Chords for Oôs Joôs Bloemkole songtekst
Tempo:
62.05 bpm
Chords used:
E
A
B
C#
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret

Start Jamming...
[E]
Ik ben de rean van Steltepol en ik kom uit de streek.
Je vraagt je misschien nog, wat doen ze de week?
[A] Je ziet ons op de graaien met een trekker en een kar.
[E] Met regenwind of hagel, het kan ons nooit verbaren.
Ik [B] zit in de gloemkool, ja [A] de gloemkool.
De [E] hele tijd, de hele tijd, [B] de hele tijd.
[E] Klaas zit op de trekker en dan heen en naar Oostklaas.
Die werkt al twintig jaar bij ons en wil nooit meer wat aas.
[A] Mijn broer is jouw kister, dat is een hele klus.
[E] Maar ik ben na de jongste, dat hoef ik na niet.
Dus zou [B] ik bij gloemkoolen, [A] ja bij gloemkoolen.
[E] De hele tijd, de hele tijd, de hele tijd.
[B] Er loopt een keuze van eens.
Dan schijnt mijn vader stop, terug naar het bedrijf.
[C#] Die hert moet dus het eten klaar en scherpt de boeken [E] op.
Maar gaat hij daar heftig mooi mee?
Dan gaan we naar de kroeg.
Met alle tolle boeren, dat is een hele ploeg.
[A] Het gaat lukker naar Afspraak, van Ino, Harm en mij.
[E] Ze was een leuke pitte, maar wat denk je wat ze zakt.
[B] Dus ding naar gloemkoolen, [A] naar de gloemkoolen.
[E] De hele tijd, de hele tijd, de hele tijd.
We
[A] [E]
[B] [A] [E]
[B] gaan, we gaan, mijn vader stop.
We gaan terug naar het bedrijf.
[C#] Die hert moet dus het eten klaar en scherpt de boeken [E] op.
Ik ben de riegelstelter Paul en ik kom buitenstreek.
Je vraagt je misschien nog, wat doen ze de hele week.
[A] Je ziet ons op de groeien met een trekker en een [E] kaart.
Met tegenwind of aardop, we kennen ons nooit te paard.
[B] Ik zit in de gloemkoolen, [A] ja de gloemkoolen.
[E] De hele tijd, de hele tijd, de hele tijd.
[B] Ik zit in de gloemkoolen, [A] ja de gloemkoolen.
[E] De hele tijd, de hele tijd, de hele tijd.
Ik [B] zit in de gloemkoolen, [A] ja de gloemkoolen.
[E] De hele tijd, de hele tijd, de hele tijd.
[B] Ik zit in de gloemkoolen, [A] ja de gloemkoolen.
[E] De hele tijd, de hele tijd, de hele tijd.
[N]
Ik ben de rean van Steltepol en ik kom uit de streek.
Je vraagt je misschien nog, wat doen ze de week?
[A] Je ziet ons op de graaien met een trekker en een kar.
[E] Met regenwind of hagel, het kan ons nooit verbaren.
Ik [B] zit in de gloemkool, ja [A] de gloemkool.
De [E] hele tijd, de hele tijd, [B] de hele tijd.
[E] Klaas zit op de trekker en dan heen en naar Oostklaas.
Die werkt al twintig jaar bij ons en wil nooit meer wat aas.
[A] Mijn broer is jouw kister, dat is een hele klus.
[E] Maar ik ben na de jongste, dat hoef ik na niet.
Dus zou [B] ik bij gloemkoolen, [A] ja bij gloemkoolen.
[E] De hele tijd, de hele tijd, de hele tijd.
[B] Er loopt een keuze van eens.
Dan schijnt mijn vader stop, terug naar het bedrijf.
[C#] Die hert moet dus het eten klaar en scherpt de boeken [E] op.
Maar gaat hij daar heftig mooi mee?
Dan gaan we naar de kroeg.
Met alle tolle boeren, dat is een hele ploeg.
[A] Het gaat lukker naar Afspraak, van Ino, Harm en mij.
[E] Ze was een leuke pitte, maar wat denk je wat ze zakt.
[B] Dus ding naar gloemkoolen, [A] naar de gloemkoolen.
[E] De hele tijd, de hele tijd, de hele tijd.
We
[A] [E]
[B] [A] [E]
[B] gaan, we gaan, mijn vader stop.
We gaan terug naar het bedrijf.
[C#] Die hert moet dus het eten klaar en scherpt de boeken [E] op.
Ik ben de riegelstelter Paul en ik kom buitenstreek.
Je vraagt je misschien nog, wat doen ze de hele week.
[A] Je ziet ons op de groeien met een trekker en een [E] kaart.
Met tegenwind of aardop, we kennen ons nooit te paard.
[B] Ik zit in de gloemkoolen, [A] ja de gloemkoolen.
[E] De hele tijd, de hele tijd, de hele tijd.
[B] Ik zit in de gloemkoolen, [A] ja de gloemkoolen.
[E] De hele tijd, de hele tijd, de hele tijd.
Ik [B] zit in de gloemkoolen, [A] ja de gloemkoolen.
[E] De hele tijd, de hele tijd, de hele tijd.
[B] Ik zit in de gloemkoolen, [A] ja de gloemkoolen.
[E] De hele tijd, de hele tijd, de hele tijd.
[N]
Key:
E
A
B
C#
E
A
B
C#
_ _ _ _ _ [E] _ _ _
Ik ben de rean van Steltepol en ik kom uit de streek.
Je vraagt je misschien nog, wat doen ze de week?
[A] Je ziet ons op de graaien met een trekker en een kar.
[E] Met regenwind of hagel, het kan ons nooit verbaren.
Ik [B] zit in de gloemkool, ja [A] de gloemkool.
De [E] hele tijd, de hele tijd, [B] de hele tijd.
[E] Klaas zit op de trekker en dan heen en naar Oostklaas.
Die werkt al twintig jaar bij ons en wil nooit meer wat aas.
[A] Mijn broer is jouw kister, dat is een hele klus.
[E] Maar ik ben na de jongste, dat hoef ik na niet.
Dus zou [B] ik bij gloemkoolen, [A] ja bij gloemkoolen.
[E] De hele tijd, de hele tijd, de hele tijd.
[B] Er loopt een keuze van eens.
Dan schijnt mijn vader stop, _ terug naar het bedrijf.
[C#] Die hert moet dus het eten klaar en scherpt de boeken [E] op.
Maar gaat hij daar heftig mooi mee?
Dan gaan we naar de kroeg.
Met alle tolle boeren, dat is een hele ploeg.
[A] Het gaat lukker naar Afspraak, van Ino, Harm en mij.
[E] Ze was een leuke pitte, maar wat denk je wat ze zakt.
[B] Dus ding naar gloemkoolen, [A] naar de gloemkoolen.
[E] De hele tijd, de hele tijd, de hele tijd.
We _ _ _ _ _
_ [A] _ _ _ _ [E] _ _ _
_ [B] _ _ [A] _ _ [E] _ _ _
_ [B] _ gaan, we gaan, mijn vader stop.
We gaan terug naar het bedrijf.
[C#] Die hert moet dus het eten klaar en scherpt de boeken [E] op.
Ik ben de riegelstelter Paul en ik kom buitenstreek.
Je vraagt je misschien nog, wat doen ze de hele week.
[A] Je ziet ons op de groeien met een trekker en een [E] kaart.
Met tegenwind of aardop, we kennen ons nooit te paard.
[B] Ik zit in de gloemkoolen, [A] ja de gloemkoolen.
[E] De hele tijd, de hele tijd, de hele tijd.
[B] Ik zit in de gloemkoolen, [A] ja de gloemkoolen.
[E] De hele tijd, de hele tijd, de hele tijd.
_ _ _ _ _ _ _
Ik [B] zit in de gloemkoolen, [A] ja de gloemkoolen.
[E] De hele tijd, de hele tijd, de hele tijd.
[B] Ik zit in de gloemkoolen, [A] ja de gloemkoolen.
[E] De hele tijd, de hele tijd, de hele tijd. _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ [N] _
Ik ben de rean van Steltepol en ik kom uit de streek.
Je vraagt je misschien nog, wat doen ze de week?
[A] Je ziet ons op de graaien met een trekker en een kar.
[E] Met regenwind of hagel, het kan ons nooit verbaren.
Ik [B] zit in de gloemkool, ja [A] de gloemkool.
De [E] hele tijd, de hele tijd, [B] de hele tijd.
[E] Klaas zit op de trekker en dan heen en naar Oostklaas.
Die werkt al twintig jaar bij ons en wil nooit meer wat aas.
[A] Mijn broer is jouw kister, dat is een hele klus.
[E] Maar ik ben na de jongste, dat hoef ik na niet.
Dus zou [B] ik bij gloemkoolen, [A] ja bij gloemkoolen.
[E] De hele tijd, de hele tijd, de hele tijd.
[B] Er loopt een keuze van eens.
Dan schijnt mijn vader stop, _ terug naar het bedrijf.
[C#] Die hert moet dus het eten klaar en scherpt de boeken [E] op.
Maar gaat hij daar heftig mooi mee?
Dan gaan we naar de kroeg.
Met alle tolle boeren, dat is een hele ploeg.
[A] Het gaat lukker naar Afspraak, van Ino, Harm en mij.
[E] Ze was een leuke pitte, maar wat denk je wat ze zakt.
[B] Dus ding naar gloemkoolen, [A] naar de gloemkoolen.
[E] De hele tijd, de hele tijd, de hele tijd.
We _ _ _ _ _
_ [A] _ _ _ _ [E] _ _ _
_ [B] _ _ [A] _ _ [E] _ _ _
_ [B] _ gaan, we gaan, mijn vader stop.
We gaan terug naar het bedrijf.
[C#] Die hert moet dus het eten klaar en scherpt de boeken [E] op.
Ik ben de riegelstelter Paul en ik kom buitenstreek.
Je vraagt je misschien nog, wat doen ze de hele week.
[A] Je ziet ons op de groeien met een trekker en een [E] kaart.
Met tegenwind of aardop, we kennen ons nooit te paard.
[B] Ik zit in de gloemkoolen, [A] ja de gloemkoolen.
[E] De hele tijd, de hele tijd, de hele tijd.
[B] Ik zit in de gloemkoolen, [A] ja de gloemkoolen.
[E] De hele tijd, de hele tijd, de hele tijd.
_ _ _ _ _ _ _
Ik [B] zit in de gloemkoolen, [A] ja de gloemkoolen.
[E] De hele tijd, de hele tijd, de hele tijd.
[B] Ik zit in de gloemkoolen, [A] ja de gloemkoolen.
[E] De hele tijd, de hele tijd, de hele tijd. _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ [N] _