Chords for Doezend Stamtoavels. Nr. 5: Stamtoavel uit 1986

Tempo:
117.1 bpm
Chords used:

G

C

Eb

E

Cm

Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Show Tuner
Doezend Stamtoavels. Nr. 5: Stamtoavel uit 1986 chords
Start Jamming...
[Eb]
[Cm] [Eb] [Db]
[B] [Bb] [Eb]
[D] Zo die stroop met 20 groene [Cm] vogels achter de boog,
nu is de [Ab] wintertijd weer van een [F] stukje veranderd.
Nu zijn er weer riksvogels [Bb] en hoge [Ab] zand in de pieper.
[G] En ik zou zeggen, Gerard, je bent nog een beetje blij de laatste tijd of niet?
Ja, dat gaat altijd alle dagen weer.
Dus [N] het is net koud vandaag.
Het is een van de koudste dagen.
Sinds 40 jaar heb ik gehoord van Pelleboer.
Maar dat zijn [F] niet de rare mensen in de wereld.
Ik stond vanmiddag in de winkel en daar kwam een juffrouw bij me in [G] de winkel.
En die was bij mijn buurman geweest in de cafetaria.
Die had zo'n ijs gekocht en die stond er lekker op [G] te slikken.
Ik zei, is dat mijn voetekoort?
Oh, zei ze, ik heb je een [C] mantel aan.
[E] [C]
[Eb] Spitsuur boven bij de poort, stond een poortallangman te wachten.
Ik ben niet een keer te varen gegaan.
[N] Maar even met een buschauffeur en een dominee.
Ik zei, Petters, hij is even onder vroeg in.
Hij zegt, is de wacht die dominee al?
Hij zegt, buschauffeur, Petters.
En ik, hij zegt, dominee.
Hij zegt, zijn die chauffeurs goed genoeg om in te zitten?
Hij zegt, die dominee moet zijn.
Ik heb [F] altijd voor jou dat barretje gehad, voor het tegenwoordig.
En zo'n domme buschauffeur maakt voor mij aan, hoe zit dat nou dan?
Ik zei, vertel hem, zegt Petters.
Hij zegt, als jij [D] aan het praten bent met mijn eden, zijn ze allemaal te slopen.
Maar als je in de bus rijdt, zijn ze allemaal te bidden.
[Cm]
[N] In België [E] job je, daar kan je garnisklantjes mee krijgen.
Zo?
Ze hebben een recept kwijt.
[Ab] [D] Een [C] kolonel, die inspecteert de troep.
En zegt tegen soldaat Roodjes, hoe is het eten hier in de kazerne?
Zegt soldaat Roodjes, [G] slecht.
Kan ik met twee woorden spreken?
[C] Verrekte slecht.
[Cm] [Bb]
[C]
[Ab] [E] [G]
Een man, vrouw en zoontje, die zitten in een restaurant en vinden ze hem lekker eten.
En dan [E] komt er een man bij, die zegt, heb je een [G] plastic [F] tas?
Zegt hij, een plastic tas?
Ja, zegt hij, ik wil een restant meenemen voor het zoontje.
Het zoontje [G] gaat staan en ruikt, hoora, zegt hij, we krijgen niks.
[C]
[E]
[N]
Drie studenten in de stad, die hebben zomaar een kamer uit.
Maar ja, twee die studeren wel.
Maar die derde, die gaat nogals moois nachts op stap.
En die komt er s'nachts dood in de nacht in de huil terug.
Op lopen is hij weer eens de bloemetjes aan boete zetten.
Die denken, jammer, wie pakt me vanavond?
En ja hoor, s'nachts, daar komt hij [G] strolbesopen weer aan.
Wil de komendeur openmaken?
Die komt er een van zien, kornuiten, die komt van links met een witte lopen om de nek.
En die zegt, welkom vriend, ik ben Peters.
Tegelijk komt die andere kamer uit, van rechts, die gaat hem [Ab] ook met een witte lopen om de nek.
[N] En zegt, welkom vriend, ik ben Paulus.
Dronken student, die kijkt om zich te houden en zegt, collega, wil je even op zit gaan?
Ik ben [C] Lazarus.
[B] [G] De afdelingchef, die werd overgeploord naar een andere afdeling.
En ze zouden in de laatste dagen, dat er nog een bedrijf is, dat het bedrijf heerloopt.
Zegt dat het personeel aan het inzamelen is van geld.
Zegt de ting, een van die kikkels, bedankt, niet hoor.
Wie zal m'n geld [Em] inzamen voor uw [E] afscheidfeest?
O, wat een mooie winnaar had je dat, als ik fort ben.
[C]
[Cm] [D]
[A]
De man die [G] gaat met de trein naar Oostenrijk, komt er bij de conducteur, hij zegt zo en zo,
ik heb u een slooplood gereserveerd, wil u mij dat wel in mijn wijn wijzen?
Als u je noemt, hij zegt Jansen.
De conducteur bekijkt [Em] de liste, hij zegt, spreek me wel, maar [Eb] hier komt geen Jansen op voor.
[G] Het is al jammer, maar alle coupés zijn vol.
O, dat is iets verschrikkelijks, maar nou heb je dat wel.
Zegt de conducteur, er is nog een kantje, er is één coupé, daar zit een stopenbaar in,
en daar zit alleen maar een vrouw, als u nou goud vindt.
Nou, hij vraagt, ja, die is van het best.
Zij gaat boven liggen, en die man onderin, het is allemaal al netjes, tot in het hals van de nacht.
Meneer, ben je wakker?
Hij zegt, ja, wat is er?
Zij zegt, ik heb zo koud, wil je mij wel een deken ophouden?
Hij zegt, zeker, mevrouw.
Hij [C] stapt door het beer, en kijkt zo naar boven.
Hij zegt, nou, ik heb ook wel net aan op het traadbund.
Ja, zegt die vrouw, sla de dekens open.
Hij zegt, ik wil u wel een deken [E] ophouden.
[C]
[G]
GELACH
[Ab] [N] Nou, jonge, ben jij moe?
Hij zegt, moe, ik zit toch uit het спuitje naar je school.
Zij zat er al uit het spuitje, maar wel naar school.
Hij zit toch uit het spuitje, maar wel naar school.
Hij zegt, ik heb twee goede redenen om je niet te houden van ien, he.
Zij zegt, dat is?
Hij zei, dat kan wel zijn, dat palom [G] de jongens mee, [Am] en dat palom de dichters mee.
[Ab] En ik heb ook twee goeie redenen als zwijgel ingegaan kleide.
Hij zei, dat is?
Ze zegt in eerste [E] bezegging dat hij Jurens en Twarry best overenschoold is.
[Bb] [C] [E]
[Bb] [Eb]
[Ab] [Cm]
[F] [Bb]
[Eb] [D] [Eb]
[C] [F] [Bb]
[Cm] [Eb]
[Cm] [Ebm]
[Eb] [C] [Bb]
[Eb]
Key:  
G
2131
C
3211
Eb
12341116
E
2311
Cm
13421113
G
2131
C
3211
Eb
12341116
Show All Diagrams
Chords
NotesBeta
Download PDF
Download Midi
Edit This Version
Hide Lyrics Hint
_ _ _ _ _ _ [Eb] _ _
[Cm] _ _ _ _ [Eb] _ _ _ [Db] _
_ [B] _ _ _ [Bb] _ _ _ [Eb] _
[D] Zo die stroop met 20 groene [Cm] vogels achter de boog,
nu is de [Ab] wintertijd weer van een [F] stukje veranderd.
Nu zijn er weer riksvogels [Bb] en hoge [Ab] zand in de pieper.
[G] En ik zou zeggen, Gerard, je bent nog een beetje blij de laatste tijd of niet?
Ja, dat gaat altijd alle dagen weer.
Dus [N] het is net _ koud vandaag.
Het is een van de koudste dagen.
Sinds 40 jaar heb ik gehoord van Pelleboer.
Maar dat zijn [F] niet de rare mensen in de wereld.
Ik stond vanmiddag in de winkel en daar kwam een juffrouw bij me in [G] de winkel.
En die was bij mijn buurman geweest in de cafetaria.
Die had zo'n ijs gekocht en die stond er lekker op [G] te slikken.
Ik zei, is dat mijn voetekoort?
Oh, zei ze, ik heb je een [C] mantel aan.
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ [E] _ _ [C] _
_ [Eb] Spitsuur boven bij de poort, stond een poortallangman te wachten.
Ik ben niet een keer te varen gegaan.
[N] Maar even met een buschauffeur en een dominee.
Ik zei, Petters, hij is even onder vroeg in.
Hij zegt, is de wacht die dominee al?
Hij zegt, buschauffeur, Petters.
En ik, hij zegt, dominee.
Hij zegt, zijn die chauffeurs goed genoeg om in te zitten?
_ Hij zegt, die dominee moet zijn.
Ik heb [F] altijd voor jou dat barretje gehad, voor het tegenwoordig.
En zo'n domme buschauffeur maakt voor mij aan, hoe zit dat nou dan?
Ik zei, vertel hem, zegt Petters.
Hij zegt, als jij [D] aan het praten bent met mijn eden, zijn ze allemaal te slopen.
Maar als je in de bus rijdt, zijn ze allemaal te bidden.
_ _ _ [Cm] _ _ _ _ _
[N] _ _ In België [E] job je, daar kan je garnisklantjes mee krijgen.
Zo?
Ze hebben een recept kwijt. _ _ _
[Ab] _ _ _ _ _ [D] Een [C] kolonel, die inspecteert de troep.
En zegt tegen soldaat Roodjes, _ hoe is het eten hier in de kazerne?
_ Zegt soldaat Roodjes, [G] slecht.
Kan ik met twee woorden spreken?
[C] Verrekte slecht.
[Cm] _ _ _ _ _ [Bb] _
_ _ _ _ _ [C] _ _ _
[Ab] _ _ [E] _ _ _ _ _ [G] _
Een man, vrouw en zoontje, die zitten in een restaurant en vinden ze hem lekker eten.
En dan [E] komt er een man bij, die zegt, heb je een [G] plastic [F] tas?
Zegt hij, een plastic tas?
Ja, zegt hij, ik wil een restant meenemen voor het zoontje.
Het zoontje [G] gaat staan en ruikt, hoora, zegt hij, we krijgen niks. _
_ _ _ _ _ [C] _ _ _
_ _ [E] _ _ _ _ _ _
_ _ [N] _ _ _ _ _ _
_ _ Drie studenten in de stad, die hebben zomaar een kamer uit.
Maar ja, twee die studeren wel.
Maar die derde, die gaat nogals moois nachts op stap.
En die komt er s'nachts dood in de nacht in de huil terug.
Op lopen is hij weer eens de bloemetjes aan boete zetten.
Die denken, jammer, wie pakt me vanavond?
En ja hoor, s'nachts, daar komt hij [G] strolbesopen weer aan.
Wil de komendeur openmaken?
Die komt er een van zien, _ kornuiten, die komt van links met een witte lopen om de nek.
En die zegt, welkom vriend, ik ben Peters.
_ Tegelijk komt die andere kamer uit, van rechts, die gaat hem [Ab] ook met een witte lopen om de nek.
[N] En zegt, welkom vriend, ik ben Paulus.
Dronken student, die kijkt om zich te houden en zegt, collega, wil je even op zit gaan?
Ik ben [C] Lazarus.
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ [B] _ _ _ _ [G] De afdelingchef, die werd overgeploord naar een andere afdeling.
_ _ En ze zouden in de laatste dagen, dat er nog een bedrijf is, dat het bedrijf heerloopt.
Zegt dat het personeel aan het inzamelen is van geld.
_ Zegt de ting, een van die kikkels, bedankt, niet hoor.
_ Wie zal m'n geld [Em] inzamen voor uw [E] afscheidfeest?
O, wat een mooie winnaar had je dat, als ik fort ben.
_ [C] _ _ _ _ _
_ _ _ _ [Cm] _ _ _ [D] _
_ _ _ _ _ _ _ [A]
De man die [G] gaat met de trein naar Oostenrijk, komt er bij de conducteur, hij zegt zo en zo,
ik heb u een slooplood gereserveerd, wil u mij dat wel in mijn wijn wijzen?
Als u je noemt, hij zegt Jansen.
De conducteur bekijkt [Em] de liste, hij zegt, spreek me wel, maar [Eb] hier komt geen Jansen op voor. _
[G] Het is al jammer, maar alle coupés zijn vol.
O, dat is iets verschrikkelijks, maar nou heb je dat wel.
Zegt de conducteur, er is nog een kantje, er is één coupé, daar zit een stopenbaar in,
en daar zit alleen maar een vrouw, als u nou goud vindt.
Nou, hij vraagt, ja, die is van het best.
Zij gaat boven liggen, en die man onderin, het is allemaal al netjes, tot in het hals van de nacht.
_ Meneer, ben je wakker?
Hij zegt, ja, wat is er? _
Zij zegt, ik heb zo koud, wil je mij wel een deken ophouden?
Hij zegt, zeker, mevrouw.
Hij [C] stapt door het beer, en kijkt zo naar boven.
Hij zegt, nou, ik heb ook wel net aan op het traadbund.
Ja, zegt die vrouw, sla de dekens open.
Hij zegt, ik wil u wel een deken [E] ophouden.
_ _ _ [C] _
_ _ _ _ _ _ [G] _ _
_ _ _ GELACH _ _ _
_ [Ab] _ _ _ [N] Nou, jonge, ben jij moe?
Hij zegt, moe, ik zit toch uit het спuitje naar je school.
Zij zat er al uit het spuitje, maar wel naar school.
Hij zit toch uit het spuitje, maar wel naar school.
Hij zegt, ik heb twee goede redenen om je niet te houden van ien, he.
Zij zegt, dat is?
Hij zei, dat kan wel zijn, dat palom [G] de jongens mee, [Am] en dat palom de dichters mee.
[Ab] En ik heb ook twee goeie redenen als zwijgel ingegaan kleide.
Hij zei, dat is?
Ze zegt in eerste [E] bezegging dat hij Jurens en Twarry best overenschoold is.
[Bb] _ _ _ _ _ _ [C] _ _ _ [E] _
_ [Bb] _ _ _ _ _ _ [Eb] _
_ _ _ _ [Ab] _ _ _ [Cm] _
_ _ [F] _ _ _ [Bb] _ _ _
[Eb] _ _ [D] _ _ _ [Eb] _ _ _
_ [C] _ _ [F] _ _ _ [Bb] _ _
[Cm] _ _ _ _ _ [Eb] _ _ _
_ _ [Cm] _ _ _ [Ebm] _ _ _
_ [Eb] _ _ _ [C] _ _ _ [Bb] _
_ _ [Eb] _ _ _ _ _ _