Chords for Griet Wiersma - De lytse Lutske
Tempo:
128.15 bpm
Chords used:
D
A
G
C
Bb
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret

Start Jamming...
[G] [D]
[A]
Giorno, wat een [G] prachtig lied, zei Lutske.
[D] Het is de chateau van Sibse, waar jij de handen [D]
bouwt.
[G] Kom, kleed maar [D] op, neid [G] hem met [A] jouw sfeertje.
[D] Van Kover wordt het oefen van alle vier [D]
gehoud.
Hij bouwde [G] zelf de grond, steek mij het [D] in ziel.
Wat vliegt naar draaien, [E]
Giorno, zal mooi [A]
gehuw.
Het [D] leuke is die je nest [G] gehuwt, liet ze Lutske.
Als wij zijn [A]
groep te heen, voor het friske [D] werpen heen.
[Dm]
Hij hield een werkzaam [Bb] leven aan, [C] hij zit zich in onnieuw [Am] voort.
[Dm]
Mij de natuur sterke vond, [C] verlangen uit kater die [F] groot.
Hij hoort die [Gm] schildraad van de manen [C] haal, kam heel van ding [F]
verklezen op hem [Bb] taal.
Hoe het [Gm] ver beginnend hoer, dat [A] kraai door je [D]
zoel.
Giorno, wat [G] een pracht, liet ze [A]
Lutske.
[D] Het is de [A]
chateau van Sibse, waar jij de handen [D]
bouwt.
Kom, kleed maar op, neid [G] hem met [A] jouw sfeertje.
[D] Van koffer, door koel, de koelkool van alle vinken [D]
haalt.
Hij bouwde zelfs [G] de brandweer, mij het [D] in ziel.
Wat vliegt naar draaien, [E]
Giorno, zal mooi [A]
gehuw.
[A] Uit de [D] geef die de mensen [G] heet, liet ze [D]
Lutske.
Als mij [A] zijn gruip gebricht, voor uw sproeske [D] werpen heen.
Hij zit [Dm] er vol [Bb] van als een gai, [C] en nam het jongs mij op [Am] bed.
[Dm]
Al hoorde hij [Bb] een volle vijf, [C] zijn woord die waarde [F] neerzet.
Ik zie hem [Gm] in praat, voor mij het [C] goud.
Het makken [F] vrouwen vreemd, een paar [Bb] genaamd.
Maar ook [Gm] in tink verkleed, [A] Sibse zijn woorden [D] het gleed.
Giorno, wat [G] een pracht, liet [D] ze Lutske.
Het is [A] de chateau van Sibse, waar jij de [D] handen bouwt.
Kom blijf aan boord, [G] nijden met jou [A] ons [D] wutsje.
Van [A] koffer, verboden, boven, van alle [D] pieken, ha!
Hij bouwde zelfs [G] de brandweer, mij het [D] in ziel.
Wat vliegt naar [E] draaien, Giorno, zal mooi [A]
gehuw.
Het werken [D] is die ene, ze [G] heet [D] Litse Lutske.
Als wij [A]
zingruften heen, voor u spries [D] gewerven heen.
Als wij [A]
zingruften heen, voor u spries [D] gewerven heen.
[N]
[A]
Giorno, wat een [G] prachtig lied, zei Lutske.
[D] Het is de chateau van Sibse, waar jij de handen [D]
bouwt.
[G] Kom, kleed maar [D] op, neid [G] hem met [A] jouw sfeertje.
[D] Van Kover wordt het oefen van alle vier [D]
gehoud.
Hij bouwde [G] zelf de grond, steek mij het [D] in ziel.
Wat vliegt naar draaien, [E]
Giorno, zal mooi [A]
gehuw.
Het [D] leuke is die je nest [G] gehuwt, liet ze Lutske.
Als wij zijn [A]
groep te heen, voor het friske [D] werpen heen.
[Dm]
Hij hield een werkzaam [Bb] leven aan, [C] hij zit zich in onnieuw [Am] voort.
[Dm]
Mij de natuur sterke vond, [C] verlangen uit kater die [F] groot.
Hij hoort die [Gm] schildraad van de manen [C] haal, kam heel van ding [F]
verklezen op hem [Bb] taal.
Hoe het [Gm] ver beginnend hoer, dat [A] kraai door je [D]
zoel.
Giorno, wat [G] een pracht, liet ze [A]
Lutske.
[D] Het is de [A]
chateau van Sibse, waar jij de handen [D]
bouwt.
Kom, kleed maar op, neid [G] hem met [A] jouw sfeertje.
[D] Van koffer, door koel, de koelkool van alle vinken [D]
haalt.
Hij bouwde zelfs [G] de brandweer, mij het [D] in ziel.
Wat vliegt naar draaien, [E]
Giorno, zal mooi [A]
gehuw.
[A] Uit de [D] geef die de mensen [G] heet, liet ze [D]
Lutske.
Als mij [A] zijn gruip gebricht, voor uw sproeske [D] werpen heen.
Hij zit [Dm] er vol [Bb] van als een gai, [C] en nam het jongs mij op [Am] bed.
[Dm]
Al hoorde hij [Bb] een volle vijf, [C] zijn woord die waarde [F] neerzet.
Ik zie hem [Gm] in praat, voor mij het [C] goud.
Het makken [F] vrouwen vreemd, een paar [Bb] genaamd.
Maar ook [Gm] in tink verkleed, [A] Sibse zijn woorden [D] het gleed.
Giorno, wat [G] een pracht, liet [D] ze Lutske.
Het is [A] de chateau van Sibse, waar jij de [D] handen bouwt.
Kom blijf aan boord, [G] nijden met jou [A] ons [D] wutsje.
Van [A] koffer, verboden, boven, van alle [D] pieken, ha!
Hij bouwde zelfs [G] de brandweer, mij het [D] in ziel.
Wat vliegt naar [E] draaien, Giorno, zal mooi [A]
gehuw.
Het werken [D] is die ene, ze [G] heet [D] Litse Lutske.
Als wij [A]
zingruften heen, voor u spries [D] gewerven heen.
Als wij [A]
zingruften heen, voor u spries [D] gewerven heen.
[N]
Key:
D
A
G
C
Bb
D
A
G
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ [G] _ _ _ _ [D] _
_ _ _ _ _ _ _ [A] _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _
Giorno, wat een [G] _ prachtig lied, zei Lutske.
_ [D] _ Het is de chateau van Sibse, waar jij de handen [D] _
_ bouwt.
[G] Kom, kleed maar [D] op, _ neid [G] hem met _ [A] jouw _ sfeertje.
[D] Van Kover wordt het oefen van alle vier _ [D] _
gehoud.
Hij bouwde [G] zelf de grond, _ steek mij het [D] in ziel.
Wat vliegt naar draaien, [E] _
Giorno, _ zal mooi [A] _
_ gehuw.
_ Het [D] leuke is die je nest [G] gehuwt, liet ze _ _ Lutske.
_ Als wij zijn [A]
groep te heen, voor het friske [D] werpen heen.
_ _ _ _ _ [Dm]
Hij hield een werkzaam [Bb] leven aan, [C] hij zit zich in onnieuw [Am] voort.
_ _ [Dm]
Mij de natuur _ sterke vond, [C] verlangen uit kater die [F] groot.
Hij hoort die [Gm] schildraad van de manen [C] haal, kam heel van ding [F]
verklezen op hem [Bb] taal.
Hoe het [Gm] ver beginnend hoer, dat [A] kraai door je [D] _
_ zoel. _ _ _ _
Giorno, wat [G] een pracht, liet ze [A] _
_ Lutske.
[D] _ Het is de [A]
chateau van Sibse, waar jij de handen [D] _
_ bouwt.
_ Kom, kleed maar op, neid [G] hem met _ [A] jouw _ sfeertje.
[D] _ Van koffer, door koel, de koelkool van alle vinken [D] _
_ haalt.
Hij bouwde zelfs [G] de _ _ brandweer, mij het [D] in ziel.
_ Wat vliegt naar draaien, [E] _
Giorno, _ zal mooi [A] _
_ gehuw.
[A] _ Uit de [D] geef die de mensen [G] heet, liet ze [D] _
_ Lutske.
_ Als mij [A] zijn gruip gebricht, voor uw sproeske [D] werpen heen. _ _ _ _ _
Hij zit [Dm] er vol [Bb] van als een gai, [C] en nam het jongs mij op _ [Am] bed.
_ [Dm]
Al hoorde hij [Bb] een volle vijf, [C] zijn woord die waarde [F] neerzet.
Ik zie hem [Gm] in praat, voor mij het [C] goud.
Het makken [F] vrouwen vreemd, een paar _ [Bb] genaamd.
Maar ook [Gm] in tink verkleed, [A] Sibse zijn woorden [D] het _ _ gleed. _ _ _
Giorno, wat [G] een pracht, liet [D] ze _ Lutske.
_ Het is [A] de chateau van Sibse, waar jij de [D] handen _ bouwt.
_ Kom blijf aan boord, [G] nijden met jou [A] ons _ _ [D] wutsje.
Van [A] koffer, verboden, boven, van alle [D] pieken, ha!
_ _ Hij bouwde zelfs [G] de _ _ brandweer, mij het [D] in ziel.
_ Wat vliegt naar [E] draaien, _ Giorno, _ zal mooi [A] _
_ gehuw.
_ Het werken [D] is die ene, ze [G] heet _ [D] Litse _ _ Lutske.
Als wij [A] _
zingruften heen, voor u spries [D] gewerven heen.
_ _ Als wij [A] _
zingruften heen, voor u spries [D] gewerven heen. _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ [N] _ _
_ _ _ [G] _ _ _ _ [D] _
_ _ _ _ _ _ _ [A] _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _
Giorno, wat een [G] _ prachtig lied, zei Lutske.
_ [D] _ Het is de chateau van Sibse, waar jij de handen [D] _
_ bouwt.
[G] Kom, kleed maar [D] op, _ neid [G] hem met _ [A] jouw _ sfeertje.
[D] Van Kover wordt het oefen van alle vier _ [D] _
gehoud.
Hij bouwde [G] zelf de grond, _ steek mij het [D] in ziel.
Wat vliegt naar draaien, [E] _
Giorno, _ zal mooi [A] _
_ gehuw.
_ Het [D] leuke is die je nest [G] gehuwt, liet ze _ _ Lutske.
_ Als wij zijn [A]
groep te heen, voor het friske [D] werpen heen.
_ _ _ _ _ [Dm]
Hij hield een werkzaam [Bb] leven aan, [C] hij zit zich in onnieuw [Am] voort.
_ _ [Dm]
Mij de natuur _ sterke vond, [C] verlangen uit kater die [F] groot.
Hij hoort die [Gm] schildraad van de manen [C] haal, kam heel van ding [F]
verklezen op hem [Bb] taal.
Hoe het [Gm] ver beginnend hoer, dat [A] kraai door je [D] _
_ zoel. _ _ _ _
Giorno, wat [G] een pracht, liet ze [A] _
_ Lutske.
[D] _ Het is de [A]
chateau van Sibse, waar jij de handen [D] _
_ bouwt.
_ Kom, kleed maar op, neid [G] hem met _ [A] jouw _ sfeertje.
[D] _ Van koffer, door koel, de koelkool van alle vinken [D] _
_ haalt.
Hij bouwde zelfs [G] de _ _ brandweer, mij het [D] in ziel.
_ Wat vliegt naar draaien, [E] _
Giorno, _ zal mooi [A] _
_ gehuw.
[A] _ Uit de [D] geef die de mensen [G] heet, liet ze [D] _
_ Lutske.
_ Als mij [A] zijn gruip gebricht, voor uw sproeske [D] werpen heen. _ _ _ _ _
Hij zit [Dm] er vol [Bb] van als een gai, [C] en nam het jongs mij op _ [Am] bed.
_ [Dm]
Al hoorde hij [Bb] een volle vijf, [C] zijn woord die waarde [F] neerzet.
Ik zie hem [Gm] in praat, voor mij het [C] goud.
Het makken [F] vrouwen vreemd, een paar _ [Bb] genaamd.
Maar ook [Gm] in tink verkleed, [A] Sibse zijn woorden [D] het _ _ gleed. _ _ _
Giorno, wat [G] een pracht, liet [D] ze _ Lutske.
_ Het is [A] de chateau van Sibse, waar jij de [D] handen _ bouwt.
_ Kom blijf aan boord, [G] nijden met jou [A] ons _ _ [D] wutsje.
Van [A] koffer, verboden, boven, van alle [D] pieken, ha!
_ _ Hij bouwde zelfs [G] de _ _ brandweer, mij het [D] in ziel.
_ Wat vliegt naar [E] draaien, _ Giorno, _ zal mooi [A] _
_ gehuw.
_ Het werken [D] is die ene, ze [G] heet _ [D] Litse _ _ Lutske.
Als wij [A] _
zingruften heen, voor u spries [D] gewerven heen.
_ _ Als wij [A] _
zingruften heen, voor u spries [D] gewerven heen. _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ [N] _ _