C _ _ _ _ _
G _ _ _ .
_ _
F _ _ _ _ _ _ .
_ _ _ _ _
C _ Er is
G altijd wel iemand die meer aan
F je _ denkt.
_
C _ _ _ .
_ _ _ _ _ _ Altijd wel
G iemand voor wie je
F de hele _
C wereld bent.
_ _
F _ .
C _ Er is vast wel
G een man, _ vast
F wel een _ vrouw _ .
_ _ _ _ _
C _ Die beter
G luistert dan ik, die alles
F houdt voor jou _ _ _ _ .
Maar als het moet, _ _ weet je dan niet dat
Am ik naast je sta.
_ _ _ Weet je dan niet dat
Bb ik _ _ alles _ _ voor
F je _ achterlaat.
En
G met jou verder gaan, _ _ _ _ .
_ _
C _ _ er is altijd
G wel iemand die je beter
F _ _ .
begrijpt _ _ _ _ _ _ _ .
C _ Die er veel
G vaker is, die ook
F veel
C langer blijft _ .
F _ _ _ _
C Want _ ik ben er
G haast nooit, mag je weten hoe
F het gaat, m'n lief.
Je _ _ .
_ _
C _ _ bent steeds _ .
G onderweg, je komt _ _
F altijd te laat.
_ _ _ Maar als het moet, _ _ weet je dan niet dat
Am ik naast je sta _ _ .
Weet je dan niet dat
Bb ik _ _ _ alles voor _ je
F _ _ achterlaat.
Ik
G ga altijd weer naar je
F _ opzoek, _ _ al lijkt het of ik niet
Am meer aan je denk.
Je geeft me de rust die
Bb ik _ als geen _ _ _ _
F ander nodig heb.
Om _
G te zijn wie ik ben.
A _ _ _ .
_ _
D _ _ Er is altijd
A wel iemand die meer
G aan je denkt.
_ _ _ _ _ _ _ _ .
D _ _ _ _
A Altijd wel iemand voor wie
G je de hele _ _ wereld bent.
_ Er
D _ _ .
is vast wel een
A man, vast wel
G een _ vrouw _ _ _ _ .
_ _
D _ Die beter luistert
A dan ik, die
G alles houdt voor jou.
Er _ _ _ _ .
D _ _ is
A altijd wel iemand, met niemand
G _ als jij _ .
_ _ _ _ _ _ _ _ .
_ _ _ _ _ _
N _ _ .