Chords for De Vondeling Van Ameland - Vreemde Kostgangers
Tempo:
124.95 bpm
Chords used:
C
G
F
Em
E
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
![De Vondeling Van Ameland - Vreemde Kostgangers chords](https://i.ytimg.com/vi/MVLydWRr4sE/mqdefault.jpg)
Start Jamming...
Hoe was het dit jaar?
De tekst van Freek de Jonge speelt zich af op een eiland in het noorden, Ameland.
Al waar op een goede dag de [Ab] plaatselijke strandjutter op het strand [F] aantreft,
[E] een klein babytje, een [Ab] klein jongetje,
hij neemt [F] het mee naar huis en [G] voedt het min of [Em] meer op.
En hoe dat gaat, dat hoor je in het lied.
Op het strand van Ameland was hij als zuigling aangespoeld
[C] overboord gegooid of [D] een reddingsboei [G] gebonden.
[Em] Hij had zich op de golven als in de baarmoeder gevoeld
en [C] schreeuwde tot hij [B] door een jutter [Em] werd gevonden.
[E]
[Am] Ameland sprak schande van de jutter,
een zonderling die leefde van de wind,
[Dm] die al de raarste dingen had gevonden.
Hoe kwam [E] die jutter nu [Am] weer aan dat kind?
Als hij er dagens op uit ging om te jutten,
[C] moest de vondeling altijd met hem mee.
[F] En toen hij na een jaar begon te praten,
was zijn [G] eerste woordje [C] zee.
[Em]
Op het strand van Ameland speelde de kleuter jarenlang.
[C] De jutter was zijn meester die [D] hem [G] wijze lessen leerde.
Hij [Em] stond wijdbeens in het zand, was voor de woeste zee niet bang.
Het [C] schreeuwde net [Cm] zo [B] lang tot de vloed [Em] zich keerde.
[E]
[Am] Ameland sprak schande van de kleuter,
de vondeling die schreeuwde als de wind.
[Dm] Hoe was het in vredesnaam toch mogelijk
dat [E] de zee zich terug trok [Am] voor een kind?
Wat hij riep, zou niemand kunnen zeggen.
[C] Dat was uit de verte moeilijk te verstaan.
[F] En toen zette de jutter vroeg een zei die.
[G] Volgens mij roept hij, [C] ik kom eraan.
[F] Ik kom eraan, ik [G] kom eraan.
[C] [G] [F] Zeewind, zon, [C]
[F] oceaan.
[G]
[C] Ik kom eraan.
[Gb]
[Em] [Eb]
[Em]
Op het strand van Ameland stond hij als kraan in de avondzon.
[C] Hij zei geen woord, begon [D] zich langzaam [G] uit te kleden.
[Em] De vloed kwam hem tegemoet, hij zag alleen de horizon.
[C] Nog eenmaal [B] draaide hij zich om, liep [Em] toen de zee in.
[E] [Am] Ameland sprak schande van de jongen,
die naakte zonderlinge vondeling.
[Dm] Men had zich boven op het duin verzameld,
omdat [E] men voelde dat er iets [Am] gebeuren ging.
En toen begon hij plotseling te schreeuwen,
[C] zo hard dat het tot aan de duinen klonk.
[F] Nog even zag men hem op het water loopt,
voor [G] hij in de diepte zakte en [C] verdronk.
[F] Ik kom eraan, [G] ik kom eraan.
[C] [G] Zeewind, [Am] zon, [C]
[F] oceaan.
[G]
[C] Ik kom eraan.
[F] Ik kom eraan, ik [G] kom eraan.
[C] [G] [F] Zeewind, [C] zon, [F] oceaan.
[G]
[C] Ik kom eraan.
[F]
[Gb]
[C]
[G] [C]
De tekst van Freek de Jonge speelt zich af op een eiland in het noorden, Ameland.
Al waar op een goede dag de [Ab] plaatselijke strandjutter op het strand [F] aantreft,
[E] een klein babytje, een [Ab] klein jongetje,
hij neemt [F] het mee naar huis en [G] voedt het min of [Em] meer op.
En hoe dat gaat, dat hoor je in het lied.
Op het strand van Ameland was hij als zuigling aangespoeld
[C] overboord gegooid of [D] een reddingsboei [G] gebonden.
[Em] Hij had zich op de golven als in de baarmoeder gevoeld
en [C] schreeuwde tot hij [B] door een jutter [Em] werd gevonden.
[E]
[Am] Ameland sprak schande van de jutter,
een zonderling die leefde van de wind,
[Dm] die al de raarste dingen had gevonden.
Hoe kwam [E] die jutter nu [Am] weer aan dat kind?
Als hij er dagens op uit ging om te jutten,
[C] moest de vondeling altijd met hem mee.
[F] En toen hij na een jaar begon te praten,
was zijn [G] eerste woordje [C] zee.
[Em]
Op het strand van Ameland speelde de kleuter jarenlang.
[C] De jutter was zijn meester die [D] hem [G] wijze lessen leerde.
Hij [Em] stond wijdbeens in het zand, was voor de woeste zee niet bang.
Het [C] schreeuwde net [Cm] zo [B] lang tot de vloed [Em] zich keerde.
[E]
[Am] Ameland sprak schande van de kleuter,
de vondeling die schreeuwde als de wind.
[Dm] Hoe was het in vredesnaam toch mogelijk
dat [E] de zee zich terug trok [Am] voor een kind?
Wat hij riep, zou niemand kunnen zeggen.
[C] Dat was uit de verte moeilijk te verstaan.
[F] En toen zette de jutter vroeg een zei die.
[G] Volgens mij roept hij, [C] ik kom eraan.
[F] Ik kom eraan, ik [G] kom eraan.
[C] [G] [F] Zeewind, zon, [C]
[F] oceaan.
[G]
[C] Ik kom eraan.
[Gb]
[Em] [Eb]
[Em]
Op het strand van Ameland stond hij als kraan in de avondzon.
[C] Hij zei geen woord, begon [D] zich langzaam [G] uit te kleden.
[Em] De vloed kwam hem tegemoet, hij zag alleen de horizon.
[C] Nog eenmaal [B] draaide hij zich om, liep [Em] toen de zee in.
[E] [Am] Ameland sprak schande van de jongen,
die naakte zonderlinge vondeling.
[Dm] Men had zich boven op het duin verzameld,
omdat [E] men voelde dat er iets [Am] gebeuren ging.
En toen begon hij plotseling te schreeuwen,
[C] zo hard dat het tot aan de duinen klonk.
[F] Nog even zag men hem op het water loopt,
voor [G] hij in de diepte zakte en [C] verdronk.
[F] Ik kom eraan, [G] ik kom eraan.
[C] [G] Zeewind, [Am] zon, [C]
[F] oceaan.
[G]
[C] Ik kom eraan.
[F] Ik kom eraan, ik [G] kom eraan.
[C] [G] [F] Zeewind, [C] zon, [F] oceaan.
[G]
[C] Ik kom eraan.
[F]
[Gb]
[C]
[G] [C]
Key:
C
G
F
Em
E
C
G
F
_ _ _ _ _ _ _ _
_ Hoe was het dit jaar?
De tekst van Freek de Jonge speelt zich af op een eiland in het noorden, _ Ameland.
Al waar op een goede dag de [Ab] plaatselijke strandjutter op het strand [F] aantreft,
[E] een klein babytje, een [Ab] klein jongetje,
hij neemt [F] het mee naar huis en [G] voedt het min of [Em] meer op.
En hoe dat gaat, dat hoor je in het lied. _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ Op het strand van Ameland was hij als zuigling aangespoeld _
[C] _ overboord gegooid of [D] een reddingsboei [G] gebonden.
_ _ _ _ _ [Em] Hij had zich op de golven als in de baarmoeder gevoeld
en [C] schreeuwde tot hij [B] door een jutter [Em] werd gevonden.
_ _ [E] _ _
_ _ [Am] Ameland sprak schande van de jutter,
_ een zonderling die leefde van de wind,
_ [Dm] die al de raarste dingen had gevonden.
Hoe kwam [E] die jutter nu [Am] weer aan dat kind?
_ _ _ _ Als hij er dagens op uit ging om te jutten,
_ [C] moest de vondeling altijd met hem mee.
_ _ [F] En toen hij na een jaar begon te praten,
_ was zijn [G] eerste woordje _ [C] zee. _
_ _ _ _ _ _ _ [Em] _
_ _ _ _ _ Op het strand van Ameland speelde de kleuter jarenlang.
[C] De jutter was zijn meester die [D] hem [G] wijze lessen leerde. _
_ _ _ Hij [Em] stond wijdbeens in het zand, was voor de woeste zee niet bang.
Het [C] schreeuwde net [Cm] zo [B] lang tot de vloed [Em] zich keerde.
_ [E] _ _ _
_ [Am] Ameland sprak schande van de kleuter, _
de vondeling die schreeuwde als de wind. _
[Dm] Hoe was het in vredesnaam toch mogelijk
dat [E] de zee zich terug trok [Am] voor een kind? _
_ _ _ Wat hij riep, zou niemand kunnen zeggen.
_ _ [C] Dat was uit de verte moeilijk te verstaan.
_ [F] En toen zette de jutter vroeg een zei die.
_ [G] Volgens mij roept hij, [C] ik kom eraan. _ _ _ _
[F] Ik kom eraan, ik [G] kom eraan.
_ [C] _ _ [G] _ [F] Zeewind, zon, [C] _
[F] oceaan.
_ _ _ [G] _ _ _
[C] Ik kom eraan. _ _ _ _ _
_ [Gb] _ _ _ _ _ _ _
_ [Em] _ _ _ _ [Eb] _ _ _
_ [Em] _ _ _ _ _ _ _
Op het strand van Ameland stond hij als kraan in de avondzon.
[C] _ _ Hij zei geen woord, begon [D] zich langzaam [G] uit te kleden.
_ [Em] De vloed kwam hem tegemoet, hij zag alleen de horizon.
[C] Nog eenmaal [B] draaide hij zich om, liep [Em] toen de zee in. _
_ [E] _ _ _ _ [Am] Ameland sprak schande van de _ _ jongen,
die naakte zonderlinge vondeling.
_ _ [Dm] Men had zich boven op het duin verzameld,
omdat [E] men voelde dat er iets [Am] gebeuren ging. _ _ _ _ _
En toen begon hij plotseling te schreeuwen, _
[C] zo hard dat het tot aan de duinen klonk.
[F] Nog even zag men hem op het water loopt,
voor [G] hij in de diepte zakte _ en [C] _ verdronk. _ _ _ _
[F] Ik kom eraan, _ [G] ik kom eraan. _
_ [C] _ _ [G] Zeewind, [Am] zon, [C] _
_ [F] oceaan.
_ _ [G] _ _
[C] Ik kom eraan. _ _ _ _
[F] Ik kom eraan, ik [G] kom eraan.
_ [C] _ _ [G] _ _ [F] Zeewind, [C] zon, _ [F] oceaan.
_ _ [G] _ _
_ _ _ [C] Ik kom eraan. _
_ _ _ _ _ [F] _ _ _
_ _ _ _ _ [Gb] _ _ _
_ _ _ _ _ [C] _ _ _
_ [G] _ _ _ _ _ [C] _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ Hoe was het dit jaar?
De tekst van Freek de Jonge speelt zich af op een eiland in het noorden, _ Ameland.
Al waar op een goede dag de [Ab] plaatselijke strandjutter op het strand [F] aantreft,
[E] een klein babytje, een [Ab] klein jongetje,
hij neemt [F] het mee naar huis en [G] voedt het min of [Em] meer op.
En hoe dat gaat, dat hoor je in het lied. _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ Op het strand van Ameland was hij als zuigling aangespoeld _
[C] _ overboord gegooid of [D] een reddingsboei [G] gebonden.
_ _ _ _ _ [Em] Hij had zich op de golven als in de baarmoeder gevoeld
en [C] schreeuwde tot hij [B] door een jutter [Em] werd gevonden.
_ _ [E] _ _
_ _ [Am] Ameland sprak schande van de jutter,
_ een zonderling die leefde van de wind,
_ [Dm] die al de raarste dingen had gevonden.
Hoe kwam [E] die jutter nu [Am] weer aan dat kind?
_ _ _ _ Als hij er dagens op uit ging om te jutten,
_ [C] moest de vondeling altijd met hem mee.
_ _ [F] En toen hij na een jaar begon te praten,
_ was zijn [G] eerste woordje _ [C] zee. _
_ _ _ _ _ _ _ [Em] _
_ _ _ _ _ Op het strand van Ameland speelde de kleuter jarenlang.
[C] De jutter was zijn meester die [D] hem [G] wijze lessen leerde. _
_ _ _ Hij [Em] stond wijdbeens in het zand, was voor de woeste zee niet bang.
Het [C] schreeuwde net [Cm] zo [B] lang tot de vloed [Em] zich keerde.
_ [E] _ _ _
_ [Am] Ameland sprak schande van de kleuter, _
de vondeling die schreeuwde als de wind. _
[Dm] Hoe was het in vredesnaam toch mogelijk
dat [E] de zee zich terug trok [Am] voor een kind? _
_ _ _ Wat hij riep, zou niemand kunnen zeggen.
_ _ [C] Dat was uit de verte moeilijk te verstaan.
_ [F] En toen zette de jutter vroeg een zei die.
_ [G] Volgens mij roept hij, [C] ik kom eraan. _ _ _ _
[F] Ik kom eraan, ik [G] kom eraan.
_ [C] _ _ [G] _ [F] Zeewind, zon, [C] _
[F] oceaan.
_ _ _ [G] _ _ _
[C] Ik kom eraan. _ _ _ _ _
_ [Gb] _ _ _ _ _ _ _
_ [Em] _ _ _ _ [Eb] _ _ _
_ [Em] _ _ _ _ _ _ _
Op het strand van Ameland stond hij als kraan in de avondzon.
[C] _ _ Hij zei geen woord, begon [D] zich langzaam [G] uit te kleden.
_ [Em] De vloed kwam hem tegemoet, hij zag alleen de horizon.
[C] Nog eenmaal [B] draaide hij zich om, liep [Em] toen de zee in. _
_ [E] _ _ _ _ [Am] Ameland sprak schande van de _ _ jongen,
die naakte zonderlinge vondeling.
_ _ [Dm] Men had zich boven op het duin verzameld,
omdat [E] men voelde dat er iets [Am] gebeuren ging. _ _ _ _ _
En toen begon hij plotseling te schreeuwen, _
[C] zo hard dat het tot aan de duinen klonk.
[F] Nog even zag men hem op het water loopt,
voor [G] hij in de diepte zakte _ en [C] _ verdronk. _ _ _ _
[F] Ik kom eraan, _ [G] ik kom eraan. _
_ [C] _ _ [G] Zeewind, [Am] zon, [C] _
_ [F] oceaan.
_ _ [G] _ _
[C] Ik kom eraan. _ _ _ _
[F] Ik kom eraan, ik [G] kom eraan.
_ [C] _ _ [G] _ _ [F] Zeewind, [C] zon, _ [F] oceaan.
_ _ [G] _ _
_ _ _ [C] Ik kom eraan. _
_ _ _ _ _ [F] _ _ _
_ _ _ _ _ [Gb] _ _ _
_ _ _ _ _ [C] _ _ _
_ [G] _ _ _ _ _ [C] _ _
_ _ _ _ _ _ _ _