Chords for Guido Belcanto & Nancy Neut (LunAcoustic) - Toverdrank / De wilde roos
Tempo:
70.3 bpm
Chords used:
Gm
Bb
D
Cm
Am
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[Ab] Vandaag hebben we een hele goede [E] zangeretje.
Ze komt uit Alveren, het is mooi, ze heeft een prachtige stem.
En haar naam is Nancy Neurth.
Kom dan!
[A] [Am]
Naar de honingen toe, [G] die naar je vallen verslaat.
[Ab] [Am] Van deze vingerlijn [G] is mijn toverdraai gevaren.
[Am]
Ik weet iets dat [G] mij niet zo goed kan bedenken.
[Am] Op zoek [G] naar een dure ondergang.
[Dm] Ze zocht me karimmen, [Am] ze zei met zacht en wang.
[Dm] Ik denk [Am] ik ga [Dm] om.
[Em] [Am]
Van deze honingen [G] toe, die naar je vallen verslaat.
[A] Van [Am] deze [G] vingerlijn is mijn toverdraai gevaren.
[Dm] Ik weet iets dat [A] mij niet zo goed kan bedenken.
[Dm] Op zoek naar een [Am] dure ondergang.
[Dm] [Em] Op [A] zoek [Am] naar een dure ondergang.
Ik ben op het gebouw [G] met mijn oude zang.
[Am] Al haar zonder, [G] ze kwam haar zoenen langs.
[Dm] Ik ben al te [Am] vroeg,
[Dm] ze heeft niet vroeg [Am] gekomen, haar zoenen langs.
[Dm] [Em] [F]
[Bbm] [Ab]
[Bbm] [Ab]
[Ebm] [Bbm]
[Ebm] [Bbm]
[Cm] [B] [Bbm]
[Bb] [F] Toen ik [Bb] ontwakt, zie ik zo [Ab] doorheen het [Bbm] raam.
[Bb] Ik kijk naar buiten, ik [Ab] sta met auto's in de wind staan.
[Ebm] Ze is toon [Eb] mijn carriera, [Bbm] mijn geld, [Bb] haar [Ebm] levensloon.
Toon mijn eigen smachten, [Bbm] naar haar zoete toverdraai.
[Ebm] Ho, [Fm] ho, toverdraai.
[Bbm]
Van deze honingen toe, [Ab] die naar je vallen verslaat.
[Bbm]
Van deze vingerlijn is [Ab] mijn toverdraai gevaren.
[Ebm]
Ze gaat uit de kelder, naar [Bbm] een levensloon die kwijt.
[Ebm]
Ik zal in haar [Bbm] bloemen langs en toverdraai.
[Ebm]
Ho, [Fm] ho, [Ebm] [Fm] [Ebm]
[Fm] [Bbm] toverdraai.
Men [N]
[Gm]
[F]
[Gm] noemt mij de wilde [Cm] roze.
[Bb] Mijn naam was [D] wijzerig, [Gm] waarom heeft die naam [Cm] voor mij [Gm] roze?
Het [F] is de raadschap [Gm] voor mij, ik sta er voorweers.
[Bb] Ik wist het meteen, ze is de [D] waarheid voor mij.
[Gm] Mijn knippen zo rood [Bb] als de rozenbloem.
Haar vaten zo vuur [D] en vree.
[Gm] Hij stond aan mijn deur, [Bb] in die krempen.
Hij kuste mij en ik [D] verrood mijn verstand.
[Gm] De eerste man die er [Bb] aan me had, [Cm] hij droonde van taart.
[D]
[Gm] Men noemt mij de wilde roze.
[Bb] Mijn naam was [D] wijzerig, [Gm] waarom heeft die naam voor [Cm] mij [Gm] roze?
Het [F] is de raadschap voor [Gm] mij.
Op de tweede dag, bracht [Bb] ik haar bloed.
[Cm] Haar schoonheid verdikte [D] mijn bloed.
[Gm] Ik vroeg [Bb] meegelaar, de wilde roze.
[Cm] Of hij z'n schaar wakker [D] en zwaard.
[Gm] Op de tweede dag, bracht hij [Bb] mij eeuw de [Cm] roze.
Hij vroeg, wil je met mij [D]
verpozen?
[Gm] Van beide [Bb] vier, niet zo ver van vier.
[Cm] Tante, wil je de wilde [D] roze?
[Am] Men [Gm] noemt mij de wilde roze.
[Bb] Mijn naam was [D] wijzerig, [Gm] waarom heeft die naam voor [Cm] mij [Gm] roze?
Het [F] is de raadschap voor [Gm] mij.
Op de derde dag, [Bb] nam hij me mee.
[Cm] Gesloten koude [D]
waterkant.
[Gm] Een moeder klaag heb [Bb] gehoord, een loon poed hoog.
[Cm] Hij hoog over mij, de stenen zijn hard.
[Gm] Op de laatste dag, bracht [Bb] ik haar na, ben ik hier.
[Cm] De zonde [D] rood, als eeuw de grond.
Ik [Gm] schreef me [Bb] tot God, als God mijn mond [Cm] doet.
Ik wil haar, [D] zonder rood haar mond.
[Gm] Tante, wil je [Cm] de wilde [Gm] roze?
Mijn [Bb] naam was [D] wijzerig, [Gm] waarom heeft die naam voor mij roze?
Het is de raadschap voor mij.
Het is de raadschap voor mij.
Het is de raadschap [D] voor mij.
[Gm] [N]
Ze komt uit Alveren, het is mooi, ze heeft een prachtige stem.
En haar naam is Nancy Neurth.
Kom dan!
[A] [Am]
Naar de honingen toe, [G] die naar je vallen verslaat.
[Ab] [Am] Van deze vingerlijn [G] is mijn toverdraai gevaren.
[Am]
Ik weet iets dat [G] mij niet zo goed kan bedenken.
[Am] Op zoek [G] naar een dure ondergang.
[Dm] Ze zocht me karimmen, [Am] ze zei met zacht en wang.
[Dm] Ik denk [Am] ik ga [Dm] om.
[Em] [Am]
Van deze honingen [G] toe, die naar je vallen verslaat.
[A] Van [Am] deze [G] vingerlijn is mijn toverdraai gevaren.
[Dm] Ik weet iets dat [A] mij niet zo goed kan bedenken.
[Dm] Op zoek naar een [Am] dure ondergang.
[Dm] [Em] Op [A] zoek [Am] naar een dure ondergang.
Ik ben op het gebouw [G] met mijn oude zang.
[Am] Al haar zonder, [G] ze kwam haar zoenen langs.
[Dm] Ik ben al te [Am] vroeg,
[Dm] ze heeft niet vroeg [Am] gekomen, haar zoenen langs.
[Dm] [Em] [F]
[Bbm] [Ab]
[Bbm] [Ab]
[Ebm] [Bbm]
[Ebm] [Bbm]
[Cm] [B] [Bbm]
[Bb] [F] Toen ik [Bb] ontwakt, zie ik zo [Ab] doorheen het [Bbm] raam.
[Bb] Ik kijk naar buiten, ik [Ab] sta met auto's in de wind staan.
[Ebm] Ze is toon [Eb] mijn carriera, [Bbm] mijn geld, [Bb] haar [Ebm] levensloon.
Toon mijn eigen smachten, [Bbm] naar haar zoete toverdraai.
[Ebm] Ho, [Fm] ho, toverdraai.
[Bbm]
Van deze honingen toe, [Ab] die naar je vallen verslaat.
[Bbm]
Van deze vingerlijn is [Ab] mijn toverdraai gevaren.
[Ebm]
Ze gaat uit de kelder, naar [Bbm] een levensloon die kwijt.
[Ebm]
Ik zal in haar [Bbm] bloemen langs en toverdraai.
[Ebm]
Ho, [Fm] ho, [Ebm] [Fm] [Ebm]
[Fm] [Bbm] toverdraai.
Men [N]
[Gm]
[F]
[Gm] noemt mij de wilde [Cm] roze.
[Bb] Mijn naam was [D] wijzerig, [Gm] waarom heeft die naam [Cm] voor mij [Gm] roze?
Het [F] is de raadschap [Gm] voor mij, ik sta er voorweers.
[Bb] Ik wist het meteen, ze is de [D] waarheid voor mij.
[Gm] Mijn knippen zo rood [Bb] als de rozenbloem.
Haar vaten zo vuur [D] en vree.
[Gm] Hij stond aan mijn deur, [Bb] in die krempen.
Hij kuste mij en ik [D] verrood mijn verstand.
[Gm] De eerste man die er [Bb] aan me had, [Cm] hij droonde van taart.
[D]
[Gm] Men noemt mij de wilde roze.
[Bb] Mijn naam was [D] wijzerig, [Gm] waarom heeft die naam voor [Cm] mij [Gm] roze?
Het [F] is de raadschap voor [Gm] mij.
Op de tweede dag, bracht [Bb] ik haar bloed.
[Cm] Haar schoonheid verdikte [D] mijn bloed.
[Gm] Ik vroeg [Bb] meegelaar, de wilde roze.
[Cm] Of hij z'n schaar wakker [D] en zwaard.
[Gm] Op de tweede dag, bracht hij [Bb] mij eeuw de [Cm] roze.
Hij vroeg, wil je met mij [D]
verpozen?
[Gm] Van beide [Bb] vier, niet zo ver van vier.
[Cm] Tante, wil je de wilde [D] roze?
[Am] Men [Gm] noemt mij de wilde roze.
[Bb] Mijn naam was [D] wijzerig, [Gm] waarom heeft die naam voor [Cm] mij [Gm] roze?
Het [F] is de raadschap voor [Gm] mij.
Op de derde dag, [Bb] nam hij me mee.
[Cm] Gesloten koude [D]
waterkant.
[Gm] Een moeder klaag heb [Bb] gehoord, een loon poed hoog.
[Cm] Hij hoog over mij, de stenen zijn hard.
[Gm] Op de laatste dag, bracht [Bb] ik haar na, ben ik hier.
[Cm] De zonde [D] rood, als eeuw de grond.
Ik [Gm] schreef me [Bb] tot God, als God mijn mond [Cm] doet.
Ik wil haar, [D] zonder rood haar mond.
[Gm] Tante, wil je [Cm] de wilde [Gm] roze?
Mijn [Bb] naam was [D] wijzerig, [Gm] waarom heeft die naam voor mij roze?
Het is de raadschap voor mij.
Het is de raadschap voor mij.
Het is de raadschap [D] voor mij.
[Gm] [N]
Key:
Gm
Bb
D
Cm
Am
Gm
Bb
D
[Ab] Vandaag hebben we een hele goede [E] zangeretje.
Ze komt uit Alveren, het is mooi, ze heeft een prachtige stem.
En haar naam is Nancy Neurth.
Kom dan!
[A] _ _ [Am] _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ Naar de honingen toe, [G] die naar je vallen verslaat.
[Ab] _ [Am] Van deze vingerlijn [G] is mijn _ toverdraai gevaren.
_ [Am] _ _ _ _ _ _ _
_ Ik weet iets dat [G] mij niet zo goed kan bedenken.
[Am] _ Op zoek [G] naar een dure ondergang.
_ [Dm] Ze zocht me karimmen, [Am] ze zei met zacht en wang.
[Dm] _ _ Ik denk [Am] ik ga _ _ [Dm] om.
_ [Em] _ _ [Am] _ _ _
_ Van deze honingen [G] toe, die naar je vallen verslaat.
[A] Van [Am] deze [G] vingerlijn is mijn toverdraai gevaren.
[Dm] Ik weet iets dat [A] mij niet zo goed kan bedenken.
[Dm] Op zoek naar een [Am] dure ondergang. _
_ [Dm] _ _ [Em] Op [A] zoek [Am] naar een dure _ ondergang.
Ik ben op het gebouw [G] met mijn oude zang.
[Am] Al haar zonder, [G] ze kwam haar zoenen langs.
[Dm] _ Ik ben al te [Am] vroeg, _ _
_ [Dm] ze heeft niet vroeg [Am] gekomen, haar zoenen langs.
[Dm] _ _ [Em] _ _ [F] _ _ _
_ [Bbm] _ _ _ _ [Ab] _ _ _
_ [Bbm] _ _ _ _ [Ab] _ _ _
_ [Ebm] _ _ _ _ [Bbm] _ _ _
_ [Ebm] _ _ _ _ [Bbm] _ _ _
_ [Cm] _ _ [B] _ _ [Bbm] _ _ _
_ _ _ [Bb] _ _ [F] _ Toen ik [Bb] ontwakt, zie ik zo [Ab] doorheen het [Bbm] raam.
[Bb] Ik kijk naar buiten, ik [Ab] sta met auto's in de wind staan.
_ [Ebm] Ze is toon [Eb] mijn carriera, [Bbm] mijn geld, [Bb] haar [Ebm] levensloon.
Toon mijn eigen smachten, [Bbm] naar haar zoete toverdraai.
[Ebm] Ho, [Fm] ho, toverdraai.
[Bbm] _ _ _ _
Van deze honingen toe, [Ab] die naar je vallen verslaat.
[Bbm]
Van deze vingerlijn is [Ab] mijn toverdraai gevaren.
_ [Ebm]
Ze gaat uit de kelder, naar [Bbm] een levensloon die kwijt.
[Ebm]
Ik zal in haar [Bbm] bloemen langs en toverdraai.
_ [Ebm]
Ho, [Fm] ho, _ [Ebm] _ _ [Fm] _ _ [Ebm] _
_ [Fm] _ _ _ [Bbm] _ _ toverdraai.
Men _ _ _ _ _ [N] _
_ _ _ _ _ _ _ [Gm] _
_ _ _ _ _ _ _ [F] _
_ [Gm] _ _ _ _ noemt mij de wilde [Cm] _ roze.
[Bb] Mijn naam was [D] wijzerig, [Gm] waarom heeft die naam [Cm] voor mij [Gm] roze?
_ Het [F] is de raadschap [Gm] voor mij, ik sta er voorweers.
[Bb] Ik wist het meteen, ze is de [D] waarheid voor mij.
[Gm] Mijn knippen zo rood [Bb] als de rozenbloem.
Haar vaten zo vuur [D] en vree.
[Gm] Hij stond aan mijn deur, [Bb] in die krempen.
Hij kuste mij en ik [D] verrood mijn verstand.
[Gm] De eerste man die er [Bb] aan me had, [Cm] hij droonde van taart.
[D] _ _ _
_ [Gm] Men noemt mij de wilde _ roze.
[Bb] Mijn naam was _ [D] wijzerig, [Gm] waarom heeft die naam voor [Cm] mij [Gm] roze?
_ Het [F] is de raadschap voor [Gm] mij.
Op de tweede dag, bracht [Bb] ik haar bloed.
[Cm] Haar schoonheid verdikte [D] mijn bloed.
[Gm] Ik vroeg [Bb] meegelaar, de wilde roze.
[Cm] Of hij z'n schaar wakker [D] en zwaard.
[Gm] Op de tweede dag, bracht hij [Bb] mij eeuw de [Cm] roze.
Hij vroeg, wil je met mij [D]
verpozen?
[Gm] Van beide [Bb] vier, niet zo ver van vier.
[Cm] Tante, wil je de wilde [D] roze?
_ [Am] Men [Gm] noemt mij de wilde _ roze.
[Bb] Mijn naam was [D] wijzerig, _ [Gm] waarom heeft die naam voor [Cm] mij [Gm] roze?
_ Het [F] is de raadschap voor [Gm] mij.
Op de derde dag, [Bb] nam hij me mee.
[Cm] Gesloten koude [D]
waterkant.
[Gm] Een moeder klaag heb [Bb] gehoord, een loon poed hoog.
[Cm] Hij hoog over mij, de stenen zijn hard.
[Gm] Op de laatste dag, bracht [Bb] ik haar na, ben ik hier.
[Cm] De zonde [D] rood, als eeuw de grond.
Ik [Gm] schreef me [Bb] tot God, als God mijn mond [Cm] doet.
Ik wil haar, [D] zonder rood haar mond. _
_ [Gm] Tante, wil je [Cm] de wilde _ [Gm] roze?
Mijn [Bb] naam was _ [D] wijzerig, [Gm] waarom heeft die naam voor mij _ roze?
Het is de raadschap voor mij.
Het is de raadschap voor mij.
Het is de raadschap [D] voor mij. _
[Gm] _ _ _ _ _ _ _ [N] _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
Ze komt uit Alveren, het is mooi, ze heeft een prachtige stem.
En haar naam is Nancy Neurth.
Kom dan!
[A] _ _ [Am] _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ Naar de honingen toe, [G] die naar je vallen verslaat.
[Ab] _ [Am] Van deze vingerlijn [G] is mijn _ toverdraai gevaren.
_ [Am] _ _ _ _ _ _ _
_ Ik weet iets dat [G] mij niet zo goed kan bedenken.
[Am] _ Op zoek [G] naar een dure ondergang.
_ [Dm] Ze zocht me karimmen, [Am] ze zei met zacht en wang.
[Dm] _ _ Ik denk [Am] ik ga _ _ [Dm] om.
_ [Em] _ _ [Am] _ _ _
_ Van deze honingen [G] toe, die naar je vallen verslaat.
[A] Van [Am] deze [G] vingerlijn is mijn toverdraai gevaren.
[Dm] Ik weet iets dat [A] mij niet zo goed kan bedenken.
[Dm] Op zoek naar een [Am] dure ondergang. _
_ [Dm] _ _ [Em] Op [A] zoek [Am] naar een dure _ ondergang.
Ik ben op het gebouw [G] met mijn oude zang.
[Am] Al haar zonder, [G] ze kwam haar zoenen langs.
[Dm] _ Ik ben al te [Am] vroeg, _ _
_ [Dm] ze heeft niet vroeg [Am] gekomen, haar zoenen langs.
[Dm] _ _ [Em] _ _ [F] _ _ _
_ [Bbm] _ _ _ _ [Ab] _ _ _
_ [Bbm] _ _ _ _ [Ab] _ _ _
_ [Ebm] _ _ _ _ [Bbm] _ _ _
_ [Ebm] _ _ _ _ [Bbm] _ _ _
_ [Cm] _ _ [B] _ _ [Bbm] _ _ _
_ _ _ [Bb] _ _ [F] _ Toen ik [Bb] ontwakt, zie ik zo [Ab] doorheen het [Bbm] raam.
[Bb] Ik kijk naar buiten, ik [Ab] sta met auto's in de wind staan.
_ [Ebm] Ze is toon [Eb] mijn carriera, [Bbm] mijn geld, [Bb] haar [Ebm] levensloon.
Toon mijn eigen smachten, [Bbm] naar haar zoete toverdraai.
[Ebm] Ho, [Fm] ho, toverdraai.
[Bbm] _ _ _ _
Van deze honingen toe, [Ab] die naar je vallen verslaat.
[Bbm]
Van deze vingerlijn is [Ab] mijn toverdraai gevaren.
_ [Ebm]
Ze gaat uit de kelder, naar [Bbm] een levensloon die kwijt.
[Ebm]
Ik zal in haar [Bbm] bloemen langs en toverdraai.
_ [Ebm]
Ho, [Fm] ho, _ [Ebm] _ _ [Fm] _ _ [Ebm] _
_ [Fm] _ _ _ [Bbm] _ _ toverdraai.
Men _ _ _ _ _ [N] _
_ _ _ _ _ _ _ [Gm] _
_ _ _ _ _ _ _ [F] _
_ [Gm] _ _ _ _ noemt mij de wilde [Cm] _ roze.
[Bb] Mijn naam was [D] wijzerig, [Gm] waarom heeft die naam [Cm] voor mij [Gm] roze?
_ Het [F] is de raadschap [Gm] voor mij, ik sta er voorweers.
[Bb] Ik wist het meteen, ze is de [D] waarheid voor mij.
[Gm] Mijn knippen zo rood [Bb] als de rozenbloem.
Haar vaten zo vuur [D] en vree.
[Gm] Hij stond aan mijn deur, [Bb] in die krempen.
Hij kuste mij en ik [D] verrood mijn verstand.
[Gm] De eerste man die er [Bb] aan me had, [Cm] hij droonde van taart.
[D] _ _ _
_ [Gm] Men noemt mij de wilde _ roze.
[Bb] Mijn naam was _ [D] wijzerig, [Gm] waarom heeft die naam voor [Cm] mij [Gm] roze?
_ Het [F] is de raadschap voor [Gm] mij.
Op de tweede dag, bracht [Bb] ik haar bloed.
[Cm] Haar schoonheid verdikte [D] mijn bloed.
[Gm] Ik vroeg [Bb] meegelaar, de wilde roze.
[Cm] Of hij z'n schaar wakker [D] en zwaard.
[Gm] Op de tweede dag, bracht hij [Bb] mij eeuw de [Cm] roze.
Hij vroeg, wil je met mij [D]
verpozen?
[Gm] Van beide [Bb] vier, niet zo ver van vier.
[Cm] Tante, wil je de wilde [D] roze?
_ [Am] Men [Gm] noemt mij de wilde _ roze.
[Bb] Mijn naam was [D] wijzerig, _ [Gm] waarom heeft die naam voor [Cm] mij [Gm] roze?
_ Het [F] is de raadschap voor [Gm] mij.
Op de derde dag, [Bb] nam hij me mee.
[Cm] Gesloten koude [D]
waterkant.
[Gm] Een moeder klaag heb [Bb] gehoord, een loon poed hoog.
[Cm] Hij hoog over mij, de stenen zijn hard.
[Gm] Op de laatste dag, bracht [Bb] ik haar na, ben ik hier.
[Cm] De zonde [D] rood, als eeuw de grond.
Ik [Gm] schreef me [Bb] tot God, als God mijn mond [Cm] doet.
Ik wil haar, [D] zonder rood haar mond. _
_ [Gm] Tante, wil je [Cm] de wilde _ [Gm] roze?
Mijn [Bb] naam was _ [D] wijzerig, [Gm] waarom heeft die naam voor mij _ roze?
Het is de raadschap voor mij.
Het is de raadschap voor mij.
Het is de raadschap [D] voor mij. _
[Gm] _ _ _ _ _ _ _ [N] _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _