Greetje Uit De Polder Chords by Eddy Christiani
Tempo:
97.55 bpm
Chords used:
Bb
F
Eb
C
G
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[Eb] [Eb] [Fm] [Bb]
[D] [Bb] [Eb]
[Gm] Ik weet in de verder [F] een huisje te staan, [Bb] waar vormt ook bloemen [A] en spruiken.
[C] Een slootje ervoor met [Fm] een slootje eraan, [Cm] en [Dm] zenders met roten [G] [Bb] sleutel.
Daar gaat ieder derts [F] met vakantie naar toe, op [Bb] koelderen de kippen [G] en melk uit de koel.
[C] Het maai en [Dbm] ik waaien [F] van ditje, en zoen in haar [Bb] klompen van geetje.
[Gm] Kleine [Bb] vreetje uit de koude kind van het laagge [Eb] loon,
[F] blauw van haar en blauw van ogen, veegt mij [Bb] toch je hand.
[Eb] Kleine [Bb] vreetje uit de koude zet me [D] nu in [G] schoot,
[C] als het [F] koude leidje is, [Bb] word je dan [Eb] mijn vrouw.
[Gm] Want vreetje heeft mij al [F] haar hartje verloor, [Bb] maar eerst moest de duivige [Gb] [Gm] maai [C] zijn.
Toen vroeg ik haar weer, maar ze [Fm] schudden haar hoofd, [Cm] nu moest [Dm] eerst de [Abm] rotte [Bb] gezaai zijn.
Toen had ze geen [F] tijd, want toen werd er gehoord, toen [Bb] moesten ze [G] piepen, toen nood het geroord.
[C] Een koelder [Bbm] mama, [F] dus wat heet het, weet zij als ze [Bb] stroomdacht weet het.
[Eb] Kleine [Bb] vreetje uit de koude kind van het [Eb] laagge loon,
[F] blauw van haar [Dm] en blauw van [F] ogen, veegt mij [D] toch je hand.
[Bb] Kleine vreetje uit de koude zet me nu [G] in schoot,
[C] als het [F] koude leidje [Bb] is, word je [Eb] dan mijn [Bb] vrouw.
Ik was boos, klaar en nedig [F] en ging naar haar toe, [G] en [Bb] zou haar eens [Gb] duidelijk [Eb] verteren,
[Am] dat hooiend, nog hooiend, [Fm] nog blot van de koe, [Cm] mij langer een [Dm] zeer te [Abm] [Bb] conscheven.
[Eb] Ik kwam bij haar slootje, [F] mij stoepte er aan, [Bb] en bleef op de brug ook [G] al bijtereen staan.
[C] Ik mocht [Bbm] haar niet [C] winnen, het was [F] beetje, haar [B] was moe en trouw weer [Bb] bijtereen.
[Eb] Kleine [Gm] vreetje uit de koude kind van het [Eb] laagge loon,
[F] blauw van haar en blauw van ogen, [Bb] geeft mij toch je hand.
[Eb] Kleine [Bb] vreetje uit de koude zet me nu [G] in schoot,
[C] als het [F] koude [Bb] leidje wordt, word je dan
[D] [Bb] [Eb]
[Gm] Ik weet in de verder [F] een huisje te staan, [Bb] waar vormt ook bloemen [A] en spruiken.
[C] Een slootje ervoor met [Fm] een slootje eraan, [Cm] en [Dm] zenders met roten [G] [Bb] sleutel.
Daar gaat ieder derts [F] met vakantie naar toe, op [Bb] koelderen de kippen [G] en melk uit de koel.
[C] Het maai en [Dbm] ik waaien [F] van ditje, en zoen in haar [Bb] klompen van geetje.
[Gm] Kleine [Bb] vreetje uit de koude kind van het laagge [Eb] loon,
[F] blauw van haar en blauw van ogen, veegt mij [Bb] toch je hand.
[Eb] Kleine [Bb] vreetje uit de koude zet me [D] nu in [G] schoot,
[C] als het [F] koude leidje is, [Bb] word je dan [Eb] mijn vrouw.
[Gm] Want vreetje heeft mij al [F] haar hartje verloor, [Bb] maar eerst moest de duivige [Gb] [Gm] maai [C] zijn.
Toen vroeg ik haar weer, maar ze [Fm] schudden haar hoofd, [Cm] nu moest [Dm] eerst de [Abm] rotte [Bb] gezaai zijn.
Toen had ze geen [F] tijd, want toen werd er gehoord, toen [Bb] moesten ze [G] piepen, toen nood het geroord.
[C] Een koelder [Bbm] mama, [F] dus wat heet het, weet zij als ze [Bb] stroomdacht weet het.
[Eb] Kleine [Bb] vreetje uit de koude kind van het [Eb] laagge loon,
[F] blauw van haar [Dm] en blauw van [F] ogen, veegt mij [D] toch je hand.
[Bb] Kleine vreetje uit de koude zet me nu [G] in schoot,
[C] als het [F] koude leidje [Bb] is, word je [Eb] dan mijn [Bb] vrouw.
Ik was boos, klaar en nedig [F] en ging naar haar toe, [G] en [Bb] zou haar eens [Gb] duidelijk [Eb] verteren,
[Am] dat hooiend, nog hooiend, [Fm] nog blot van de koe, [Cm] mij langer een [Dm] zeer te [Abm] [Bb] conscheven.
[Eb] Ik kwam bij haar slootje, [F] mij stoepte er aan, [Bb] en bleef op de brug ook [G] al bijtereen staan.
[C] Ik mocht [Bbm] haar niet [C] winnen, het was [F] beetje, haar [B] was moe en trouw weer [Bb] bijtereen.
[Eb] Kleine [Gm] vreetje uit de koude kind van het [Eb] laagge loon,
[F] blauw van haar en blauw van ogen, [Bb] geeft mij toch je hand.
[Eb] Kleine [Bb] vreetje uit de koude zet me nu [G] in schoot,
[C] als het [F] koude [Bb] leidje wordt, word je dan
Key:
Bb
F
Eb
C
G
Bb
F
Eb
_ [Eb] _ _ [Eb] _ [Fm] _ [Bb] _
[D] _ [Bb] _ _ _ _ [Eb] _
_ [Gm] Ik weet in de verder [F] een huisje te staan, [Bb] waar vormt ook bloemen [A] en spruiken.
[C] Een slootje ervoor met [Fm] een slootje eraan, [Cm] en [Dm] zenders met roten [G] _ [Bb] sleutel.
Daar gaat ieder derts [F] met vakantie naar toe, op [Bb] koelderen de kippen [G] en melk uit de koel.
[C] Het maai en [Dbm] ik waaien [F] van ditje, en zoen in haar [Bb] klompen van geetje.
[Gm] _ Kleine [Bb] vreetje uit de koude kind van het laagge [Eb] loon,
[F] blauw van haar en blauw van ogen, veegt mij [Bb] toch je hand.
_ _ [Eb] Kleine [Bb] vreetje uit de koude zet me [D] nu in [G] schoot,
[C] als het [F] koude leidje is, [Bb] word je dan [Eb] mijn vrouw.
[Gm] Want vreetje heeft mij al [F] haar hartje verloor, [Bb] maar eerst moest de duivige [Gb] [Gm] maai [C] zijn.
Toen vroeg ik haar weer, maar ze [Fm] schudden haar hoofd, [Cm] nu moest [Dm] eerst de [Abm] rotte [Bb] gezaai zijn.
Toen had ze geen [F] tijd, want toen werd er gehoord, toen [Bb] moesten ze [G] piepen, toen nood het geroord.
[C] Een koelder [Bbm] mama, [F] dus wat heet het, weet zij als ze [Bb] stroomdacht weet het.
[Eb] _ Kleine [Bb] vreetje uit de koude kind van het [Eb] laagge loon,
_ [F] blauw van haar [Dm] en blauw van [F] ogen, veegt mij [D] toch je hand.
_ [Bb] _ Kleine vreetje uit de koude zet me nu [G] in schoot,
_ [C] als het [F] koude leidje [Bb] is, word je [Eb] dan mijn [Bb] vrouw.
Ik was boos, klaar en nedig [F] en ging naar haar toe, [G] en [Bb] zou haar eens [Gb] duidelijk [Eb] verteren,
[Am] dat hooiend, nog hooiend, [Fm] nog blot van de koe, [Cm] mij langer een [Dm] zeer te [Abm] _ [Bb] conscheven.
[Eb] Ik kwam bij haar slootje, [F] mij stoepte er aan, [Bb] en bleef op de brug ook [G] al bijtereen staan.
[C] Ik mocht [Bbm] haar niet [C] winnen, het was [F] beetje, haar [B] was moe en trouw weer [Bb] bijtereen.
[Eb] _ Kleine [Gm] vreetje uit de koude kind van het [Eb] laagge loon,
[F] _ blauw van haar en blauw van ogen, [Bb] geeft mij toch je hand.
_ [Eb] Kleine [Bb] vreetje uit de koude zet me nu [G] in schoot,
_ [C] als het [F] koude _ [Bb] leidje wordt, word je dan
[D] _ [Bb] _ _ _ _ [Eb] _
_ [Gm] Ik weet in de verder [F] een huisje te staan, [Bb] waar vormt ook bloemen [A] en spruiken.
[C] Een slootje ervoor met [Fm] een slootje eraan, [Cm] en [Dm] zenders met roten [G] _ [Bb] sleutel.
Daar gaat ieder derts [F] met vakantie naar toe, op [Bb] koelderen de kippen [G] en melk uit de koel.
[C] Het maai en [Dbm] ik waaien [F] van ditje, en zoen in haar [Bb] klompen van geetje.
[Gm] _ Kleine [Bb] vreetje uit de koude kind van het laagge [Eb] loon,
[F] blauw van haar en blauw van ogen, veegt mij [Bb] toch je hand.
_ _ [Eb] Kleine [Bb] vreetje uit de koude zet me [D] nu in [G] schoot,
[C] als het [F] koude leidje is, [Bb] word je dan [Eb] mijn vrouw.
[Gm] Want vreetje heeft mij al [F] haar hartje verloor, [Bb] maar eerst moest de duivige [Gb] [Gm] maai [C] zijn.
Toen vroeg ik haar weer, maar ze [Fm] schudden haar hoofd, [Cm] nu moest [Dm] eerst de [Abm] rotte [Bb] gezaai zijn.
Toen had ze geen [F] tijd, want toen werd er gehoord, toen [Bb] moesten ze [G] piepen, toen nood het geroord.
[C] Een koelder [Bbm] mama, [F] dus wat heet het, weet zij als ze [Bb] stroomdacht weet het.
[Eb] _ Kleine [Bb] vreetje uit de koude kind van het [Eb] laagge loon,
_ [F] blauw van haar [Dm] en blauw van [F] ogen, veegt mij [D] toch je hand.
_ [Bb] _ Kleine vreetje uit de koude zet me nu [G] in schoot,
_ [C] als het [F] koude leidje [Bb] is, word je [Eb] dan mijn [Bb] vrouw.
Ik was boos, klaar en nedig [F] en ging naar haar toe, [G] en [Bb] zou haar eens [Gb] duidelijk [Eb] verteren,
[Am] dat hooiend, nog hooiend, [Fm] nog blot van de koe, [Cm] mij langer een [Dm] zeer te [Abm] _ [Bb] conscheven.
[Eb] Ik kwam bij haar slootje, [F] mij stoepte er aan, [Bb] en bleef op de brug ook [G] al bijtereen staan.
[C] Ik mocht [Bbm] haar niet [C] winnen, het was [F] beetje, haar [B] was moe en trouw weer [Bb] bijtereen.
[Eb] _ Kleine [Gm] vreetje uit de koude kind van het [Eb] laagge loon,
[F] _ blauw van haar en blauw van ogen, [Bb] geeft mij toch je hand.
_ [Eb] Kleine [Bb] vreetje uit de koude zet me nu [G] in schoot,
_ [C] als het [F] koude _ [Bb] leidje wordt, word je dan