Chords for De Stad Amsterdam
Tempo:
86.25 bpm
Chords used:
Em
Am
F
E
C
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
In de stad Amsterdam, [Am] [Em] waar de zeliden lallen, tot [F] hun nachtmerries schallen over [E] Oud-Amsterdam.
[Am] In de stad Amsterdam, [C#] waar de zeliden [Em]
dronken, en [F] als een [E] wimpel zo lang in de [Am] dokken gaan ronken.
[C] In de stad Amsterdam, [G] waar de zeeman [E] verzuipt, [Am] vol van bier en van gram, als de morgen ontluikt.
[F] In de stad Amsterdam, waar de [Em] zeeman ontwaakt, als de [Em] warmte weer plaakt [Am] over [Em] Damrak en Dam.
[Am] [Am] In de stad Amsterdam, [Em] waar de zeliden pikken, [F] zilveren haringen pikken, bij [E] de schaart uit de hand.
[Am] En van de hand in de tand [Em] smijten zij met hun [F] knaken, want ze zullen hem raken als een kat [G] in het wand.
En ze [C] stinken naar uien hun [E] grofblauwe trui, en [Am] ze stinken naar uien, [Em] daarmee doen ze hun maal.
En aan [F] dat maal staan ze op [Em] om hun broek dicht te [F] knopen, en dan gaan ze weer [E] lopen en het boert in hun kroop.
[Am] In de stad Amsterdam, [Em] waar de zeelui gaat zwieren, [F] en de meiden verzieren [E] buik aan buik een lekker kalammer.
[Am] En ze draaien hun [Em] vals als een vent door de zon, op de klank [E] dun en vals van hun accordeon.
[C] En zo rood als een greef, [Em] tappen zij naar de lucht, als [Am] opeens met de zucht [Em] de muziek het begeeft.
[F] En met een herf van [Em] gewicht, voeren zij dan met stijf, [F] weer de moken, en ze mijt weer [Am] terug naar het licht.
In de stad [N] Amsterdam, waar de zeelui gaat zuipen, en maar zuipen en zuipen, en nog een keer zuip zuipen op het geluk.
Van een oer van de wallen, of een hamburger of soehoer, nou ja, [D] van een goed stuk van een slet die [E] zichzelf aan haar deugd heeft [Am] geschonken.
Voor de gulden [Em] ofwel, en dan zijn ze goed [F] dronken met hun wankele [Em] lijven, rozen zij naar hun drank.
[B] En ze zoet zich aan [Am] koptehoorn, draaien er wijd in de stad Amsterdam, [Em] in de stad Amsterdam.
[F] [Am]
In de stad Amsterdam, [Em] in de stad Amsterdam.
[F#]
[Am] In de stad Amsterdam, [C#] waar de zeliden [Em]
dronken, en [F] als een [E] wimpel zo lang in de [Am] dokken gaan ronken.
[C] In de stad Amsterdam, [G] waar de zeeman [E] verzuipt, [Am] vol van bier en van gram, als de morgen ontluikt.
[F] In de stad Amsterdam, waar de [Em] zeeman ontwaakt, als de [Em] warmte weer plaakt [Am] over [Em] Damrak en Dam.
[Am] [Am] In de stad Amsterdam, [Em] waar de zeliden pikken, [F] zilveren haringen pikken, bij [E] de schaart uit de hand.
[Am] En van de hand in de tand [Em] smijten zij met hun [F] knaken, want ze zullen hem raken als een kat [G] in het wand.
En ze [C] stinken naar uien hun [E] grofblauwe trui, en [Am] ze stinken naar uien, [Em] daarmee doen ze hun maal.
En aan [F] dat maal staan ze op [Em] om hun broek dicht te [F] knopen, en dan gaan ze weer [E] lopen en het boert in hun kroop.
[Am] In de stad Amsterdam, [Em] waar de zeelui gaat zwieren, [F] en de meiden verzieren [E] buik aan buik een lekker kalammer.
[Am] En ze draaien hun [Em] vals als een vent door de zon, op de klank [E] dun en vals van hun accordeon.
[C] En zo rood als een greef, [Em] tappen zij naar de lucht, als [Am] opeens met de zucht [Em] de muziek het begeeft.
[F] En met een herf van [Em] gewicht, voeren zij dan met stijf, [F] weer de moken, en ze mijt weer [Am] terug naar het licht.
In de stad [N] Amsterdam, waar de zeelui gaat zuipen, en maar zuipen en zuipen, en nog een keer zuip zuipen op het geluk.
Van een oer van de wallen, of een hamburger of soehoer, nou ja, [D] van een goed stuk van een slet die [E] zichzelf aan haar deugd heeft [Am] geschonken.
Voor de gulden [Em] ofwel, en dan zijn ze goed [F] dronken met hun wankele [Em] lijven, rozen zij naar hun drank.
[B] En ze zoet zich aan [Am] koptehoorn, draaien er wijd in de stad Amsterdam, [Em] in de stad Amsterdam.
[F] [Am]
In de stad Amsterdam, [Em] in de stad Amsterdam.
[F#]
Key:
Em
Am
F
E
C
Em
Am
F
_ _ _ In de stad Amsterdam, [Am] _ [Em] waar de zeliden lallen, tot [F] hun nachtmerries schallen over [E] Oud-Amsterdam.
[Am] In de stad Amsterdam, _ [C#] waar de zeliden [Em]
dronken, en [F] als een [E] wimpel zo lang in de [Am] dokken gaan ronken.
_ [C] In de stad Amsterdam, [G] waar de zeeman [E] verzuipt, [Am] vol van bier en van gram, als de morgen ontluikt.
[F] In de stad Amsterdam, waar de [Em] zeeman ontwaakt, _ als de [Em] warmte weer plaakt [Am] over [Em] Damrak en Dam.
[Am] _ [Am] In de stad Amsterdam, [Em] waar de zeliden pikken, [F] zilveren haringen pikken, bij [E] de schaart uit de hand.
[Am] En van de hand in de tand [Em] smijten zij met hun [F] knaken, want ze zullen hem raken als een kat [G] in het wand.
En ze [C] stinken naar uien hun [E] grofblauwe trui, en [Am] ze stinken naar uien, [Em] daarmee doen ze hun maal.
En aan [F] dat maal staan ze op [Em] om hun broek dicht te [F] knopen, en dan gaan ze weer [E] lopen en het boert in hun kroop.
[Am] In de stad Amsterdam, [Em] waar de zeelui gaat zwieren, [F] en de meiden verzieren [E] buik aan buik een lekker kalammer.
[Am] En ze draaien hun [Em] vals als een vent door de zon, op de klank [E] dun en vals van hun accordeon.
[C] En zo rood als een greef, [Em] tappen zij naar de lucht, als [Am] opeens met de zucht [Em] de muziek het begeeft.
[F] En met een herf van [Em] gewicht, voeren zij dan met stijf, [F] weer de moken, en ze mijt weer [Am] terug naar het licht.
In de stad [N] Amsterdam, waar de zeelui gaat zuipen, en maar zuipen en zuipen, en nog een keer zuip zuipen op het geluk.
Van een oer van de wallen, of een hamburger of soehoer, nou ja, [D] van een goed stuk van een slet die [E] zichzelf aan haar deugd heeft [Am] geschonken.
Voor de gulden [Em] ofwel, en dan zijn ze goed [F] dronken met hun wankele [Em] lijven, rozen zij naar hun drank.
[B] En ze zoet zich aan [Am] koptehoorn, draaien er wijd in de stad Amsterdam, [Em] in de stad Amsterdam.
[F] _ _ [Am] _
In de stad Amsterdam, [Em] in de stad Amsterdam.
_ [F#] _ _ _
[Am] In de stad Amsterdam, _ [C#] waar de zeliden [Em]
dronken, en [F] als een [E] wimpel zo lang in de [Am] dokken gaan ronken.
_ [C] In de stad Amsterdam, [G] waar de zeeman [E] verzuipt, [Am] vol van bier en van gram, als de morgen ontluikt.
[F] In de stad Amsterdam, waar de [Em] zeeman ontwaakt, _ als de [Em] warmte weer plaakt [Am] over [Em] Damrak en Dam.
[Am] _ [Am] In de stad Amsterdam, [Em] waar de zeliden pikken, [F] zilveren haringen pikken, bij [E] de schaart uit de hand.
[Am] En van de hand in de tand [Em] smijten zij met hun [F] knaken, want ze zullen hem raken als een kat [G] in het wand.
En ze [C] stinken naar uien hun [E] grofblauwe trui, en [Am] ze stinken naar uien, [Em] daarmee doen ze hun maal.
En aan [F] dat maal staan ze op [Em] om hun broek dicht te [F] knopen, en dan gaan ze weer [E] lopen en het boert in hun kroop.
[Am] In de stad Amsterdam, [Em] waar de zeelui gaat zwieren, [F] en de meiden verzieren [E] buik aan buik een lekker kalammer.
[Am] En ze draaien hun [Em] vals als een vent door de zon, op de klank [E] dun en vals van hun accordeon.
[C] En zo rood als een greef, [Em] tappen zij naar de lucht, als [Am] opeens met de zucht [Em] de muziek het begeeft.
[F] En met een herf van [Em] gewicht, voeren zij dan met stijf, [F] weer de moken, en ze mijt weer [Am] terug naar het licht.
In de stad [N] Amsterdam, waar de zeelui gaat zuipen, en maar zuipen en zuipen, en nog een keer zuip zuipen op het geluk.
Van een oer van de wallen, of een hamburger of soehoer, nou ja, [D] van een goed stuk van een slet die [E] zichzelf aan haar deugd heeft [Am] geschonken.
Voor de gulden [Em] ofwel, en dan zijn ze goed [F] dronken met hun wankele [Em] lijven, rozen zij naar hun drank.
[B] En ze zoet zich aan [Am] koptehoorn, draaien er wijd in de stad Amsterdam, [Em] in de stad Amsterdam.
[F] _ _ [Am] _
In de stad Amsterdam, [Em] in de stad Amsterdam.
_ [F#] _ _ _