Chords for Delfshaven - Peter Blanker Lyrics
Tempo:
162.55 bpm
Chords used:
A
Dm
D
G
Gm
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[Dm]
[A]
Als ik aan Delftshaven denk, dan zou ik het allerliefste toch [A] weer even klein zijn.
[Gm] Als ik aan [F]
Delftshaven denk, [A] dan zie ik de [D] Albrechtskolk en het Piet Hein [C] Klein.
De [F]
Achterhaven, [A] de [Dm]
Ophaalbrug [Gm] en het [Dm] Oude Kerkje, [E] daar denk [A] ik aan terug.
[C] Ik ben er [F] geboren, [D] heb er [Gm] gespeeld en onwendig [Dm] en verlegen mijn [A] eerste meisje [Dm] gestreeld.
[G] Delftshaven, [Dm] Delftshaven, [Gm] ik ken [Dm] elke steen.
[E] Een pren van je kolkje [A] herken ik meteen.
[D]
Delftshaven, [Gb] Delftshaven, [G] zo klein [Abm] en schreeuwt.
[G]
Delftshaven, [D] ze bouwden [A] een stad [Dm] om je heen.
Opa moest toen hij nog jong was en naar Rotterdam wou door de [A] landen rijden.
[Gm] Over de [F] Nieuwe Binnenweg [A] een half uurtje op de [Dm] [C] Hobbelkijen.
De
[F] sleeperswagen, [A] de
[Dm] paardentram, [Gm] een keer [Bb] per jaar een [E] dag uit [A] naar Schiedam.
[C] Soms [F] een [D] bolhoer en [Gm] soms een glas en zwieren met [Dm] de waaierokken als [A] het koning in de [Dm] dag was.
[Gm] Delftshaven, [Dm] Delftshaven, [Gm] ik ken [Dm] elke steen.
[E] Een pren van je kolkje [A] herken ik meteen.
[D] Delftshaven, Delftshaven, [G] zo klein en [Ab] schreeuwt.
[G]
Delftshaven, [D] ze [A] bouwden een stad [Dm] om je heen.
Achterbuurt van Rotterdam, ze hebben gaten in je oude lijf [A] geslagen.
[Gm] Het was op het [F] nipperkje dat ze [A] toch plotseling [Dm] je schoonheid zagen.
[C] Maar het [F] Piet Heinplein [A] is
[Dm] weggesaneerd.
[Gm] Het beeld van [Dm] de zeeheld [E] staat nu
[A] omgekeerd.
[C] Het wijst [F] naar Den Haag [D] en hij draait in [Gm] zijn graaf.
Want ze pikten [Dm] in Den Haag zijn [A] hele [Dm] zilvervloot af.
[G] Delftshaven, [Dm] Delftshaven, [G] ik ken [Dm] elke steen.
[E] Een pren van je [A] kolkje herken ik meteen.
[D]
[Gb] Delftshaven, Delftshaven, [G] zo klein en [Ab] schreeuwt.
[G] [D] Delftshaven, ze bouwden [A] een stad om [D] je heen.
[Gm] [Dm] Delftshaven, Delftshaven, [Gm] ik ken [Dm] elke steen.
[E] Een pren van je kolkje [A] herken ik meteen.
[D]
Delftshaven, Delftshaven, [G] zo klein [Ab] en schreeuwt.
[G] [D] Delftshaven, ze [A] bouwden een stad [D] om je heen.
[G] Delftshaven, [D] ze [A] bouwden een stad [Dm] om je heen.
[G] Delftshaven, ze bouwden [A] een stad [G] om je heen.
Delftshaven, ze [A] bouwden een stad om je [G] heen.
Delftshaven, ze bouwden [D] een stad om je heen.
Delftshaven!
[A] [G] [D]
[N]
[A]
Als ik aan Delftshaven denk, dan zou ik het allerliefste toch [A] weer even klein zijn.
[Gm] Als ik aan [F]
Delftshaven denk, [A] dan zie ik de [D] Albrechtskolk en het Piet Hein [C] Klein.
De [F]
Achterhaven, [A] de [Dm]
Ophaalbrug [Gm] en het [Dm] Oude Kerkje, [E] daar denk [A] ik aan terug.
[C] Ik ben er [F] geboren, [D] heb er [Gm] gespeeld en onwendig [Dm] en verlegen mijn [A] eerste meisje [Dm] gestreeld.
[G] Delftshaven, [Dm] Delftshaven, [Gm] ik ken [Dm] elke steen.
[E] Een pren van je kolkje [A] herken ik meteen.
[D]
Delftshaven, [Gb] Delftshaven, [G] zo klein [Abm] en schreeuwt.
[G]
Delftshaven, [D] ze bouwden [A] een stad [Dm] om je heen.
Opa moest toen hij nog jong was en naar Rotterdam wou door de [A] landen rijden.
[Gm] Over de [F] Nieuwe Binnenweg [A] een half uurtje op de [Dm] [C] Hobbelkijen.
De
[F] sleeperswagen, [A] de
[Dm] paardentram, [Gm] een keer [Bb] per jaar een [E] dag uit [A] naar Schiedam.
[C] Soms [F] een [D] bolhoer en [Gm] soms een glas en zwieren met [Dm] de waaierokken als [A] het koning in de [Dm] dag was.
[Gm] Delftshaven, [Dm] Delftshaven, [Gm] ik ken [Dm] elke steen.
[E] Een pren van je kolkje [A] herken ik meteen.
[D] Delftshaven, Delftshaven, [G] zo klein en [Ab] schreeuwt.
[G]
Delftshaven, [D] ze [A] bouwden een stad [Dm] om je heen.
Achterbuurt van Rotterdam, ze hebben gaten in je oude lijf [A] geslagen.
[Gm] Het was op het [F] nipperkje dat ze [A] toch plotseling [Dm] je schoonheid zagen.
[C] Maar het [F] Piet Heinplein [A] is
[Dm] weggesaneerd.
[Gm] Het beeld van [Dm] de zeeheld [E] staat nu
[A] omgekeerd.
[C] Het wijst [F] naar Den Haag [D] en hij draait in [Gm] zijn graaf.
Want ze pikten [Dm] in Den Haag zijn [A] hele [Dm] zilvervloot af.
[G] Delftshaven, [Dm] Delftshaven, [G] ik ken [Dm] elke steen.
[E] Een pren van je [A] kolkje herken ik meteen.
[D]
[Gb] Delftshaven, Delftshaven, [G] zo klein en [Ab] schreeuwt.
[G] [D] Delftshaven, ze bouwden [A] een stad om [D] je heen.
[Gm] [Dm] Delftshaven, Delftshaven, [Gm] ik ken [Dm] elke steen.
[E] Een pren van je kolkje [A] herken ik meteen.
[D]
Delftshaven, Delftshaven, [G] zo klein [Ab] en schreeuwt.
[G] [D] Delftshaven, ze [A] bouwden een stad [D] om je heen.
[G] Delftshaven, [D] ze [A] bouwden een stad [Dm] om je heen.
[G] Delftshaven, ze bouwden [A] een stad [G] om je heen.
Delftshaven, ze [A] bouwden een stad om je [G] heen.
Delftshaven, ze bouwden [D] een stad om je heen.
Delftshaven!
[A] [G] [D]
[N]
Key:
A
Dm
D
G
Gm
A
Dm
D
_ _ _ [Dm] _ _ _
[A] _ _ _ _ _ _
_ Als ik aan Delftshaven denk, dan zou ik het allerliefste toch [A] weer even klein zijn.
[Gm] Als ik aan [F] _
Delftshaven denk, [A] dan zie ik de [D] Albrechtskolk en het Piet Hein [C] Klein.
De _ [F] _
Achterhaven, [A] de _ [Dm] _
Ophaalbrug [Gm] en het [Dm] Oude Kerkje, [E] daar denk [A] ik aan terug.
[C] Ik ben er [F] geboren, _ [D] heb er [Gm] _ gespeeld en onwendig [Dm] en verlegen mijn [A] eerste meisje [Dm] gestreeld.
_ [G] _ Delftshaven, [Dm] _ Delftshaven, [Gm] ik ken [Dm] elke steen.
[E] Een pren van je kolkje [A] herken ik _ meteen.
[D] _ _
Delftshaven, [Gb] Delftshaven, [G] zo klein [Abm] en schreeuwt.
_ _ _ [G] _
_ Delftshaven, [D] ze bouwden [A] een stad [Dm] om je heen.
_ _ _ _ _ _
_ _ _ Opa moest toen hij nog jong was en naar Rotterdam wou door de [A] landen rijden.
[Gm] _ Over de [F] Nieuwe Binnenweg [A] een half uurtje op de [Dm] _ [C] Hobbelkijen.
De _
[F] _ sleeperswagen, [A] de _
[Dm] _ paardentram, [Gm] een keer [Bb] per jaar een [E] dag uit [A] naar Schiedam.
_ [C] Soms [F] een _ [D] bolhoer en [Gm] soms een glas en zwieren met [Dm] de waaierokken als [A] het koning in de [Dm] dag was.
_ [Gm] _ Delftshaven, [Dm] _ Delftshaven, [Gm] ik ken [Dm] elke steen.
[E] Een pren van je kolkje [A] herken ik meteen.
_ [D] _ Delftshaven, _ Delftshaven, [G] zo klein en [Ab] _ _ _ schreeuwt.
[G] _
_ Delftshaven, [D] ze [A] bouwden een stad [Dm] om je heen.
_ _ _ _ _ _
_ _ _ Achterbuurt van Rotterdam, ze hebben gaten in je oude lijf [A] geslagen.
[Gm] Het was op het [F] nipperkje dat ze [A] toch plotseling [Dm] je schoonheid zagen.
[C] _ Maar het [F] Piet Heinplein [A] is _ _
[Dm] weggesaneerd.
[Gm] Het beeld van [Dm] de zeeheld [E] staat nu _
[A] omgekeerd.
[C] Het wijst [F] naar Den Haag [D] en hij draait in [Gm] zijn graaf.
Want ze pikten [Dm] in Den Haag zijn [A] hele _ [Dm] zilvervloot af.
_ [G] _ Delftshaven, [Dm] _ Delftshaven, [G] ik ken [Dm] elke steen.
[E] Een pren van je [A] kolkje herken ik meteen.
[D] _ _
[Gb] Delftshaven, Delftshaven, [G] zo klein en [Ab] schreeuwt. _ _ _
[G] _ [D] Delftshaven, ze bouwden [A] een stad om [D] je heen. _
[Gm] _ _ [Dm] Delftshaven, Delftshaven, [Gm] ik ken [Dm] elke steen.
[E] Een pren van je kolkje [A] herken ik meteen.
[D] _
_ _ Delftshaven, Delftshaven, [G] zo klein [Ab] en schreeuwt. _ _
_ _ [G] _ [D] Delftshaven, ze [A] bouwden een stad [D] om je heen.
[G] _ Delftshaven, [D] ze [A] bouwden een stad [Dm] om je heen.
[G] _ Delftshaven, ze bouwden [A] een stad [G] om je heen.
_ Delftshaven, ze [A] bouwden een stad om je [G] heen.
Delftshaven, ze bouwden [D] een stad om je heen.
Delftshaven!
_ [A] _ [G] _ _ _ [D] _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _
_ _ _ [N] _ _ _
[A] _ _ _ _ _ _
_ Als ik aan Delftshaven denk, dan zou ik het allerliefste toch [A] weer even klein zijn.
[Gm] Als ik aan [F] _
Delftshaven denk, [A] dan zie ik de [D] Albrechtskolk en het Piet Hein [C] Klein.
De _ [F] _
Achterhaven, [A] de _ [Dm] _
Ophaalbrug [Gm] en het [Dm] Oude Kerkje, [E] daar denk [A] ik aan terug.
[C] Ik ben er [F] geboren, _ [D] heb er [Gm] _ gespeeld en onwendig [Dm] en verlegen mijn [A] eerste meisje [Dm] gestreeld.
_ [G] _ Delftshaven, [Dm] _ Delftshaven, [Gm] ik ken [Dm] elke steen.
[E] Een pren van je kolkje [A] herken ik _ meteen.
[D] _ _
Delftshaven, [Gb] Delftshaven, [G] zo klein [Abm] en schreeuwt.
_ _ _ [G] _
_ Delftshaven, [D] ze bouwden [A] een stad [Dm] om je heen.
_ _ _ _ _ _
_ _ _ Opa moest toen hij nog jong was en naar Rotterdam wou door de [A] landen rijden.
[Gm] _ Over de [F] Nieuwe Binnenweg [A] een half uurtje op de [Dm] _ [C] Hobbelkijen.
De _
[F] _ sleeperswagen, [A] de _
[Dm] _ paardentram, [Gm] een keer [Bb] per jaar een [E] dag uit [A] naar Schiedam.
_ [C] Soms [F] een _ [D] bolhoer en [Gm] soms een glas en zwieren met [Dm] de waaierokken als [A] het koning in de [Dm] dag was.
_ [Gm] _ Delftshaven, [Dm] _ Delftshaven, [Gm] ik ken [Dm] elke steen.
[E] Een pren van je kolkje [A] herken ik meteen.
_ [D] _ Delftshaven, _ Delftshaven, [G] zo klein en [Ab] _ _ _ schreeuwt.
[G] _
_ Delftshaven, [D] ze [A] bouwden een stad [Dm] om je heen.
_ _ _ _ _ _
_ _ _ Achterbuurt van Rotterdam, ze hebben gaten in je oude lijf [A] geslagen.
[Gm] Het was op het [F] nipperkje dat ze [A] toch plotseling [Dm] je schoonheid zagen.
[C] _ Maar het [F] Piet Heinplein [A] is _ _
[Dm] weggesaneerd.
[Gm] Het beeld van [Dm] de zeeheld [E] staat nu _
[A] omgekeerd.
[C] Het wijst [F] naar Den Haag [D] en hij draait in [Gm] zijn graaf.
Want ze pikten [Dm] in Den Haag zijn [A] hele _ [Dm] zilvervloot af.
_ [G] _ Delftshaven, [Dm] _ Delftshaven, [G] ik ken [Dm] elke steen.
[E] Een pren van je [A] kolkje herken ik meteen.
[D] _ _
[Gb] Delftshaven, Delftshaven, [G] zo klein en [Ab] schreeuwt. _ _ _
[G] _ [D] Delftshaven, ze bouwden [A] een stad om [D] je heen. _
[Gm] _ _ [Dm] Delftshaven, Delftshaven, [Gm] ik ken [Dm] elke steen.
[E] Een pren van je kolkje [A] herken ik meteen.
[D] _
_ _ Delftshaven, Delftshaven, [G] zo klein [Ab] en schreeuwt. _ _
_ _ [G] _ [D] Delftshaven, ze [A] bouwden een stad [D] om je heen.
[G] _ Delftshaven, [D] ze [A] bouwden een stad [Dm] om je heen.
[G] _ Delftshaven, ze bouwden [A] een stad [G] om je heen.
_ Delftshaven, ze [A] bouwden een stad om je [G] heen.
Delftshaven, ze bouwden [D] een stad om je heen.
Delftshaven!
_ [A] _ [G] _ _ _ [D] _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _
_ _ _ [N] _ _ _