Chords for wc experience- ik bak een aai vannacht
Tempo:
62.975 bpm
Chords used:
G
Am
F
C
Dm
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[G] [Am] [Dm] [G] [C]
[G] [Am] [Dm] [G] [Am]
Waaaaaa!
Hij zat [Dm] erlag af, [G]
gezien geen kip [C] op straat.
[G] [A] De deur bleef [Dm] te slapen, [G] hij is koud en [C] sterre slaap.
[G] [A] Het was [Dm] weer eens kei-gezellig, [G] we gingen uit [C] onze boot.
[G] [A] Maar nu kan je [Dm] en ik alleen nog eten, [G]
met de [C] zakken vol.
[A] [F] Ik pak [G] een aai [Am] van acht, want ik heb [D] zo'n [F] honger.
Ik pak [G] een aai [A] van acht.
[Am] [F] Ik pak [G] een aai [C]
[G] met een [D] bietje zout [G] en [F] peper.
Ik pak [G] een aai.
[Am]
Het begint [Dm] te gieten [G] en ik hoor af [C] en wel.
[G] [A] Had ik [Dm] maar een regenpak bij [G]
of een [C] stukje zout.
[G] [Am] [D] Ik snem ermee mijn goeie schoenen [G] op, durf een diepe [C] plas.
[G] [Am] [Dm] De veters drijven nooit mijn schoenen.
[G]
Ik wou [C] dat ik thuis [G] was, maar ik [D] heb [G] geen middel.
[F] Want ik pak [G] een aai.
[Am] [C] [F] Ik pak [G] een aai.
[Am] [F] Ik pak [G] een aai [C] van acht.
[B] Met een [Am] bietje zout [G] en [F] peper.
Ik pak [G] een aai.
[Am] [D] [F]
[G] [Am] [Dm] [F] [G]
[Am] [F] [G]
[Em] [F] [G]
[Am] [Dm] Geef mij [G] wat boter en [C] een ongekochte [Am] ham.
[Dm] Ik geef mijn [G] doos mee aaien [C] en een [Am] koekenpan [Dm] uit de kelder.
Ik leg de [G] telefoon onder een fp [C] en hoop dat niemand mij [Am] stoort.
[Dm] Ik trap het [G] aai [C] de pan in, want [B] ik sterf [A] de moors van [G] de [F] honger.
Ik pak [G] een aai [Am] van acht.
[F] Ik pak [G] een aai [Am] van acht.
[F] Ik pak [G] een aai.
[C] [B] Met een bietje [Am] zout [G] en [F] peper.
Ik pak [G] een aai.
[F] Oh, ik pak [G] een aai.
[F] Ik pak een [G] aai.
[E] Want [F] ik heb zo'n boeken.
Ik pak [G] een aai.
[F] Oh, ik pak een [G] aai.
[F] Ik pak [G] een aai.
Ik [C] pak een aai.
[G] [Am] [Dm] [G] [Am]
Waaaaaa!
Hij zat [Dm] erlag af, [G]
gezien geen kip [C] op straat.
[G] [A] De deur bleef [Dm] te slapen, [G] hij is koud en [C] sterre slaap.
[G] [A] Het was [Dm] weer eens kei-gezellig, [G] we gingen uit [C] onze boot.
[G] [A] Maar nu kan je [Dm] en ik alleen nog eten, [G]
met de [C] zakken vol.
[A] [F] Ik pak [G] een aai [Am] van acht, want ik heb [D] zo'n [F] honger.
Ik pak [G] een aai [A] van acht.
[Am] [F] Ik pak [G] een aai [C]
[G] met een [D] bietje zout [G] en [F] peper.
Ik pak [G] een aai.
[Am]
Het begint [Dm] te gieten [G] en ik hoor af [C] en wel.
[G] [A] Had ik [Dm] maar een regenpak bij [G]
of een [C] stukje zout.
[G] [Am] [D] Ik snem ermee mijn goeie schoenen [G] op, durf een diepe [C] plas.
[G] [Am] [Dm] De veters drijven nooit mijn schoenen.
[G]
Ik wou [C] dat ik thuis [G] was, maar ik [D] heb [G] geen middel.
[F] Want ik pak [G] een aai.
[Am] [C] [F] Ik pak [G] een aai.
[Am] [F] Ik pak [G] een aai [C] van acht.
[B] Met een [Am] bietje zout [G] en [F] peper.
Ik pak [G] een aai.
[Am] [D] [F]
[G] [Am] [Dm] [F] [G]
[Am] [F] [G]
[Em] [F] [G]
[Am] [Dm] Geef mij [G] wat boter en [C] een ongekochte [Am] ham.
[Dm] Ik geef mijn [G] doos mee aaien [C] en een [Am] koekenpan [Dm] uit de kelder.
Ik leg de [G] telefoon onder een fp [C] en hoop dat niemand mij [Am] stoort.
[Dm] Ik trap het [G] aai [C] de pan in, want [B] ik sterf [A] de moors van [G] de [F] honger.
Ik pak [G] een aai [Am] van acht.
[F] Ik pak [G] een aai [Am] van acht.
[F] Ik pak [G] een aai.
[C] [B] Met een bietje [Am] zout [G] en [F] peper.
Ik pak [G] een aai.
[F] Oh, ik pak [G] een aai.
[F] Ik pak een [G] aai.
[E] Want [F] ik heb zo'n boeken.
Ik pak [G] een aai.
[F] Oh, ik pak een [G] aai.
[F] Ik pak [G] een aai.
Ik [C] pak een aai.
Key:
G
Am
F
C
Dm
G
Am
F
[G] _ [Am] _ _ [Dm] _ _ [G] _ _ [C] _
[G] _ [Am] _ _ [Dm] _ _ [G] _ _ [Am]
Waaaaaa!
Hij _ zat [Dm] erlag af, _ [G]
gezien geen kip [C] op straat.
[G] [A] De deur bleef [Dm] te slapen, [G] hij is koud en [C] sterre slaap.
[G] _ [A] Het was [Dm] weer eens kei-gezellig, [G] we gingen uit [C] onze boot.
[G] _ [A] Maar nu kan je [Dm] en ik alleen nog eten, [G]
met de [C] zakken vol.
[A] _ [F] Ik pak [G] een aai [Am] van acht, want ik heb [D] zo'n [F] honger.
Ik pak [G] een aai [A] van acht.
[Am] _ _ _ [F] Ik pak [G] een aai [C]
[G] met een [D] bietje zout [G] en [F] peper.
Ik pak [G] een aai.
[Am] _
_ _ _ Het begint [Dm] te gieten [G] en ik hoor af [C] en wel.
[G] _ [A] Had ik [Dm] maar een regenpak bij [G]
of een [C] stukje zout.
[G] _ [Am] [D] Ik snem ermee mijn goeie schoenen [G] op, durf een diepe [C] plas.
[G] _ [Am] [Dm] De veters drijven nooit mijn schoenen.
[G]
Ik wou [C] dat ik thuis [G] was, maar ik [D] heb [G] geen middel.
[F] Want ik pak [G] een aai.
_ [Am] _ _ _ [C] _ [F] Ik pak [G] een aai.
[Am] _ _ _ _ [F] Ik pak [G] een aai [C] van acht.
[B] Met een [Am] bietje zout [G] en [F] peper.
Ik pak [G] een aai.
[Am] _ _ _ _ [D] _ _ [F] _
_ [G] _ _ [Am] _ [Dm] _ [F] _ _ [G] _
_ [Am] _ _ _ _ [F] _ _ [G] _
_ [Em] _ _ [F] _ _ _ _ [G] _
_ [Am] _ _ _ _ [Dm] Geef mij [G] wat boter en [C] een ongekochte [Am] ham.
_ [Dm] Ik geef mijn [G] doos mee aaien [C] en een [Am] koekenpan [Dm] uit de kelder.
Ik leg de [G] telefoon onder een fp [C] en hoop dat niemand mij [Am] stoort.
_ [Dm] Ik trap het [G] aai [C] de pan in, want [B] ik sterf [A] de moors van [G] de [F] honger.
Ik pak [G] een aai [Am] van acht.
_ _ _ [F] Ik pak [G] een aai [Am] van acht.
_ _ _ [F] Ik pak [G] een aai.
_ [C] [B] Met een bietje [Am] zout [G] en [F] peper.
Ik pak [G] een aai.
[F] Oh, ik pak [G] een aai.
[F] Ik pak een [G] aai.
_ [E] Want [F] ik heb zo'n boeken.
Ik pak [G] een aai.
_ [F] Oh, ik pak een [G] aai.
[F] Ik pak [G] een aai.
Ik [C] pak een aai. _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
[G] _ [Am] _ _ [Dm] _ _ [G] _ _ [Am]
Waaaaaa!
Hij _ zat [Dm] erlag af, _ [G]
gezien geen kip [C] op straat.
[G] [A] De deur bleef [Dm] te slapen, [G] hij is koud en [C] sterre slaap.
[G] _ [A] Het was [Dm] weer eens kei-gezellig, [G] we gingen uit [C] onze boot.
[G] _ [A] Maar nu kan je [Dm] en ik alleen nog eten, [G]
met de [C] zakken vol.
[A] _ [F] Ik pak [G] een aai [Am] van acht, want ik heb [D] zo'n [F] honger.
Ik pak [G] een aai [A] van acht.
[Am] _ _ _ [F] Ik pak [G] een aai [C]
[G] met een [D] bietje zout [G] en [F] peper.
Ik pak [G] een aai.
[Am] _
_ _ _ Het begint [Dm] te gieten [G] en ik hoor af [C] en wel.
[G] _ [A] Had ik [Dm] maar een regenpak bij [G]
of een [C] stukje zout.
[G] _ [Am] [D] Ik snem ermee mijn goeie schoenen [G] op, durf een diepe [C] plas.
[G] _ [Am] [Dm] De veters drijven nooit mijn schoenen.
[G]
Ik wou [C] dat ik thuis [G] was, maar ik [D] heb [G] geen middel.
[F] Want ik pak [G] een aai.
_ [Am] _ _ _ [C] _ [F] Ik pak [G] een aai.
[Am] _ _ _ _ [F] Ik pak [G] een aai [C] van acht.
[B] Met een [Am] bietje zout [G] en [F] peper.
Ik pak [G] een aai.
[Am] _ _ _ _ [D] _ _ [F] _
_ [G] _ _ [Am] _ [Dm] _ [F] _ _ [G] _
_ [Am] _ _ _ _ [F] _ _ [G] _
_ [Em] _ _ [F] _ _ _ _ [G] _
_ [Am] _ _ _ _ [Dm] Geef mij [G] wat boter en [C] een ongekochte [Am] ham.
_ [Dm] Ik geef mijn [G] doos mee aaien [C] en een [Am] koekenpan [Dm] uit de kelder.
Ik leg de [G] telefoon onder een fp [C] en hoop dat niemand mij [Am] stoort.
_ [Dm] Ik trap het [G] aai [C] de pan in, want [B] ik sterf [A] de moors van [G] de [F] honger.
Ik pak [G] een aai [Am] van acht.
_ _ _ [F] Ik pak [G] een aai [Am] van acht.
_ _ _ [F] Ik pak [G] een aai.
_ [C] [B] Met een bietje [Am] zout [G] en [F] peper.
Ik pak [G] een aai.
[F] Oh, ik pak [G] een aai.
[F] Ik pak een [G] aai.
_ [E] Want [F] ik heb zo'n boeken.
Ik pak [G] een aai.
_ [F] Oh, ik pak een [G] aai.
[F] Ik pak [G] een aai.
Ik [C] pak een aai. _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _