om te wijten, nee.
_ _ Daar is [Am] een ouwe [Em] man bij, [G] die ik [C] altijd goeie raar [Am] krijg.
Hij [Em] zei van mij, [G] als ik mijn [C] apie stil wil [Am] krijgen, hoef ik niet [Em] verder te zoeken, [G] nee.
Voor een [C] apie moet je niet, [Am] want apie zal [Em] _ _ verdwijnen, als ik tijd [C] maak voor stilte tijd.
_ Doep doep _ _ _ doep doep doep, [G] allemaal lepen apie, ik sta er daar [C] vlecht, lijkt ze zeil, hij doet doep doep doep, doep doep doep.
_ [G] Allemaal lepen apie, en niemand krijgt zijn apie [C] om te wijten, nee.
Doep doep doep doep, _ _ _ [G] allemaal lepen apie, niemand wordt niet [C] geplanierd, niemand weet die ouwe apie, nee.
Niemand meer aan m'n poel mag, [G] nee, allemaal lepen apie, zo moet mijn stoel aangaan, [C] nee.
Jij hebt ook een apie, kom breng gerust jouw apie, [G] jouw ouwe apie paard, [C] nee.
_ _ _ [G] _ _ _ _
Doep doep doep, ha hee hee ha ha ha hee ha ha.
Dat is een apie wat nooit slaapt, niet wat deelt, dat geneelt, dat gemeent, kop [Em] rond, bons, bons, bons, bons, bons. _
[Am] En hij houdt mij toch veel zwakker, hij is een niks wat bakken rakker, als [Em] hij zo bons, bons, bons, bons. _
[C] En hij kan om [D] me keur niet, _ [C] hij wil om me [D] ammosteer niet, [C] kan mijn apie niet [D] beheer niet, [G] of weet.
_ [C] Doep doep doep, doep _ doep doep, doep doep doep, [G] doep doep doep, doep doep doep.
_ Apie, ik sta er daar vlecht, lijkt ze [C] zeil, hij doet doep doep doep, doep doep doep, doep doep doep.
_ _ [G] Mama leent apie, en niemand krijgt apie [Em] om te wijten, nee.
_ [Am] Doep doep doep, _ _ _ _ _ doep doep doep, doep doep doep, doep doep doep.
_ Dat is een apie in een kopje, en dat ook is mijn kopje, wat [Em] soms bons, bons, bons, bons, bons.
_ [Am] En mijn apie speelt op kopje, toch wel heel laag met zijn kopje, [Em] als hij zo bons, bons, bons, bons.
[C] _ En mijn apie [D] houdt nooit op niet, _ [C] om mijn daar op [D] te doep niet, [C] kan mijn apie [D] net nooit stop niet, hier [G] gaan we weer. _
[C] _ _ _ _ _ _ _ _
[G] Apie, _ ik sta er daar [C] vlecht, lijkt ze zeil, hij doet doep doep doep, doep doep doep, doep [G] doep doep.
_ Apie, en niemand krijgt apie [Em] om te wijten, nee.
_ _ Daar is [Am] een ouwe [Em] man bij, [G] die ik [C] altijd goeie raar [Am] krijg.
Hij [Em] zei van mij, [G] als ik mijn [C] apie stil wil [Am] krijgen, hoef ik niet [Em] verder te zoeken, [G] nee.
Voor een [C] apie moet je niet, [Am] want apie zal [Em] _ _ verdwijnen, als ik tijd [C] maak voor stilte tijd.
_ Doep doep _ _ _ doep doep doep, [G] allemaal lepen apie, ik sta er daar [C] vlecht, lijkt ze zeil, hij doet doep doep doep, doep doep doep.
_ [G] Allemaal lepen apie, en niemand krijgt zijn apie [C] om te wijten, nee.
Doep doep doep doep, _ _ _ [G] allemaal lepen apie, niemand wordt niet [C] geplanierd, niemand weet die ouwe apie, nee.
Niemand meer aan m'n poel mag, [G] nee, allemaal lepen apie, zo moet mijn stoel aangaan, [C] nee.
Jij hebt ook een apie, kom breng gerust jouw apie, [G] jouw ouwe apie paard, [C] nee.
_ _ _ [G] _ _ _ _