Chords for Je ziet 'm niet - Herman Boon
Tempo:
100.6 bpm
Chords used:
C
G
Dm
D
F
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[G] [C] [Dm]
[G] [C] [Dm]
[G] [C] Hoe kun je nou [Dm] geloven in een god, [G] die je helemaal niet [C] zien kan?
En als je denkt dat die [Dm] bestaat, [G] vertel maar waar [C] is die dan?
Nou, je ziet hem [Dm] niet, maar hij is er [G] wel.
Het is net [C] als de wind, die zie je [Dm] niet, maar die is er [G] wel.
En wie zoekt [C] die wind?
[F] Als de boontoppen [G] gaan zwaaien, [E] nou dan weet je dat de [Am] wind gaat waaien.
[F] Wel zo is het ook met [C] onze hier, [D] en daarom zeg ik ook [G] elke keer.
[C] Je ziet hem niet, [Dm] maar hij is er wel.
[G] Het is net als [C] de wind, die zie je niet, [Dm] maar die is er [Em] wel.
En wie zoekt [C] die wind?
[F] Sla maar eens een [G] zinnesappel fijn, [E] om te kijken of er [Am] vitamine zijn.
[F] Wel je zoekt en je [C] zoekt je zappel, [D] naar de vitamine in [G] die zinnesappel.
[C] En je ziet ze niet, [Dm] maar ze zijn er wel.
[G] Het is net als [C] de wind, die zie je niet, [Dm] maar die is er wel.
[G] En wie zoekt?
[C] [F] Als de boontoppen [G] gaan zwaaien, [E] nou dan weet je dat de wind [Am] gaat waaien.
[F] Wel zo is het ook met [C] onze hier, en [D] daarom zeg ik ook [G] elke keer.
[C] Je ziet hem niet, [Dm] maar hij is er wel.
[G] Het is net als [C] de wind, die zie je niet, [Dm] maar die is er wel.
[G] En wie zoekt [C] die wind?
[D] Je ziet hem niet, [Em] maar hij is er wel.
[A] Het is net als de [D] wind, die zie je niet, [Em] maar die is er wel.
[A] En wie zoekt [D] die wind?
[A] Ja wie zoekt [D] die wind?
[A] Ja wie zoekt [D] die wind?
[G] [C] [Dm]
[G] [C] Hoe kun je nou [Dm] geloven in een god, [G] die je helemaal niet [C] zien kan?
En als je denkt dat die [Dm] bestaat, [G] vertel maar waar [C] is die dan?
Nou, je ziet hem [Dm] niet, maar hij is er [G] wel.
Het is net [C] als de wind, die zie je [Dm] niet, maar die is er [G] wel.
En wie zoekt [C] die wind?
[F] Als de boontoppen [G] gaan zwaaien, [E] nou dan weet je dat de [Am] wind gaat waaien.
[F] Wel zo is het ook met [C] onze hier, [D] en daarom zeg ik ook [G] elke keer.
[C] Je ziet hem niet, [Dm] maar hij is er wel.
[G] Het is net als [C] de wind, die zie je niet, [Dm] maar die is er [Em] wel.
En wie zoekt [C] die wind?
[F] Sla maar eens een [G] zinnesappel fijn, [E] om te kijken of er [Am] vitamine zijn.
[F] Wel je zoekt en je [C] zoekt je zappel, [D] naar de vitamine in [G] die zinnesappel.
[C] En je ziet ze niet, [Dm] maar ze zijn er wel.
[G] Het is net als [C] de wind, die zie je niet, [Dm] maar die is er wel.
[G] En wie zoekt?
[C] [F] Als de boontoppen [G] gaan zwaaien, [E] nou dan weet je dat de wind [Am] gaat waaien.
[F] Wel zo is het ook met [C] onze hier, en [D] daarom zeg ik ook [G] elke keer.
[C] Je ziet hem niet, [Dm] maar hij is er wel.
[G] Het is net als [C] de wind, die zie je niet, [Dm] maar die is er wel.
[G] En wie zoekt [C] die wind?
[D] Je ziet hem niet, [Em] maar hij is er wel.
[A] Het is net als de [D] wind, die zie je niet, [Em] maar die is er wel.
[A] En wie zoekt [D] die wind?
[A] Ja wie zoekt [D] die wind?
[A] Ja wie zoekt [D] die wind?
Key:
C
G
Dm
D
F
C
G
Dm
[G] _ _ [C] _ _ _ _ [Dm] _ _
[G] _ _ [C] _ _ _ _ [Dm] _ _
[G] _ _ [C] _ Hoe kun je nou [Dm] geloven in een god, [G] die je helemaal niet [C] zien kan?
En als je denkt dat die [Dm] bestaat, [G] vertel maar waar [C] is die dan?
Nou, je ziet hem [Dm] niet, maar hij is er [G] wel.
Het is net [C] als de wind, die zie je [Dm] niet, maar die is er [G] wel.
En wie zoekt [C] die wind?
[F] Als de boontoppen [G] gaan zwaaien, [E] nou dan weet je dat de [Am] wind gaat waaien.
[F] Wel zo is het ook met [C] onze hier, [D] en daarom zeg ik ook [G] elke keer.
[C] Je ziet hem niet, [Dm] maar hij is er wel.
[G] Het is net als [C] de wind, die zie je niet, [Dm] maar die is er [Em] wel.
En wie zoekt [C] die wind?
[F] Sla maar eens een [G] zinnesappel fijn, [E] om te kijken of er [Am] vitamine zijn.
[F] Wel je zoekt en je [C] zoekt je zappel, [D] naar de vitamine in [G] die zinnesappel.
[C] En je ziet ze niet, [Dm] maar ze zijn er wel.
[G] Het is net als [C] de wind, die zie je niet, [Dm] maar die is er wel.
[G] En wie zoekt?
[C] _ [F] Als de boontoppen [G] gaan zwaaien, [E] nou dan weet je dat de wind [Am] gaat waaien.
[F] Wel zo is het ook met [C] onze hier, en [D] daarom zeg ik ook [G] elke keer.
[C] Je ziet hem niet, [Dm] maar hij is er wel.
[G] Het is net als [C] de wind, die zie je niet, [Dm] maar die is er wel.
[G] En wie zoekt [C] die wind?
[D] Je ziet hem niet, [Em] maar hij is er wel.
[A] Het is net als de [D] wind, die zie je niet, [Em] maar die is er wel.
[A] En wie zoekt [D] die wind?
[A] Ja wie zoekt [D] die wind?
[A] Ja wie _ zoekt [D] die wind? _ _ _
[G] _ _ [C] _ _ _ _ [Dm] _ _
[G] _ _ [C] _ Hoe kun je nou [Dm] geloven in een god, [G] die je helemaal niet [C] zien kan?
En als je denkt dat die [Dm] bestaat, [G] vertel maar waar [C] is die dan?
Nou, je ziet hem [Dm] niet, maar hij is er [G] wel.
Het is net [C] als de wind, die zie je [Dm] niet, maar die is er [G] wel.
En wie zoekt [C] die wind?
[F] Als de boontoppen [G] gaan zwaaien, [E] nou dan weet je dat de [Am] wind gaat waaien.
[F] Wel zo is het ook met [C] onze hier, [D] en daarom zeg ik ook [G] elke keer.
[C] Je ziet hem niet, [Dm] maar hij is er wel.
[G] Het is net als [C] de wind, die zie je niet, [Dm] maar die is er [Em] wel.
En wie zoekt [C] die wind?
[F] Sla maar eens een [G] zinnesappel fijn, [E] om te kijken of er [Am] vitamine zijn.
[F] Wel je zoekt en je [C] zoekt je zappel, [D] naar de vitamine in [G] die zinnesappel.
[C] En je ziet ze niet, [Dm] maar ze zijn er wel.
[G] Het is net als [C] de wind, die zie je niet, [Dm] maar die is er wel.
[G] En wie zoekt?
[C] _ [F] Als de boontoppen [G] gaan zwaaien, [E] nou dan weet je dat de wind [Am] gaat waaien.
[F] Wel zo is het ook met [C] onze hier, en [D] daarom zeg ik ook [G] elke keer.
[C] Je ziet hem niet, [Dm] maar hij is er wel.
[G] Het is net als [C] de wind, die zie je niet, [Dm] maar die is er wel.
[G] En wie zoekt [C] die wind?
[D] Je ziet hem niet, [Em] maar hij is er wel.
[A] Het is net als de [D] wind, die zie je niet, [Em] maar die is er wel.
[A] En wie zoekt [D] die wind?
[A] Ja wie zoekt [D] die wind?
[A] Ja wie _ zoekt [D] die wind? _ _ _