Chords for Urbanus - Als Moeder Zong - 1983
Tempo:
90.525 bpm
Chords used:
C
F
Bb
Gm
Ab
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
Nee, dat liedje gaat niet over mijn ouders.
Een huisgezinnetje van vier huizen verder.
Die zat daar zo met zes jongens die ze moest grootbrengen.
Zo'n zes lelijke, domme, stomme zonen.
Zo'n achterlijke, lompe kikkels.
Stomme, lelijke, niet eens misdienaar geweest.
Die waren altijd iets aan het uitspoken dat niet mocht.
Die jongste met zijn armen in die pot chocopasta.
Zo op die aquarium.
Die je vis daaruit haalt.
Er weer in dan met de soepmixer.
Ondertussen waren die anderen een gat aan het boren in de tv.
Terwijl het onze koning Bodewijn al spreek.
Dan die anderen kampvuurjes stoken onder grootvaas aan een rolstoel.
Hoe zei het die mens?
Buiten in de beek.
Ondertussen hadden dan er het water van de patatten gegoot.
Zo op het gasvuur.
Komt daar een man thuis.
Zijn die patatten hier weer aangebrand?
Stomwijf, uw schuld.
Dat haar krulspeltjes langs de binnenkant van haar hersen kwam.
En dan was dat netje veel te groot.
Het ergste dat dat netje niet meer mooi paste.
Kortom, een liedje over het geluk.
Als moeder zou, was heel het [C] huis in vreugde.
Als moeder zou, was iedereen [F] voorjollig.
Daar staat zijn naarstig al bij haar [C] keuken.
Want straks komt vader, stond [F] dronken thuis.
Dan [Bb] stinkt zijn adem naar alcohol [C] en leek.
Ze slagen van de [F] kachelpuk.
Als moeder zou, was heel het [C] huis in vreugde.
Als moeder zou, was iedereen [F] voorjollig.
Haar oudste jongen moet morgen [C] naar het leger.
En haar dochter werd ook zwanger [F] van een Japaner.
En [Bb] [Gm] [C]
toen stonden ze twee als een gele [F] onderbroek.
Als moeder zou, was heel het [C] huis in vreugde.
Iedereen [F] voorjollig.
Groot moeke loopt de hele [C] dag te grollen.
Haar beide benen zijn weer [F] dik gezwollen.
En in [Bb] zijn kamer ligt groot vader [C] op sterven.
Hiep, hiep, hoera, we zullen weer eens [F] erfen.
Als moeder zou, was heel het huis in vreugde.
[F] Als het Zweedshaagse aanschijnt, behangt zij [C] al de muren.
En op haar knieën zit zij de vloer [F] te schuren.
Door [Bb] die houding kon [C] zij niet ontkomen.
[Ab] En als moeder zou, was heel [C] het huis in vreugde.
Als moeder zou, was iedereen [F] voorjollig.
[N]
Een huisgezinnetje van vier huizen verder.
Die zat daar zo met zes jongens die ze moest grootbrengen.
Zo'n zes lelijke, domme, stomme zonen.
Zo'n achterlijke, lompe kikkels.
Stomme, lelijke, niet eens misdienaar geweest.
Die waren altijd iets aan het uitspoken dat niet mocht.
Die jongste met zijn armen in die pot chocopasta.
Zo op die aquarium.
Die je vis daaruit haalt.
Er weer in dan met de soepmixer.
Ondertussen waren die anderen een gat aan het boren in de tv.
Terwijl het onze koning Bodewijn al spreek.
Dan die anderen kampvuurjes stoken onder grootvaas aan een rolstoel.
Hoe zei het die mens?
Buiten in de beek.
Ondertussen hadden dan er het water van de patatten gegoot.
Zo op het gasvuur.
Komt daar een man thuis.
Zijn die patatten hier weer aangebrand?
Stomwijf, uw schuld.
Dat haar krulspeltjes langs de binnenkant van haar hersen kwam.
En dan was dat netje veel te groot.
Het ergste dat dat netje niet meer mooi paste.
Kortom, een liedje over het geluk.
Als moeder zou, was heel het [C] huis in vreugde.
Als moeder zou, was iedereen [F] voorjollig.
Daar staat zijn naarstig al bij haar [C] keuken.
Want straks komt vader, stond [F] dronken thuis.
Dan [Bb] stinkt zijn adem naar alcohol [C] en leek.
Ze slagen van de [F] kachelpuk.
Als moeder zou, was heel het [C] huis in vreugde.
Als moeder zou, was iedereen [F] voorjollig.
Haar oudste jongen moet morgen [C] naar het leger.
En haar dochter werd ook zwanger [F] van een Japaner.
En [Bb] [Gm] [C]
toen stonden ze twee als een gele [F] onderbroek.
Als moeder zou, was heel het [C] huis in vreugde.
Iedereen [F] voorjollig.
Groot moeke loopt de hele [C] dag te grollen.
Haar beide benen zijn weer [F] dik gezwollen.
En in [Bb] zijn kamer ligt groot vader [C] op sterven.
Hiep, hiep, hoera, we zullen weer eens [F] erfen.
Als moeder zou, was heel het huis in vreugde.
[F] Als het Zweedshaagse aanschijnt, behangt zij [C] al de muren.
En op haar knieën zit zij de vloer [F] te schuren.
Door [Bb] die houding kon [C] zij niet ontkomen.
[Ab] En als moeder zou, was heel [C] het huis in vreugde.
Als moeder zou, was iedereen [F] voorjollig.
[N]
Key:
C
F
Bb
Gm
Ab
C
F
Bb
Nee, _ _ _ _ _ _ _ _ _ dat liedje gaat niet over mijn ouders.
Een huisgezinnetje van vier huizen verder. _ _ _
_ _ Die zat daar zo met zes jongens die ze moest grootbrengen.
Zo'n zes lelijke, domme, stomme zonen.
Zo'n achterlijke, lompe kikkels.
Stomme, lelijke, niet eens misdienaar geweest.
Die waren altijd iets aan het uitspoken dat niet mocht.
Die jongste met zijn armen in die pot chocopasta.
Zo op die aquarium.
Die je vis daaruit haalt.
_ Er weer in dan met de soepmixer. _
_ _ _ Ondertussen waren die anderen een gat aan het boren in de tv.
Terwijl het onze koning Bodewijn al spreek.
Dan die anderen kampvuurjes stoken onder grootvaas aan een rolstoel.
Hoe zei het die mens?
Buiten in de beek.
_ _ Ondertussen hadden dan er het water van de patatten gegoot.
Zo op het gasvuur.
Komt daar een man thuis.
Zijn die patatten hier weer aangebrand?
Stomwijf, uw schuld.
_ Dat haar krulspeltjes langs de binnenkant van haar hersen kwam.
En dan was dat netje veel te groot.
_ _ Het ergste dat dat netje niet meer mooi paste.
_ Kortom, een liedje over het geluk. _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ Als moeder zou, was heel het [C] huis in vreugde. _
Als moeder zou, was iedereen [F] voorjollig.
Daar staat zijn naarstig al bij haar [C] keuken. _
Want straks komt vader, stond [F] dronken thuis.
Dan [Bb] stinkt zijn adem naar alcohol [C] en leek.
Ze slagen van de [F] _ kachelpuk.
Als moeder zou, was heel het [C] huis in vreugde.
_ Als moeder zou, was iedereen [F] voorjollig.
_ Haar oudste jongen moet morgen [C] naar het leger. _
En haar dochter werd ook zwanger [F] van een Japaner.
En [Bb] _ _ _ [Gm] _ [C] _ _
_ toen stonden ze twee als een gele [F] _ onderbroek.
Als moeder zou, was heel het [C] huis in vreugde. _ _ _ _
Iedereen [F] voorjollig.
_ Groot moeke loopt de hele [C] dag te grollen. _
Haar beide benen zijn weer [F] dik gezwollen.
En in [Bb] zijn kamer ligt groot vader [C] op sterven.
_ Hiep, hiep, hoera, we zullen weer eens [F] erfen.
Als _ moeder zou, was heel het huis in vreugde. _ _ _ _
_ _ [F] _ _ Als het Zweedshaagse aanschijnt, behangt zij [C] al de muren.
_ En op haar knieën zit zij de vloer [F] te schuren.
Door [Bb] die houding kon [C] zij niet ontkomen.
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ [Ab] En als _ _ moeder zou, _ was heel [C] het huis in vreugde.
_ _ Als moeder zou, was iedereen _ _ [F] voorjollig. _ _ _ _
_ [N] _ _ _ _ _ _ _
Een huisgezinnetje van vier huizen verder. _ _ _
_ _ Die zat daar zo met zes jongens die ze moest grootbrengen.
Zo'n zes lelijke, domme, stomme zonen.
Zo'n achterlijke, lompe kikkels.
Stomme, lelijke, niet eens misdienaar geweest.
Die waren altijd iets aan het uitspoken dat niet mocht.
Die jongste met zijn armen in die pot chocopasta.
Zo op die aquarium.
Die je vis daaruit haalt.
_ Er weer in dan met de soepmixer. _
_ _ _ Ondertussen waren die anderen een gat aan het boren in de tv.
Terwijl het onze koning Bodewijn al spreek.
Dan die anderen kampvuurjes stoken onder grootvaas aan een rolstoel.
Hoe zei het die mens?
Buiten in de beek.
_ _ Ondertussen hadden dan er het water van de patatten gegoot.
Zo op het gasvuur.
Komt daar een man thuis.
Zijn die patatten hier weer aangebrand?
Stomwijf, uw schuld.
_ Dat haar krulspeltjes langs de binnenkant van haar hersen kwam.
En dan was dat netje veel te groot.
_ _ Het ergste dat dat netje niet meer mooi paste.
_ Kortom, een liedje over het geluk. _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ Als moeder zou, was heel het [C] huis in vreugde. _
Als moeder zou, was iedereen [F] voorjollig.
Daar staat zijn naarstig al bij haar [C] keuken. _
Want straks komt vader, stond [F] dronken thuis.
Dan [Bb] stinkt zijn adem naar alcohol [C] en leek.
Ze slagen van de [F] _ kachelpuk.
Als moeder zou, was heel het [C] huis in vreugde.
_ Als moeder zou, was iedereen [F] voorjollig.
_ Haar oudste jongen moet morgen [C] naar het leger. _
En haar dochter werd ook zwanger [F] van een Japaner.
En [Bb] _ _ _ [Gm] _ [C] _ _
_ toen stonden ze twee als een gele [F] _ onderbroek.
Als moeder zou, was heel het [C] huis in vreugde. _ _ _ _
Iedereen [F] voorjollig.
_ Groot moeke loopt de hele [C] dag te grollen. _
Haar beide benen zijn weer [F] dik gezwollen.
En in [Bb] zijn kamer ligt groot vader [C] op sterven.
_ Hiep, hiep, hoera, we zullen weer eens [F] erfen.
Als _ moeder zou, was heel het huis in vreugde. _ _ _ _
_ _ [F] _ _ Als het Zweedshaagse aanschijnt, behangt zij [C] al de muren.
_ En op haar knieën zit zij de vloer [F] te schuren.
Door [Bb] die houding kon [C] zij niet ontkomen.
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ [Ab] En als _ _ moeder zou, _ was heel [C] het huis in vreugde.
_ _ Als moeder zou, was iedereen _ _ [F] voorjollig. _ _ _ _
_ [N] _ _ _ _ _ _ _