Chords for Heinoos – Donkere wolken (Officiële videoclip)
Tempo:
131.95 bpm
Chords used:
A
E
G
D
B
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[G] [C] [E] [G]
[A] [E] [G]
[D] [A] [E] [G]
[D] [A] [G]
[D] [A] [E] [G]
[D] [A] [E] [G]
[D] [A] [E] [G]
[D] [A] [E] Het was [D] zaterdagavond, [A] moeiteken niet bang,
Mijn vrouw woonde [G] huis, maar ik [E] ging doorlaan.
Ze liep me [D] erachter, maar het was [A] lang niet plus.
In donkere [Em] woon, hing [E] boven mijn huis.
Heel snel, [D] weer een jaar, dat [A] was mijn plan.
Dus laat ons [G] vergeten, dus ik bel [E] aan.
Mijn huisje weer open, [D] geen [N] enkel geluid.
[A] En als ze echt niks meer [Em] [D] zegt, ik [A] kan naar huis.
[E] Donkere woon, [A] ging boven mijn huis.
Het [E] donderde alleen [B] een verdaal.
[E] Een bakken met [A] dragen, die [E] balen op mijn kap.
[A] Dit geur, [Ab] ik geen [B] enkele vrouw.
[E] Donkere woon, [A] ging [E] boven mijn huis.
[A] Verschrikkelijk waar, [B] een kapaal.
[E] Het licht, die het meteen [A] zou spuren, toen niet schoon.
Maar die werd [Ab] toch [A] daarin [B] van oor.
[G] [D]
[A] [E] [G] [D]
[A] [E] Wij hadden een feestje, [D] en [A] hadden het fijn.
Bob die trok met, [G] dus wij [A] [E] pakten de trein.
De henden, het was [D] prachtig, de tijd [A] vult erbij.
Een biertje, een [G] sprek, een jaar, dat [E] hadden erbij.
Een piep van de toren, [D] een [A] feestje, wat alles was [G] op.
En het ging, [E] dat vind ik fijn.
Dansen, [D] sjansen, maar we [A] missen de trein.
Wij geschoonden die [G] ochten, zonder wij, [A] niet voor een pijn.
[E] Donkere woon, [A] ging [E] boven mijn huis.
[A] Het [Ab] donderde [B] alleen een verdaal.
[E] Een bakken met [A] dragen, die [E] balen op mijn kap.
[A] Dit geur, [Abm] ik geen [B] enkele vrouw.
[E] Donkere woon, [A] ging boven [E] mijn huis.
[A] Verschrikkelijk, [Gb] waar [B] een gevaar.
[E] We liepen niet wat meer, [A] zoals [E] broertjes misschap.
[A] Maar die werd [Abm] toch daarin [B] van oor.
[E]
[Em] [A] Donkere [E] [A]
[Abm] [B] [G] [A]
[E] [A]
[Ab] [E] [B] [G]
[D] [Am] [E] [G]
[D] [A] [E] [G]
[D] [A] [E] [G]
[D] [A]
[E] woon, [A] ging boven [E] mijn huis.
[A] Het [Ab] donderde [Bm] alleen een verdaal.
[E] Een bakken met [A] dragen, die [E] balen op mijn kap.
[A] Dit geur, [B] ik geen enkele vrouw.
[E] Donkere woon, [A] ging [E] boven mijn huis.
[A] [Ab] Verschrikkelijk, [Gb] waar [B] een gevaar.
[E] We liepen niet wat meer, [A] zoals [E] broertjes misschap.
[A] Maar die werd [Ab] toch [B] daarin van oor.
[G] [D] [A]
[G] [E]
[A] [E] [G]
[D] [A] [E] [G]
[D] [A] [G]
[D] [A] [E] [G]
[D] [A] [E] [G]
[D] [A] [E] [G]
[D] [A] [E] Het was [D] zaterdagavond, [A] moeiteken niet bang,
Mijn vrouw woonde [G] huis, maar ik [E] ging doorlaan.
Ze liep me [D] erachter, maar het was [A] lang niet plus.
In donkere [Em] woon, hing [E] boven mijn huis.
Heel snel, [D] weer een jaar, dat [A] was mijn plan.
Dus laat ons [G] vergeten, dus ik bel [E] aan.
Mijn huisje weer open, [D] geen [N] enkel geluid.
[A] En als ze echt niks meer [Em] [D] zegt, ik [A] kan naar huis.
[E] Donkere woon, [A] ging boven mijn huis.
Het [E] donderde alleen [B] een verdaal.
[E] Een bakken met [A] dragen, die [E] balen op mijn kap.
[A] Dit geur, [Ab] ik geen [B] enkele vrouw.
[E] Donkere woon, [A] ging [E] boven mijn huis.
[A] Verschrikkelijk waar, [B] een kapaal.
[E] Het licht, die het meteen [A] zou spuren, toen niet schoon.
Maar die werd [Ab] toch [A] daarin [B] van oor.
[G] [D]
[A] [E] [G] [D]
[A] [E] Wij hadden een feestje, [D] en [A] hadden het fijn.
Bob die trok met, [G] dus wij [A] [E] pakten de trein.
De henden, het was [D] prachtig, de tijd [A] vult erbij.
Een biertje, een [G] sprek, een jaar, dat [E] hadden erbij.
Een piep van de toren, [D] een [A] feestje, wat alles was [G] op.
En het ging, [E] dat vind ik fijn.
Dansen, [D] sjansen, maar we [A] missen de trein.
Wij geschoonden die [G] ochten, zonder wij, [A] niet voor een pijn.
[E] Donkere woon, [A] ging [E] boven mijn huis.
[A] Het [Ab] donderde [B] alleen een verdaal.
[E] Een bakken met [A] dragen, die [E] balen op mijn kap.
[A] Dit geur, [Abm] ik geen [B] enkele vrouw.
[E] Donkere woon, [A] ging boven [E] mijn huis.
[A] Verschrikkelijk, [Gb] waar [B] een gevaar.
[E] We liepen niet wat meer, [A] zoals [E] broertjes misschap.
[A] Maar die werd [Abm] toch daarin [B] van oor.
[E]
[Em] [A] Donkere [E] [A]
[Abm] [B] [G] [A]
[E] [A]
[Ab] [E] [B] [G]
[D] [Am] [E] [G]
[D] [A] [E] [G]
[D] [A] [E] [G]
[D] [A]
[E] woon, [A] ging boven [E] mijn huis.
[A] Het [Ab] donderde [Bm] alleen een verdaal.
[E] Een bakken met [A] dragen, die [E] balen op mijn kap.
[A] Dit geur, [B] ik geen enkele vrouw.
[E] Donkere woon, [A] ging [E] boven mijn huis.
[A] [Ab] Verschrikkelijk, [Gb] waar [B] een gevaar.
[E] We liepen niet wat meer, [A] zoals [E] broertjes misschap.
[A] Maar die werd [Ab] toch [B] daarin van oor.
[G] [D] [A]
[G] [E]
Key:
A
E
G
D
B
A
E
G
[G] _ [C] _ _ _ _ [E] _ _ [G] _
_ _ [A] _ _ [E] _ _ _ [G] _
_ [D] _ _ [A] _ _ [E] _ _ [G] _
_ [D] _ _ [A] _ _ _ _ [G] _
_ [D] _ _ [A] _ [E] _ _ _ [G] _
_ [D] _ _ [A] _ [E] _ _ _ [G] _
_ [D] _ _ [A] _ [E] _ _ _ [G] _
_ [D] _ _ [A] _ _ _ [E] Het was _ [D] zaterdagavond, [A] moeiteken niet bang,
Mijn vrouw woonde [G] huis, maar ik [E] ging doorlaan.
Ze liep me [D] erachter, maar het was [A] lang niet plus.
In donkere [Em] woon, hing [E] boven mijn huis.
Heel snel, [D] weer een jaar, dat [A] was mijn plan.
Dus laat ons [G] vergeten, dus ik bel [E] _ aan.
Mijn huisje weer open, [D] geen [N] enkel geluid.
[A] En als ze echt niks meer [Em] [D] zegt, ik [A] kan naar _ huis.
_ _ _ _ [E] _ Donkere woon, [A] ging boven mijn huis.
Het [E] donderde alleen [B] een verdaal.
_ [E] Een bakken met [A] dragen, die [E] balen op mijn kap.
[A] Dit geur, [Ab] ik geen [B] enkele vrouw.
_ _ [E] _ Donkere woon, [A] ging [E] boven mijn huis.
[A] _ Verschrikkelijk waar, [B] een kapaal.
_ [E] Het licht, die het meteen [A] zou spuren, toen niet schoon.
Maar die werd [Ab] toch [A] daarin [B] van oor.
_ _ _ [G] _ _ [D] _
_ [A] _ [E] _ _ _ [G] _ _ [D] _
_ [A] _ _ _ _ [E] Wij hadden een feestje, [D] en [A] hadden het fijn.
Bob die trok met, [G] dus wij [A] [E] pakten de trein.
De henden, het was [D] prachtig, de tijd [A] vult erbij.
Een biertje, een [G] sprek, een jaar, dat [E] hadden erbij.
Een piep van de toren, [D] een [A] feestje, wat alles was [G] op.
En het ging, [E] dat vind ik fijn.
Dansen, [D] sjansen, maar we [A] missen de trein.
Wij geschoonden die [G] ochten, zonder wij, [A] niet voor een _ pijn. _
_ _ _ [E] _ Donkere woon, [A] ging [E] boven mijn huis.
[A] Het [Ab] donderde [B] alleen een verdaal.
_ [E] Een bakken met [A] dragen, die [E] balen op mijn kap.
[A] Dit geur, [Abm] ik geen [B] enkele vrouw.
_ _ [E] _ Donkere woon, [A] ging boven [E] mijn huis.
[A] _ Verschrikkelijk, [Gb] waar [B] een gevaar.
_ [E] We liepen niet wat meer, [A] zoals [E] broertjes misschap.
[A] Maar die werd [Abm] toch daarin [B] van oor.
_ _ _ _ _ _ _ [E] _
[Em] _ _ [A] Donkere _ [E] _ _ [A] _
_ [Abm] _ [B] _ _ _ _ [G] _ [A] _
[E] _ _ _ _ _ _ _ [A] _
_ [Ab] _ [E] _ [B] _ _ _ _ [G] _
_ [D] _ _ [Am] _ _ [E] _ _ [G] _
_ [D] _ _ [A] _ [E] _ _ _ [G] _
_ [D] _ _ [A] _ [E] _ _ _ [G] _
_ [D] _ _ [A] _ _ _ _ _
_ _ _ [E] _ _ woon, [A] ging boven [E] mijn huis.
[A] Het [Ab] donderde [Bm] alleen een verdaal.
_ [E] Een bakken met [A] dragen, die [E] balen op mijn kap.
[A] Dit geur, [B] ik geen enkele vrouw.
_ _ [E] _ Donkere woon, [A] ging [E] boven mijn huis.
[A] _ [Ab] Verschrikkelijk, [Gb] waar [B] een gevaar.
_ [E] We liepen niet wat meer, [A] zoals [E] broertjes misschap.
[A] Maar die werd [Ab] toch [B] daarin van oor. _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ [G] _ _ [D] _ [A] _ _
_ _ _ [G] _ [E] _ _ _ _
_ _ [A] _ _ [E] _ _ _ [G] _
_ [D] _ _ [A] _ _ [E] _ _ [G] _
_ [D] _ _ [A] _ _ _ _ [G] _
_ [D] _ _ [A] _ [E] _ _ _ [G] _
_ [D] _ _ [A] _ [E] _ _ _ [G] _
_ [D] _ _ [A] _ [E] _ _ _ [G] _
_ [D] _ _ [A] _ _ _ [E] Het was _ [D] zaterdagavond, [A] moeiteken niet bang,
Mijn vrouw woonde [G] huis, maar ik [E] ging doorlaan.
Ze liep me [D] erachter, maar het was [A] lang niet plus.
In donkere [Em] woon, hing [E] boven mijn huis.
Heel snel, [D] weer een jaar, dat [A] was mijn plan.
Dus laat ons [G] vergeten, dus ik bel [E] _ aan.
Mijn huisje weer open, [D] geen [N] enkel geluid.
[A] En als ze echt niks meer [Em] [D] zegt, ik [A] kan naar _ huis.
_ _ _ _ [E] _ Donkere woon, [A] ging boven mijn huis.
Het [E] donderde alleen [B] een verdaal.
_ [E] Een bakken met [A] dragen, die [E] balen op mijn kap.
[A] Dit geur, [Ab] ik geen [B] enkele vrouw.
_ _ [E] _ Donkere woon, [A] ging [E] boven mijn huis.
[A] _ Verschrikkelijk waar, [B] een kapaal.
_ [E] Het licht, die het meteen [A] zou spuren, toen niet schoon.
Maar die werd [Ab] toch [A] daarin [B] van oor.
_ _ _ [G] _ _ [D] _
_ [A] _ [E] _ _ _ [G] _ _ [D] _
_ [A] _ _ _ _ [E] Wij hadden een feestje, [D] en [A] hadden het fijn.
Bob die trok met, [G] dus wij [A] [E] pakten de trein.
De henden, het was [D] prachtig, de tijd [A] vult erbij.
Een biertje, een [G] sprek, een jaar, dat [E] hadden erbij.
Een piep van de toren, [D] een [A] feestje, wat alles was [G] op.
En het ging, [E] dat vind ik fijn.
Dansen, [D] sjansen, maar we [A] missen de trein.
Wij geschoonden die [G] ochten, zonder wij, [A] niet voor een _ pijn. _
_ _ _ [E] _ Donkere woon, [A] ging [E] boven mijn huis.
[A] Het [Ab] donderde [B] alleen een verdaal.
_ [E] Een bakken met [A] dragen, die [E] balen op mijn kap.
[A] Dit geur, [Abm] ik geen [B] enkele vrouw.
_ _ [E] _ Donkere woon, [A] ging boven [E] mijn huis.
[A] _ Verschrikkelijk, [Gb] waar [B] een gevaar.
_ [E] We liepen niet wat meer, [A] zoals [E] broertjes misschap.
[A] Maar die werd [Abm] toch daarin [B] van oor.
_ _ _ _ _ _ _ [E] _
[Em] _ _ [A] Donkere _ [E] _ _ [A] _
_ [Abm] _ [B] _ _ _ _ [G] _ [A] _
[E] _ _ _ _ _ _ _ [A] _
_ [Ab] _ [E] _ [B] _ _ _ _ [G] _
_ [D] _ _ [Am] _ _ [E] _ _ [G] _
_ [D] _ _ [A] _ [E] _ _ _ [G] _
_ [D] _ _ [A] _ [E] _ _ _ [G] _
_ [D] _ _ [A] _ _ _ _ _
_ _ _ [E] _ _ woon, [A] ging boven [E] mijn huis.
[A] Het [Ab] donderde [Bm] alleen een verdaal.
_ [E] Een bakken met [A] dragen, die [E] balen op mijn kap.
[A] Dit geur, [B] ik geen enkele vrouw.
_ _ [E] _ Donkere woon, [A] ging [E] boven mijn huis.
[A] _ [Ab] Verschrikkelijk, [Gb] waar [B] een gevaar.
_ [E] We liepen niet wat meer, [A] zoals [E] broertjes misschap.
[A] Maar die werd [Ab] toch [B] daarin van oor. _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ [G] _ _ [D] _ [A] _ _
_ _ _ [G] _ [E] _ _ _ _