Chords for Kinderen voor Kinderen 11 - Annemiek (Officiële videoclip)
Tempo:
101.95 bpm
Chords used:
C
D
G
Eb
Bb
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[C]
Ben vandaag een beetje treurig, [C] Annemiek die is verhuisd.
Moelt ineens alleen naar school, ik knijp mijn handen tot een [G] vuist.
Komt door [C] Annemiek, haar vader, want die kreeg een [Em] andere baan.
[C]
En die vond het [G] heel erg moeilijk om er [C] opnieuw weer met [D] de auto [G] heen te gaan.
[C]
[D] [C] Annemiek en ik zijn samen jarenlang naar school gegaan.
Alle jongens zeiden altijd, kijk daar komt de training [G] aan.
[C] En dan liepen we te giechelen, [Eb] want dat was [Em] ons geheim.
[C]
Ja, je zag ons [G] altijd samen [Am] en we hadden al [C]
een aantal [D] spelen op [Gm] het plein.
Dat [D] was fijn.
[Bb] Nu loop [E] ik in mijn eentje, [Eb] ik schrok wat naar een [D]
steentje.
[Gm] Ik mis [D] Annemiek, [Bb] ik heb niemand [E] om te praten.
[Eb] Ik voel me zo [D] verlaten.
[G] [A]
[G] [A]
[C]
Annemiek kwam altijd langs, ze [D] belde smorgens [C] aan de deur.
En dan liepen we naar school, ze [D] had zo'n opgewekt [G] nummer.
[C] Als de jongens dan wat zeiden, riep [Eb] ze altijd iets [Em] terug.
[C]
Niemand moest [G] ik nog beginnen, want ik deed [C] iets leuks verzinnen.
Nee, dat kon ik [G] niet zo vlug.
[C]
Op een dag zei Annemiek, mijn [D] vader krijgt een andere baan.
Maar dat is nogal ver van hier, misschien dat wij [G] verhuizen gaan.
Nou, [C] dat is dus nu gebeurd en [Eb] daarom ben ik ook [Em] zo kwaad.
[C]
Want het is gewoon niet, [Am] dat zo'n vader [C] maar beslist [D] dat Annemiek [Gm] verhuizen gaat.
[D] Ik ben kwaad.
[Bb] Nu loop ik [E] in mijn eentje, [Eb] ik schrok wat [D] naar een steentje.
[Gm] Ik mis [D] Annemiek, [Bb] ik heb niemand om te [E] praten.
[Eb] Ik voel me [D] zo verlaten.
[G] Moeder, ik hoef geen sinaasappel meer.
[C] Moeder, ik ben niet lekker [A] en mijn buik doet [G] zeer.
Hoef ik morgen niet naar school.
[C] Moeder, ik heb geen trek meer in [A] die boerkool.
[G] Zij denkt aan Annemiek.
[C] Zij [A] denkt aan Annemiek.
[G] Moeder, als het straks vakantie [Dm] is.
[C] Gaan we dan eens kijken hoe [Cm] haar kamer is.
[D] [Bb] [N]
Ben vandaag een beetje treurig, [C] Annemiek die is verhuisd.
Moelt ineens alleen naar school, ik knijp mijn handen tot een [G] vuist.
Komt door [C] Annemiek, haar vader, want die kreeg een [Em] andere baan.
[C]
En die vond het [G] heel erg moeilijk om er [C] opnieuw weer met [D] de auto [G] heen te gaan.
[C]
[D] [C] Annemiek en ik zijn samen jarenlang naar school gegaan.
Alle jongens zeiden altijd, kijk daar komt de training [G] aan.
[C] En dan liepen we te giechelen, [Eb] want dat was [Em] ons geheim.
[C]
Ja, je zag ons [G] altijd samen [Am] en we hadden al [C]
een aantal [D] spelen op [Gm] het plein.
Dat [D] was fijn.
[Bb] Nu loop [E] ik in mijn eentje, [Eb] ik schrok wat naar een [D]
steentje.
[Gm] Ik mis [D] Annemiek, [Bb] ik heb niemand [E] om te praten.
[Eb] Ik voel me zo [D] verlaten.
[G] [A]
[G] [A]
[C]
Annemiek kwam altijd langs, ze [D] belde smorgens [C] aan de deur.
En dan liepen we naar school, ze [D] had zo'n opgewekt [G] nummer.
[C] Als de jongens dan wat zeiden, riep [Eb] ze altijd iets [Em] terug.
[C]
Niemand moest [G] ik nog beginnen, want ik deed [C] iets leuks verzinnen.
Nee, dat kon ik [G] niet zo vlug.
[C]
Op een dag zei Annemiek, mijn [D] vader krijgt een andere baan.
Maar dat is nogal ver van hier, misschien dat wij [G] verhuizen gaan.
Nou, [C] dat is dus nu gebeurd en [Eb] daarom ben ik ook [Em] zo kwaad.
[C]
Want het is gewoon niet, [Am] dat zo'n vader [C] maar beslist [D] dat Annemiek [Gm] verhuizen gaat.
[D] Ik ben kwaad.
[Bb] Nu loop ik [E] in mijn eentje, [Eb] ik schrok wat [D] naar een steentje.
[Gm] Ik mis [D] Annemiek, [Bb] ik heb niemand om te [E] praten.
[Eb] Ik voel me [D] zo verlaten.
[G] Moeder, ik hoef geen sinaasappel meer.
[C] Moeder, ik ben niet lekker [A] en mijn buik doet [G] zeer.
Hoef ik morgen niet naar school.
[C] Moeder, ik heb geen trek meer in [A] die boerkool.
[G] Zij denkt aan Annemiek.
[C] Zij [A] denkt aan Annemiek.
[G] Moeder, als het straks vakantie [Dm] is.
[C] Gaan we dan eens kijken hoe [Cm] haar kamer is.
[D] [Bb] [N]
Key:
C
D
G
Eb
Bb
C
D
G
_ _ _ _ _ _ _ _
_ [C] _ _ _ _ _ _
Ben vandaag een beetje treurig, [C] Annemiek die is _ verhuisd.
Moelt ineens alleen naar school, ik knijp mijn handen tot een [G] vuist.
Komt door [C] Annemiek, haar vader, want die kreeg een [Em] andere baan.
_ _ [C] _
En die vond het [G] heel erg moeilijk om er _ [C] opnieuw weer met [D] de auto [G] heen te gaan.
_ _ [C] _ _
[D] _ [C] Annemiek en ik zijn samen jarenlang naar school _ gegaan.
Alle jongens zeiden altijd, kijk daar komt de training [G] aan.
[C] En dan liepen we te giechelen, [Eb] want dat was [Em] ons geheim.
_ _ [C]
Ja, je zag ons [G] altijd samen [Am] en we hadden al [C]
een aantal [D] spelen op [Gm] het plein.
Dat [D] was fijn.
_ _ [Bb] _ Nu loop [E] ik in mijn eentje, _ [Eb] _ ik schrok wat naar een [D]
steentje.
_ [Gm] _ Ik mis [D] Annemiek, _ _ [Bb] _ ik heb niemand [E] om te praten.
_ _ [Eb] _ Ik voel me zo [D] verlaten.
_ _ [G] _ _ _ _ _ [A] _
_ _ [G] _ _ _ _ [A] _ _
_ [C] _ _ _ _ _ _ _
_ Annemiek kwam altijd langs, ze [D] belde smorgens [C] aan de deur.
_ En dan liepen we naar school, ze [D] had zo'n opgewekt [G] nummer.
_ [C] Als de jongens dan wat zeiden, riep [Eb] ze altijd iets [Em] terug.
_ _ [C]
Niemand moest [G] ik nog beginnen, want ik deed [C] iets leuks verzinnen.
Nee, dat kon ik [G] niet zo vlug.
_ _ [C] _ _
_ Op een dag zei Annemiek, mijn [D] vader krijgt een andere baan.
_ Maar dat is nogal ver van hier, misschien dat wij [G] verhuizen gaan.
Nou, [C] dat is dus nu gebeurd en [Eb] daarom ben ik ook [Em] zo kwaad.
_ [C] _
Want het is gewoon niet, [Am] dat zo'n vader [C] maar beslist [D] dat Annemiek [Gm] verhuizen gaat.
_ [D] Ik ben kwaad.
_ _ [Bb] Nu loop ik [E] in mijn eentje, _ _ [Eb] _ ik schrok wat [D] naar een steentje.
_ _ [Gm] _ Ik mis [D] Annemiek, _ _ _ [Bb] ik heb niemand om te [E] praten.
_ _ [Eb] _ Ik voel me [D] zo verlaten.
_ _ [G] Moeder, ik hoef geen sinaasappel meer.
_ [C] Moeder, ik ben niet lekker [A] en mijn buik doet [G] zeer.
Hoef ik morgen niet naar school.
_ _ [C] Moeder, ik heb geen trek meer in [A] die _ boerkool.
[G] _ Zij denkt aan _ Annemiek.
[C] _ Zij [A] denkt aan Annemiek.
_ [G] Moeder, als het straks vakantie [Dm] is.
_ [C] Gaan we dan eens kijken hoe [Cm] haar kamer is.
_ [D] _ _ _ _ _ _ _ _ [Bb] _ _ [N] _ _
_ [C] _ _ _ _ _ _
Ben vandaag een beetje treurig, [C] Annemiek die is _ verhuisd.
Moelt ineens alleen naar school, ik knijp mijn handen tot een [G] vuist.
Komt door [C] Annemiek, haar vader, want die kreeg een [Em] andere baan.
_ _ [C] _
En die vond het [G] heel erg moeilijk om er _ [C] opnieuw weer met [D] de auto [G] heen te gaan.
_ _ [C] _ _
[D] _ [C] Annemiek en ik zijn samen jarenlang naar school _ gegaan.
Alle jongens zeiden altijd, kijk daar komt de training [G] aan.
[C] En dan liepen we te giechelen, [Eb] want dat was [Em] ons geheim.
_ _ [C]
Ja, je zag ons [G] altijd samen [Am] en we hadden al [C]
een aantal [D] spelen op [Gm] het plein.
Dat [D] was fijn.
_ _ [Bb] _ Nu loop [E] ik in mijn eentje, _ [Eb] _ ik schrok wat naar een [D]
steentje.
_ [Gm] _ Ik mis [D] Annemiek, _ _ [Bb] _ ik heb niemand [E] om te praten.
_ _ [Eb] _ Ik voel me zo [D] verlaten.
_ _ [G] _ _ _ _ _ [A] _
_ _ [G] _ _ _ _ [A] _ _
_ [C] _ _ _ _ _ _ _
_ Annemiek kwam altijd langs, ze [D] belde smorgens [C] aan de deur.
_ En dan liepen we naar school, ze [D] had zo'n opgewekt [G] nummer.
_ [C] Als de jongens dan wat zeiden, riep [Eb] ze altijd iets [Em] terug.
_ _ [C]
Niemand moest [G] ik nog beginnen, want ik deed [C] iets leuks verzinnen.
Nee, dat kon ik [G] niet zo vlug.
_ _ [C] _ _
_ Op een dag zei Annemiek, mijn [D] vader krijgt een andere baan.
_ Maar dat is nogal ver van hier, misschien dat wij [G] verhuizen gaan.
Nou, [C] dat is dus nu gebeurd en [Eb] daarom ben ik ook [Em] zo kwaad.
_ [C] _
Want het is gewoon niet, [Am] dat zo'n vader [C] maar beslist [D] dat Annemiek [Gm] verhuizen gaat.
_ [D] Ik ben kwaad.
_ _ [Bb] Nu loop ik [E] in mijn eentje, _ _ [Eb] _ ik schrok wat [D] naar een steentje.
_ _ [Gm] _ Ik mis [D] Annemiek, _ _ _ [Bb] ik heb niemand om te [E] praten.
_ _ [Eb] _ Ik voel me [D] zo verlaten.
_ _ [G] Moeder, ik hoef geen sinaasappel meer.
_ [C] Moeder, ik ben niet lekker [A] en mijn buik doet [G] zeer.
Hoef ik morgen niet naar school.
_ _ [C] Moeder, ik heb geen trek meer in [A] die _ boerkool.
[G] _ Zij denkt aan _ Annemiek.
[C] _ Zij [A] denkt aan Annemiek.
_ [G] Moeder, als het straks vakantie [Dm] is.
_ [C] Gaan we dan eens kijken hoe [Cm] haar kamer is.
_ [D] _ _ _ _ _ _ _ _ [Bb] _ _ [N] _ _