Chords for Wasserfall Suikerbos
Tempo:
67.65 bpm
Chords used:
D
E
A
F#m
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[A]
[A]
[E] [D] [F#m]
[A] Als zij elk een dag bij een aneman sla, [F#m] heb het elke keer mijn oren van mijn kop afbracht.
[D] Je zit heel eepel zijker, je is een handvol knil, jij [A] hebt mijn hart gesteeld.
Je tranen lopen over je wangs, je zwijn, [F#m] je dromen is groot, maar je barrel is klein.
[D] Was het ook vol dingen wat ik wil zijn?
Een [E] zeikerbos, zeik vol [A] jou heen.
Zeikerbos, zeik vol jou heen.
Ons kan dromen van een huis wat ver wordt [D] die blauwbergen alleen.
[F#m] En mijn dromen kan ons dansen voor [E] die tijd stilstaan.
[D]
Ik en [E] mijn zeikerbos, [A] die zang.
Weet je dat ik soms nog voor jou [F#m] schrijf?
Van die man wat daanst voor jouw zachte lijf.
[D] En die zon wat zang voor jouw zachte mond.
[A] En mijn dag zal komen.
Weet ik jou vertellen dat ik jou wil hebben?
[F#m] Van al die dingen wat ik voor jou wil zijn.
[D] Maar is er een andere man, wat nou langs jou leeft?
[E] Een zeikerbos, zeik vol [F#m] jou heen.
Een klunie, een krant, een [E] nand, een stuw, kom nu.
[D] Een krant rijden, in nacht, in regen, in [E] wind, op naam, bij jou.
[A]
Een zeikerbos, zeik vol [D] jou heen.
[A] Ons kan dromen van een huis wat ver wordt [D] die blauwbergen alleen.
[F#m] En mijn dromen kan ons daanstot [E] voor alles en [E] kan maken.
[D]
Ik [E] en mijn [D] zeikerbos, die, ik [E] en jij [A] zeikerbos, die.
Een zeikerbos, zeik vol [D] jou heen.
[A] Ons kan dromen van een huis wat ver [D] wordt die blauwbergen alleen.
[F#m] En mijn dromen kan ons daanstot [E] voor alles en kan maken.
[D] Ik [E] en mijn [D] zeikerbos, die, ik en jij zeikerbos, die.
Ik [E] en mijn [A] zeikerbos, die zang.
[A]
[E] [D] [F#m]
[A] Als zij elk een dag bij een aneman sla, [F#m] heb het elke keer mijn oren van mijn kop afbracht.
[D] Je zit heel eepel zijker, je is een handvol knil, jij [A] hebt mijn hart gesteeld.
Je tranen lopen over je wangs, je zwijn, [F#m] je dromen is groot, maar je barrel is klein.
[D] Was het ook vol dingen wat ik wil zijn?
Een [E] zeikerbos, zeik vol [A] jou heen.
Zeikerbos, zeik vol jou heen.
Ons kan dromen van een huis wat ver wordt [D] die blauwbergen alleen.
[F#m] En mijn dromen kan ons dansen voor [E] die tijd stilstaan.
[D]
Ik en [E] mijn zeikerbos, [A] die zang.
Weet je dat ik soms nog voor jou [F#m] schrijf?
Van die man wat daanst voor jouw zachte lijf.
[D] En die zon wat zang voor jouw zachte mond.
[A] En mijn dag zal komen.
Weet ik jou vertellen dat ik jou wil hebben?
[F#m] Van al die dingen wat ik voor jou wil zijn.
[D] Maar is er een andere man, wat nou langs jou leeft?
[E] Een zeikerbos, zeik vol [F#m] jou heen.
Een klunie, een krant, een [E] nand, een stuw, kom nu.
[D] Een krant rijden, in nacht, in regen, in [E] wind, op naam, bij jou.
[A]
Een zeikerbos, zeik vol [D] jou heen.
[A] Ons kan dromen van een huis wat ver wordt [D] die blauwbergen alleen.
[F#m] En mijn dromen kan ons daanstot [E] voor alles en [E] kan maken.
[D]
Ik [E] en mijn [D] zeikerbos, die, ik [E] en jij [A] zeikerbos, die.
Een zeikerbos, zeik vol [D] jou heen.
[A] Ons kan dromen van een huis wat ver [D] wordt die blauwbergen alleen.
[F#m] En mijn dromen kan ons daanstot [E] voor alles en kan maken.
[D] Ik [E] en mijn [D] zeikerbos, die, ik en jij zeikerbos, die.
Ik [E] en mijn [A] zeikerbos, die zang.
Key:
D
E
A
F#m
D
E
A
F#m
_ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ [A] _
_ _ _ _ _ [A] _
_ [E] _ _ [D] _ _ [F#m] _
[A] Als zij elk een dag bij een aneman sla, [F#m] heb het elke keer mijn oren van mijn kop afbracht.
[D] Je zit heel eepel zijker, je is een handvol knil, jij [A] hebt mijn hart gesteeld.
_ Je tranen lopen over je wangs, je zwijn, [F#m] je dromen is groot, maar je barrel is klein.
[D] Was het ook vol dingen wat ik wil zijn?
Een [E] zeikerbos, zeik vol [A] jou heen. _ _
_ _ _ _ _ _
Zeikerbos, zeik vol jou heen. _ _
Ons kan dromen van een huis wat ver wordt [D] die blauwbergen alleen.
[F#m] En mijn dromen kan ons dansen voor [E] die tijd stilstaan.
_ _ [D]
Ik en [E] mijn zeikerbos, [A] die zang. _ _
_ _ _ _ Weet je dat ik soms nog voor jou [F#m] schrijf?
Van die man wat daanst voor jouw zachte lijf.
[D] En die zon wat zang voor jouw zachte mond.
[A] En mijn dag zal komen.
_ Weet ik jou vertellen dat ik jou wil hebben?
[F#m] Van al die dingen wat ik voor jou wil zijn.
[D] Maar is er een andere man, wat nou langs jou leeft?
_ [E] Een zeikerbos, zeik vol [F#m] jou heen.
Een klunie, een krant, een [E] nand, een stuw, kom nu.
[D] Een krant rijden, in nacht, in regen, in [E] wind, op naam, bij jou.
_ [A] _
Een zeikerbos, zeik vol [D] jou heen. _
[A] Ons kan dromen van een huis wat ver wordt [D] die blauwbergen alleen.
[F#m] En mijn dromen kan ons daanstot [E] voor alles en [E] kan maken.
[D]
Ik [E] en mijn [D] zeikerbos, die, ik [E] en jij [A] zeikerbos, die.
Een zeikerbos, zeik vol [D] jou heen.
_ [A] Ons kan dromen van een huis wat ver [D] wordt die blauwbergen alleen.
[F#m] En mijn dromen kan ons daanstot [E] voor alles en kan maken.
[D] Ik [E] en mijn [D] zeikerbos, die, ik en jij zeikerbos, die.
Ik [E] en mijn [A] zeikerbos, die zang. _ _ _
_ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ [A] _
_ _ _ _ _ [A] _
_ [E] _ _ [D] _ _ [F#m] _
[A] Als zij elk een dag bij een aneman sla, [F#m] heb het elke keer mijn oren van mijn kop afbracht.
[D] Je zit heel eepel zijker, je is een handvol knil, jij [A] hebt mijn hart gesteeld.
_ Je tranen lopen over je wangs, je zwijn, [F#m] je dromen is groot, maar je barrel is klein.
[D] Was het ook vol dingen wat ik wil zijn?
Een [E] zeikerbos, zeik vol [A] jou heen. _ _
_ _ _ _ _ _
Zeikerbos, zeik vol jou heen. _ _
Ons kan dromen van een huis wat ver wordt [D] die blauwbergen alleen.
[F#m] En mijn dromen kan ons dansen voor [E] die tijd stilstaan.
_ _ [D]
Ik en [E] mijn zeikerbos, [A] die zang. _ _
_ _ _ _ Weet je dat ik soms nog voor jou [F#m] schrijf?
Van die man wat daanst voor jouw zachte lijf.
[D] En die zon wat zang voor jouw zachte mond.
[A] En mijn dag zal komen.
_ Weet ik jou vertellen dat ik jou wil hebben?
[F#m] Van al die dingen wat ik voor jou wil zijn.
[D] Maar is er een andere man, wat nou langs jou leeft?
_ [E] Een zeikerbos, zeik vol [F#m] jou heen.
Een klunie, een krant, een [E] nand, een stuw, kom nu.
[D] Een krant rijden, in nacht, in regen, in [E] wind, op naam, bij jou.
_ [A] _
Een zeikerbos, zeik vol [D] jou heen. _
[A] Ons kan dromen van een huis wat ver wordt [D] die blauwbergen alleen.
[F#m] En mijn dromen kan ons daanstot [E] voor alles en [E] kan maken.
[D]
Ik [E] en mijn [D] zeikerbos, die, ik [E] en jij [A] zeikerbos, die.
Een zeikerbos, zeik vol [D] jou heen.
_ [A] Ons kan dromen van een huis wat ver [D] wordt die blauwbergen alleen.
[F#m] En mijn dromen kan ons daanstot [E] voor alles en kan maken.
[D] Ik [E] en mijn [D] zeikerbos, die, ik en jij zeikerbos, die.
Ik [E] en mijn [A] zeikerbos, die zang. _ _ _
_ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _