Chords for Kinderen voor Kinderen 11 - De kerstezel (Officiële videoclip)
Tempo:
62.05 bpm
Chords used:
C
G
A
F
Dm
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[G] Het [F] gebeurde op 12 december, we waren aan [C] het rekenen en ik was al klaar.
Dat de meesten zijn, echte pen en manier, wij [G] mogen het kerstspel [C] spelen dit jaar.
Toen ging hij de rollen [F] verdelen, als eerste koos hij marjolein.
En toen zij Maria mocht spelen, [C] hoopte ik dat ik Jozef mocht zijn.
[A] Maar natuurlijk werd Peter weer Jozef, en Ruben en Kees en Martijn.
[B] Die werden als [F] derde gekozen, die mochten de [C] koningen zijn.
Toen dacht ik, [Dm] dan maar verder.
[C] Sta ik wel wat achteraan, [F] maar dan schuif ik naar voren steeds verder.
[Dm] Tot ik naast Marlijn kom te staan.
[A] Alkerder [Dm] mocht ik niet spelen.
[A] En Paul en Yvonne, [Dm] die werden de ox.
[B] De rol die ik kreeg, moest ik delen.
[F] Ik moest ezel zijn, samen met [C] Jons.
Hij, hij moet dit jaar de [F] ezel zijn.
Ik moet ezel zijn.
[C] [F] Toen ik [G] het hoorde, ging ik door de grond.
[Dm] En ik ben niet eens de voorkomst.
Nee, [C] hij is de kans.
Toen is pesten begonnen, met snallen alleen tegen mij.
Steeds werden er grapjes verzonnen, [F] met [G] telkens.
En ik ben de ezel zijn, en ik ben de kans.
Die stomme ezel, en wij, [C] hé, wat kost het nou?
[A] Ezeltje [C] rijden, of ezeltje tikken, een [Am] pen in je rug.
Zeg, [C] hou jij je hoeven eens bij je.
[G] En met gingst stond ik opeens, in de ezelbrug.
[A] En de meesten zeiden soms, [Dm] ja, nou weet ik het wel.
[A] Hou eens op met dat [Dm] eeuwige ezelgevier.
[B] En ze pakten me terug, direct na de [D] bel.
En riepen, in het [C] speelkwartier.
Hij, hij moet dit jaar de [F] ezel zijn.
Ik moet de ezel zijn.
[C] Hij, hij moet dit jaar de [F] ezel zijn.
Ik moet de ezel zijn.
[G] Toen ik het hoorde, ging ik door de grond.
[Dm] En ik ben niet eens, de voorkant.
Nee, [C] hij is de kans.
[A]
[D] Een dag, toen we op [Bm] moesten treden.
[D] Kwam Jos niet op school, [G] hij had zogenaamd griep.
Wat als [D] enkel alleen om deden.
[A] Dat hij als voorkant voor [D] schudt met me liep.
[B] In mijn eentje, [Em] speel ik geen ezel.
[B] Doe ik maar, toen [Em] zei Marjolein.
[C#] Laat een ander Maria maar wezen.
[G] Ik wil samen met hem, de ezel wel zijn.
Pas langzaam drong [A] het tot mij door.
[G] En de hele klas [A] zong in koor.
[D] Hou, hij mag dit jaar de [G] ezel zijn.
De ezel zijn.
[D] Hij, hij mag dit jaar de [G] ezel zijn.
Ik moet de ezel zijn.
[A] Toen ik het hoorde, ging ik uit.
Hij mag mij, ik mag Marjolein.
Ik mag Marjolein.
[D]
Dat de meesten zijn, echte pen en manier, wij [G] mogen het kerstspel [C] spelen dit jaar.
Toen ging hij de rollen [F] verdelen, als eerste koos hij marjolein.
En toen zij Maria mocht spelen, [C] hoopte ik dat ik Jozef mocht zijn.
[A] Maar natuurlijk werd Peter weer Jozef, en Ruben en Kees en Martijn.
[B] Die werden als [F] derde gekozen, die mochten de [C] koningen zijn.
Toen dacht ik, [Dm] dan maar verder.
[C] Sta ik wel wat achteraan, [F] maar dan schuif ik naar voren steeds verder.
[Dm] Tot ik naast Marlijn kom te staan.
[A] Alkerder [Dm] mocht ik niet spelen.
[A] En Paul en Yvonne, [Dm] die werden de ox.
[B] De rol die ik kreeg, moest ik delen.
[F] Ik moest ezel zijn, samen met [C] Jons.
Hij, hij moet dit jaar de [F] ezel zijn.
Ik moet ezel zijn.
[C] [F] Toen ik [G] het hoorde, ging ik door de grond.
[Dm] En ik ben niet eens de voorkomst.
Nee, [C] hij is de kans.
Toen is pesten begonnen, met snallen alleen tegen mij.
Steeds werden er grapjes verzonnen, [F] met [G] telkens.
En ik ben de ezel zijn, en ik ben de kans.
Die stomme ezel, en wij, [C] hé, wat kost het nou?
[A] Ezeltje [C] rijden, of ezeltje tikken, een [Am] pen in je rug.
Zeg, [C] hou jij je hoeven eens bij je.
[G] En met gingst stond ik opeens, in de ezelbrug.
[A] En de meesten zeiden soms, [Dm] ja, nou weet ik het wel.
[A] Hou eens op met dat [Dm] eeuwige ezelgevier.
[B] En ze pakten me terug, direct na de [D] bel.
En riepen, in het [C] speelkwartier.
Hij, hij moet dit jaar de [F] ezel zijn.
Ik moet de ezel zijn.
[C] Hij, hij moet dit jaar de [F] ezel zijn.
Ik moet de ezel zijn.
[G] Toen ik het hoorde, ging ik door de grond.
[Dm] En ik ben niet eens, de voorkant.
Nee, [C] hij is de kans.
[A]
[D] Een dag, toen we op [Bm] moesten treden.
[D] Kwam Jos niet op school, [G] hij had zogenaamd griep.
Wat als [D] enkel alleen om deden.
[A] Dat hij als voorkant voor [D] schudt met me liep.
[B] In mijn eentje, [Em] speel ik geen ezel.
[B] Doe ik maar, toen [Em] zei Marjolein.
[C#] Laat een ander Maria maar wezen.
[G] Ik wil samen met hem, de ezel wel zijn.
Pas langzaam drong [A] het tot mij door.
[G] En de hele klas [A] zong in koor.
[D] Hou, hij mag dit jaar de [G] ezel zijn.
De ezel zijn.
[D] Hij, hij mag dit jaar de [G] ezel zijn.
Ik moet de ezel zijn.
[A] Toen ik het hoorde, ging ik uit.
Hij mag mij, ik mag Marjolein.
Ik mag Marjolein.
[D]
Key:
C
G
A
F
Dm
C
G
A
_ _ _ _ _ _ _ _
_ [G] _ Het [F] gebeurde op 12 december, we waren aan [C] het rekenen en ik was al klaar.
Dat de meesten zijn, echte pen en manier, wij [G] mogen het kerstspel [C] spelen dit jaar.
Toen ging hij de rollen [F] verdelen, als eerste koos hij marjolein.
En toen zij Maria mocht spelen, [C] hoopte ik dat ik Jozef mocht zijn.
[A] Maar natuurlijk werd Peter weer Jozef, en Ruben en Kees en Martijn.
[B] Die werden als [F] derde gekozen, die mochten de [C] koningen zijn. _
Toen dacht ik, [Dm] dan maar verder.
[C] Sta ik wel wat achteraan, [F] maar dan schuif ik naar voren steeds verder.
[Dm] Tot ik naast Marlijn kom te staan.
[A] Alkerder [Dm] mocht ik niet spelen.
[A] En Paul en Yvonne, [Dm] die werden de ox.
[B] De rol die ik kreeg, moest ik delen.
[F] Ik moest ezel zijn, samen met [C] Jons.
Hij, hij moet dit jaar de [F] ezel zijn.
Ik moet ezel zijn.
[C] _ _ _ _ [F] _ Toen ik [G] het hoorde, ging ik door de grond.
[Dm] En ik ben niet eens de voorkomst.
Nee, [C] hij is de kans.
_ _ Toen is pesten begonnen, met snallen alleen tegen mij.
Steeds werden er grapjes verzonnen, [F] met [G] telkens.
En ik ben de ezel zijn, en ik ben de kans.
Die stomme ezel, en wij, [C] hé, wat kost het nou?
[A] Ezeltje [C] rijden, of ezeltje tikken, een [Am] pen in je rug.
Zeg, [C] hou jij je hoeven eens bij je.
[G] En met gingst stond ik opeens, in de ezelbrug.
[A] En de meesten zeiden soms, [Dm] ja, nou weet ik het wel.
[A] Hou eens op met dat [Dm] eeuwige ezelgevier.
[B] En ze pakten me terug, direct na de [D] bel.
En riepen, in het [C] speelkwartier.
Hij, hij moet dit jaar de [F] ezel zijn.
Ik moet de ezel zijn.
[C] Hij, hij moet dit jaar de [F] ezel zijn.
Ik moet de ezel zijn.
[G] Toen ik het hoorde, ging ik door de grond.
[Dm] En ik ben niet eens, de voorkant.
Nee, [C] hij is de kans.
[A] _
[D] Een dag, toen we op [Bm] moesten treden.
[D] Kwam Jos niet op school, [G] hij had zogenaamd griep.
Wat als [D] enkel alleen om deden.
[A] Dat hij als voorkant voor [D] schudt met me liep.
[B] In mijn eentje, [Em] speel ik geen ezel.
[B] Doe ik maar, toen [Em] zei Marjolein.
[C#] Laat een ander Maria maar wezen.
[G] Ik wil samen met hem, de ezel wel zijn.
_ _ Pas langzaam drong [A] het tot mij door.
[G] En de hele klas [A] zong in koor.
[D] Hou, hij mag dit jaar de [G] ezel zijn.
De ezel zijn.
[D] Hij, hij mag dit jaar de [G] ezel zijn.
Ik moet de ezel zijn.
[A] Toen ik het hoorde, ging ik uit.
Hij mag mij, ik mag Marjolein.
Ik mag Marjolein. _ _
[D] _ _ _ _ _ _ _ _
_ [G] _ Het [F] gebeurde op 12 december, we waren aan [C] het rekenen en ik was al klaar.
Dat de meesten zijn, echte pen en manier, wij [G] mogen het kerstspel [C] spelen dit jaar.
Toen ging hij de rollen [F] verdelen, als eerste koos hij marjolein.
En toen zij Maria mocht spelen, [C] hoopte ik dat ik Jozef mocht zijn.
[A] Maar natuurlijk werd Peter weer Jozef, en Ruben en Kees en Martijn.
[B] Die werden als [F] derde gekozen, die mochten de [C] koningen zijn. _
Toen dacht ik, [Dm] dan maar verder.
[C] Sta ik wel wat achteraan, [F] maar dan schuif ik naar voren steeds verder.
[Dm] Tot ik naast Marlijn kom te staan.
[A] Alkerder [Dm] mocht ik niet spelen.
[A] En Paul en Yvonne, [Dm] die werden de ox.
[B] De rol die ik kreeg, moest ik delen.
[F] Ik moest ezel zijn, samen met [C] Jons.
Hij, hij moet dit jaar de [F] ezel zijn.
Ik moet ezel zijn.
[C] _ _ _ _ [F] _ Toen ik [G] het hoorde, ging ik door de grond.
[Dm] En ik ben niet eens de voorkomst.
Nee, [C] hij is de kans.
_ _ Toen is pesten begonnen, met snallen alleen tegen mij.
Steeds werden er grapjes verzonnen, [F] met [G] telkens.
En ik ben de ezel zijn, en ik ben de kans.
Die stomme ezel, en wij, [C] hé, wat kost het nou?
[A] Ezeltje [C] rijden, of ezeltje tikken, een [Am] pen in je rug.
Zeg, [C] hou jij je hoeven eens bij je.
[G] En met gingst stond ik opeens, in de ezelbrug.
[A] En de meesten zeiden soms, [Dm] ja, nou weet ik het wel.
[A] Hou eens op met dat [Dm] eeuwige ezelgevier.
[B] En ze pakten me terug, direct na de [D] bel.
En riepen, in het [C] speelkwartier.
Hij, hij moet dit jaar de [F] ezel zijn.
Ik moet de ezel zijn.
[C] Hij, hij moet dit jaar de [F] ezel zijn.
Ik moet de ezel zijn.
[G] Toen ik het hoorde, ging ik door de grond.
[Dm] En ik ben niet eens, de voorkant.
Nee, [C] hij is de kans.
[A] _
[D] Een dag, toen we op [Bm] moesten treden.
[D] Kwam Jos niet op school, [G] hij had zogenaamd griep.
Wat als [D] enkel alleen om deden.
[A] Dat hij als voorkant voor [D] schudt met me liep.
[B] In mijn eentje, [Em] speel ik geen ezel.
[B] Doe ik maar, toen [Em] zei Marjolein.
[C#] Laat een ander Maria maar wezen.
[G] Ik wil samen met hem, de ezel wel zijn.
_ _ Pas langzaam drong [A] het tot mij door.
[G] En de hele klas [A] zong in koor.
[D] Hou, hij mag dit jaar de [G] ezel zijn.
De ezel zijn.
[D] Hij, hij mag dit jaar de [G] ezel zijn.
Ik moet de ezel zijn.
[A] Toen ik het hoorde, ging ik uit.
Hij mag mij, ik mag Marjolein.
Ik mag Marjolein. _ _
[D] _ _ _ _ _ _ _ _