Chords for Koning Kruimeltje I
Tempo:
73.25 bpm
Chords used:
C
F
G
D
Eb
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[F] [C] [F]
De stad, [F] dat is de allermooiste uitvinding van God.
[D] Al jeukt het van de ratten, ook al woon je in [D] een krot.
[F] Je snapt niet wat de mensen [Bb] zoeken op het platteland.
[Dm] Het waait er altijd, [G] verder is er nooit wat aan de hand.
[Dm] Een dorp dat is een [G] doofbod en de stad een laaiend [Bb] vuur.
Want hier is altijd spanning en [Fm] sensatieavontuur.
En welletjes en [Eb] ongelukken schiet [Bb] partijen zat.
Wie leven wil, die kan [C] alleen maar leven [Db] in de stad.
[Eb] Hola, [Ab] die ee, [Eb]
[Ab] hola, die ee, hola.
Ik [Db] ben de koning [Eb] van de stad.
Ik ben koning, klein [Ab] moltje en de [Fm] hele stad.
[Cm] Waar ik ook ga, [Db] die is voor mij.
[Eb] Waar ik ook sta, [Ab] ik ben klein moltje.
[Eb] Hola, die ee, ik ben koning, [Ab] klein moltje.
En dan hangt er weer zo'n bordje of een hekje waarop [Cm] staat.
Dit hier, dit [Bb] is wie weet, [D] maar naar het milieu [Gm]
overheen.
[C] Want het hangt aan deze kant van zo'n stukje [G] prikkeldraad.
De kant is dus van [C] iedereen.
[F] Je [F] kunt hier hangen aan de tram als die door de bochten schudt.
En goud en appel snijden als die van [C] elkaar afkomt.
En zweven met de bende, gommen, niekjes van de des.
[Dm] En goud en steen, deur de [G] moeder, snijden met een mes.
Dus dan is onmars machtig, ook al heb je dan geen cent.
Je moet weten hoe het moet en je moet [C] weten wie je bent.
Als [Eb] je dat dan weet, dan heb je altijd wat.
En ik, ik ben [C] kraampje, de koning [F] van de stad.
Oladie, [C] oladie, oladie, oladie, oladie, oladie.
Ik ben de koning van de stad.
Ik ben [F] koning Karl Moltje 1.
Oladie, [D] oladie, oladie, oladie, oladie, [G] oladie.
[Em] Deze kaning van de stad, die [C] is van mij.
[D] [G] Ik ben van Moltje, [D] Oladie, [C] ik ben koning Karl [G] Moltje 1.
[D] Oladie, oladie, oladie, [G] oladie, oladie, oladie.
De stad, [F] dat is de allermooiste uitvinding van God.
[D] Al jeukt het van de ratten, ook al woon je in [D] een krot.
[F] Je snapt niet wat de mensen [Bb] zoeken op het platteland.
[Dm] Het waait er altijd, [G] verder is er nooit wat aan de hand.
[Dm] Een dorp dat is een [G] doofbod en de stad een laaiend [Bb] vuur.
Want hier is altijd spanning en [Fm] sensatieavontuur.
En welletjes en [Eb] ongelukken schiet [Bb] partijen zat.
Wie leven wil, die kan [C] alleen maar leven [Db] in de stad.
[Eb] Hola, [Ab] die ee, [Eb]
[Ab] hola, die ee, hola.
Ik [Db] ben de koning [Eb] van de stad.
Ik ben koning, klein [Ab] moltje en de [Fm] hele stad.
[Cm] Waar ik ook ga, [Db] die is voor mij.
[Eb] Waar ik ook sta, [Ab] ik ben klein moltje.
[Eb] Hola, die ee, ik ben koning, [Ab] klein moltje.
En dan hangt er weer zo'n bordje of een hekje waarop [Cm] staat.
Dit hier, dit [Bb] is wie weet, [D] maar naar het milieu [Gm]
overheen.
[C] Want het hangt aan deze kant van zo'n stukje [G] prikkeldraad.
De kant is dus van [C] iedereen.
[F] Je [F] kunt hier hangen aan de tram als die door de bochten schudt.
En goud en appel snijden als die van [C] elkaar afkomt.
En zweven met de bende, gommen, niekjes van de des.
[Dm] En goud en steen, deur de [G] moeder, snijden met een mes.
Dus dan is onmars machtig, ook al heb je dan geen cent.
Je moet weten hoe het moet en je moet [C] weten wie je bent.
Als [Eb] je dat dan weet, dan heb je altijd wat.
En ik, ik ben [C] kraampje, de koning [F] van de stad.
Oladie, [C] oladie, oladie, oladie, oladie, oladie.
Ik ben de koning van de stad.
Ik ben [F] koning Karl Moltje 1.
Oladie, [D] oladie, oladie, oladie, oladie, [G] oladie.
[Em] Deze kaning van de stad, die [C] is van mij.
[D] [G] Ik ben van Moltje, [D] Oladie, [C] ik ben koning Karl [G] Moltje 1.
[D] Oladie, oladie, oladie, [G] oladie, oladie, oladie.
Key:
C
F
G
D
Eb
C
F
G
_ [F] _ _ [C] _ _ [F] _ _ _
_ _ De stad, [F] dat is de allermooiste uitvinding van God.
[D] _ Al jeukt het van de ratten, ook al woon je in [D] een krot.
_ [F] Je snapt niet wat de mensen [Bb] zoeken op het platteland.
[Dm] Het waait er altijd, [G] verder is er nooit wat aan de hand.
[Dm] Een dorp dat is een [G] doofbod en de stad een laaiend [Bb] vuur.
Want hier is altijd spanning en [Fm] sensatieavontuur.
En welletjes en [Eb] ongelukken schiet [Bb] partijen zat.
Wie leven wil, die kan [C] alleen maar leven [Db] in de stad.
[Eb] _ Hola, [Ab] die ee, [Eb] _
[Ab] hola, die ee, _ hola.
Ik [Db] ben de koning [Eb] van de stad.
Ik ben koning, klein [Ab] moltje en de [Fm] hele stad.
[Cm] Waar ik ook ga, [Db] die is voor mij.
[Eb] Waar ik ook sta, [Ab] ik ben klein moltje.
[Eb] Hola, die ee, ik ben koning, [Ab] klein moltje.
En dan hangt er weer zo'n bordje of een hekje waarop [Cm] staat.
Dit hier, dit [Bb] is wie weet, [D] maar naar het milieu [Gm]
overheen.
[C] Want het hangt aan deze kant van zo'n stukje [G] prikkeldraad.
De kant is dus van [C] iedereen.
_ _ _ [F] _ Je _ [F] kunt hier hangen aan de tram als die door de bochten schudt.
En goud en appel snijden als die van [C] elkaar afkomt.
En zweven met de bende, gommen, niekjes van de des.
[Dm] En goud en steen, deur de [G] moeder, snijden met een mes.
Dus dan is onmars machtig, ook al heb je dan geen cent.
Je moet weten hoe het moet en je moet [C] weten wie je bent.
Als [Eb] je dat dan weet, dan heb je altijd wat.
En ik, ik ben [C] kraampje, de koning [F] van de stad.
Oladie, [C] oladie, _ oladie, oladie, oladie, oladie.
Ik ben de koning van de stad.
Ik ben [F] koning Karl Moltje 1.
Oladie, [D] oladie, oladie, oladie, oladie, [G] oladie.
[Em] Deze kaning van de stad, die [C] is van mij.
[D] _ [G] Ik ben van Moltje, [D] Oladie, [C] ik ben koning Karl [G] Moltje 1.
_ [D] Oladie, oladie, oladie, [G] oladie, oladie, oladie. _ _ _ _
_ _ De stad, [F] dat is de allermooiste uitvinding van God.
[D] _ Al jeukt het van de ratten, ook al woon je in [D] een krot.
_ [F] Je snapt niet wat de mensen [Bb] zoeken op het platteland.
[Dm] Het waait er altijd, [G] verder is er nooit wat aan de hand.
[Dm] Een dorp dat is een [G] doofbod en de stad een laaiend [Bb] vuur.
Want hier is altijd spanning en [Fm] sensatieavontuur.
En welletjes en [Eb] ongelukken schiet [Bb] partijen zat.
Wie leven wil, die kan [C] alleen maar leven [Db] in de stad.
[Eb] _ Hola, [Ab] die ee, [Eb] _
[Ab] hola, die ee, _ hola.
Ik [Db] ben de koning [Eb] van de stad.
Ik ben koning, klein [Ab] moltje en de [Fm] hele stad.
[Cm] Waar ik ook ga, [Db] die is voor mij.
[Eb] Waar ik ook sta, [Ab] ik ben klein moltje.
[Eb] Hola, die ee, ik ben koning, [Ab] klein moltje.
En dan hangt er weer zo'n bordje of een hekje waarop [Cm] staat.
Dit hier, dit [Bb] is wie weet, [D] maar naar het milieu [Gm]
overheen.
[C] Want het hangt aan deze kant van zo'n stukje [G] prikkeldraad.
De kant is dus van [C] iedereen.
_ _ _ [F] _ Je _ [F] kunt hier hangen aan de tram als die door de bochten schudt.
En goud en appel snijden als die van [C] elkaar afkomt.
En zweven met de bende, gommen, niekjes van de des.
[Dm] En goud en steen, deur de [G] moeder, snijden met een mes.
Dus dan is onmars machtig, ook al heb je dan geen cent.
Je moet weten hoe het moet en je moet [C] weten wie je bent.
Als [Eb] je dat dan weet, dan heb je altijd wat.
En ik, ik ben [C] kraampje, de koning [F] van de stad.
Oladie, [C] oladie, _ oladie, oladie, oladie, oladie.
Ik ben de koning van de stad.
Ik ben [F] koning Karl Moltje 1.
Oladie, [D] oladie, oladie, oladie, oladie, [G] oladie.
[Em] Deze kaning van de stad, die [C] is van mij.
[D] _ [G] Ik ben van Moltje, [D] Oladie, [C] ik ben koning Karl [G] Moltje 1.
_ [D] Oladie, oladie, oladie, [G] oladie, oladie, oladie. _ _ _ _