Chords for We gaan naar Zandvoort
Tempo:
116.5 bpm
Chords used:
C
F
G
D
E
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret

Start Jamming...
[A] [D] [G]
[B] [C] [Bm] [F]
[C]
[D] [F] Wanneer het lekker weer is, de [C] natuur in blijde lach.
[Dm] Al paal ze [G] strooien hoed en moe [C] haar bloesje voor de dag.
[F] De meisjes maken stijve [C] paal, voor juist de zinder haar.
[G] De jongens [C] kopen een zwembroekje, [G] dan is het zaakje [C] klaar.
Om vijf uur morgens is het [F] hele stel al in de [Em] weer.
Ze stappen naar het station en [G] vader zegt, acht uur het verkeer.
[F] Zandvoort [C] bij de zee, we gaan naar Zandvoort bij de zee.
[D] Met vader, met [G] moeder, met broertje en met zusje.
Oma [E] Piet, Tante Griet [C] en het hele [F] familiehusje gaat naar Zandvoort [C] bij de zee.
We [Gm] nemen [C] broodjes en koffie [F] mee.
[D] O, het is zo zaligheid wanneer je van de duinen glijpt [B] in [C] Zandvoort [F] bij de zee.
[C]
[D] [F] Mama zit in een kuil die [C] kleine Kees gegraven had.
[F] En vader [G] staat te grinneken [C] bij het geminde bad.
[F] Mama zegt dat haar man [C] een oude zeisjeslijmer is.
[G] Tante [C] roept, ga je uit nu zus, de zee is hier zo fris.
Ze blast een tilt met brede [F] zwier, haar baaienrok omhoog.
[G] Maar plotseling geeft ze een gul en schreeuwt, de zei zit in mijn oog.
[F] Zandvoort [C] bij de zee, we gaan naar Zandvoort bij de zee.
[D] Met vader, met [G] moeder, met broertje en met zusje.
Oma [E] Piet, Tante Griet [C] en het hele familiehusje [F] gaat naar Zandvoort [C] bij de zee.
[C] We nemen broodjes en [F] koffie mee.
[D] O, het is zo zaligheid [G] wanneer je wandelen uit [B] in [C] Zandvoort bij de [F] zee.
[C]
[F] Slop Zuid-Amsterdam in [C] heldere wit flanellenvak.
[F] De rillers [G] van de koude [C] grond met een kwartje in hun zak.
[F] Die prefereren Zandvoort [C] want je vindt er meer natuur.
[G] Voor Stemde [C] is banaal en Monte Carlo veel te duur.
Die schaan ze maar naar [F] Zandvoort zo beweren ze met plem.
[E] En zingen [G] keurig met hun halve zachte Fosco Stem.
[F] [C] Zandvoort bij de zee, [Gm] we gaan [C] naar Zandvoort bij de zee.
[D] Met vader, met [G] moeder, met broertje en met zusje.
Oma [E] Piet, Tante Griet [C] en het hele [F] familiehusje gaat naar Zandvoort [C] bij de zee.
We nemen broodjes en koffie mee.
[D] O, het is zo zaligheid [G] wanneer je wandelen uit [C] in Zandvoort [F] bij de zee.
[Eb] We gaan naar Zandvoort bij [Ab] de zee.
We nemen broodjes en [Gb] koffie mee.
O, het [Bb] is zo zaligheid [Eb] wanneer je wandelen [Ab] uit in [Db] Zandvoort bij de [D] zee.
[Gb]
[B] [C] [Bm] [F]
[C]
[D] [F] Wanneer het lekker weer is, de [C] natuur in blijde lach.
[Dm] Al paal ze [G] strooien hoed en moe [C] haar bloesje voor de dag.
[F] De meisjes maken stijve [C] paal, voor juist de zinder haar.
[G] De jongens [C] kopen een zwembroekje, [G] dan is het zaakje [C] klaar.
Om vijf uur morgens is het [F] hele stel al in de [Em] weer.
Ze stappen naar het station en [G] vader zegt, acht uur het verkeer.
[F] Zandvoort [C] bij de zee, we gaan naar Zandvoort bij de zee.
[D] Met vader, met [G] moeder, met broertje en met zusje.
Oma [E] Piet, Tante Griet [C] en het hele [F] familiehusje gaat naar Zandvoort [C] bij de zee.
We [Gm] nemen [C] broodjes en koffie [F] mee.
[D] O, het is zo zaligheid wanneer je van de duinen glijpt [B] in [C] Zandvoort [F] bij de zee.
[C]
[D] [F] Mama zit in een kuil die [C] kleine Kees gegraven had.
[F] En vader [G] staat te grinneken [C] bij het geminde bad.
[F] Mama zegt dat haar man [C] een oude zeisjeslijmer is.
[G] Tante [C] roept, ga je uit nu zus, de zee is hier zo fris.
Ze blast een tilt met brede [F] zwier, haar baaienrok omhoog.
[G] Maar plotseling geeft ze een gul en schreeuwt, de zei zit in mijn oog.
[F] Zandvoort [C] bij de zee, we gaan naar Zandvoort bij de zee.
[D] Met vader, met [G] moeder, met broertje en met zusje.
Oma [E] Piet, Tante Griet [C] en het hele familiehusje [F] gaat naar Zandvoort [C] bij de zee.
[C] We nemen broodjes en [F] koffie mee.
[D] O, het is zo zaligheid [G] wanneer je wandelen uit [B] in [C] Zandvoort bij de [F] zee.
[C]
[F] Slop Zuid-Amsterdam in [C] heldere wit flanellenvak.
[F] De rillers [G] van de koude [C] grond met een kwartje in hun zak.
[F] Die prefereren Zandvoort [C] want je vindt er meer natuur.
[G] Voor Stemde [C] is banaal en Monte Carlo veel te duur.
Die schaan ze maar naar [F] Zandvoort zo beweren ze met plem.
[E] En zingen [G] keurig met hun halve zachte Fosco Stem.
[F] [C] Zandvoort bij de zee, [Gm] we gaan [C] naar Zandvoort bij de zee.
[D] Met vader, met [G] moeder, met broertje en met zusje.
Oma [E] Piet, Tante Griet [C] en het hele [F] familiehusje gaat naar Zandvoort [C] bij de zee.
We nemen broodjes en koffie mee.
[D] O, het is zo zaligheid [G] wanneer je wandelen uit [C] in Zandvoort [F] bij de zee.
[Eb] We gaan naar Zandvoort bij [Ab] de zee.
We nemen broodjes en [Gb] koffie mee.
O, het [Bb] is zo zaligheid [Eb] wanneer je wandelen [Ab] uit in [Db] Zandvoort bij de [D] zee.
[Gb]
Key:
C
F
G
D
E
C
F
G
_ [A] _ _ [D] _ _ [G] _ _ _
_ _ [B] _ [C] _ _ _ [Bm] _ [F] _
_ _ _ _ _ [C] _ _ _
[D] _ [F] Wanneer het lekker weer is, de [C] natuur in blijde lach.
[Dm] Al paal ze [G] strooien hoed en moe [C] haar bloesje voor de dag.
[F] De meisjes maken stijve [C] paal, voor juist de zinder haar.
[G] De jongens [C] kopen een zwembroekje, [G] dan is het zaakje [C] klaar.
Om vijf uur morgens is het [F] hele stel al in de [Em] weer.
Ze stappen naar het station en [G] vader zegt, acht uur het verkeer.
[F] _ _ Zandvoort [C] bij de zee, we gaan naar _ Zandvoort bij de zee.
[D] Met vader, met [G] moeder, met broertje en met zusje.
Oma [E] Piet, Tante Griet [C] en het hele [F] familiehusje gaat naar _ Zandvoort [C] bij de zee.
We [Gm] nemen [C] _ broodjes en koffie [F] mee.
[D] O, het is zo zaligheid wanneer je van de duinen glijpt [B] in _ [C] Zandvoort [F] bij de zee.
_ _ [C] _ _ _ _ _
[D] _ _ [F] Mama zit in een kuil die [C] kleine Kees gegraven had.
[F] En vader [G] staat te grinneken [C] bij het geminde bad.
[F] Mama zegt dat haar man [C] een oude _ zeisjeslijmer is.
[G] Tante [C] roept, ga je uit nu zus, de zee is hier zo fris.
Ze blast een tilt met brede [F] zwier, haar baaienrok omhoog.
[G] Maar plotseling geeft ze een gul en schreeuwt, de zei zit in mijn oog.
[F] _ _ Zandvoort [C] bij de zee, we gaan naar _ Zandvoort bij de zee.
[D] Met vader, met [G] moeder, met broertje en met zusje.
Oma [E] Piet, Tante Griet [C] en het hele familiehusje [F] gaat naar _ Zandvoort [C] bij de zee.
[C] We nemen broodjes en [F] koffie mee.
[D] O, het is zo zaligheid [G] wanneer je wandelen uit [B] in _ [C] Zandvoort bij de [F] zee.
_ _ [C] _ _ _ _ _
_ _ [F] Slop Zuid-Amsterdam in [C] heldere wit flanellenvak.
[F] De rillers [G] van de koude [C] grond met een kwartje in hun zak.
[F] Die prefereren Zandvoort [C] want je vindt er meer natuur.
[G] Voor Stemde [C] is banaal en Monte Carlo veel te duur.
Die schaan ze maar naar [F] Zandvoort zo beweren ze met plem.
[E] En zingen [G] keurig met hun halve zachte Fosco Stem.
[F] _ _ _ [C] Zandvoort bij de zee, [Gm] we gaan [C] naar Zandvoort bij de zee.
_ [D] Met vader, met [G] moeder, met broertje en met zusje.
Oma [E] Piet, Tante Griet [C] en het hele [F] familiehusje gaat naar Zandvoort [C] bij de zee.
We nemen _ broodjes en koffie mee.
[D] O, het is zo zaligheid [G] wanneer je wandelen uit [C] in _ Zandvoort [F] bij de zee.
_ [Eb] We gaan naar _ Zandvoort bij [Ab] de zee.
We nemen broodjes en [Gb] koffie mee.
_ O, het [Bb] is zo zaligheid [Eb] wanneer je wandelen [Ab] uit in _ [Db] Zandvoort bij de [D] zee.
_ [Gb] _ _ _ _
_ _ [B] _ [C] _ _ _ [Bm] _ [F] _
_ _ _ _ _ [C] _ _ _
[D] _ [F] Wanneer het lekker weer is, de [C] natuur in blijde lach.
[Dm] Al paal ze [G] strooien hoed en moe [C] haar bloesje voor de dag.
[F] De meisjes maken stijve [C] paal, voor juist de zinder haar.
[G] De jongens [C] kopen een zwembroekje, [G] dan is het zaakje [C] klaar.
Om vijf uur morgens is het [F] hele stel al in de [Em] weer.
Ze stappen naar het station en [G] vader zegt, acht uur het verkeer.
[F] _ _ Zandvoort [C] bij de zee, we gaan naar _ Zandvoort bij de zee.
[D] Met vader, met [G] moeder, met broertje en met zusje.
Oma [E] Piet, Tante Griet [C] en het hele [F] familiehusje gaat naar _ Zandvoort [C] bij de zee.
We [Gm] nemen [C] _ broodjes en koffie [F] mee.
[D] O, het is zo zaligheid wanneer je van de duinen glijpt [B] in _ [C] Zandvoort [F] bij de zee.
_ _ [C] _ _ _ _ _
[D] _ _ [F] Mama zit in een kuil die [C] kleine Kees gegraven had.
[F] En vader [G] staat te grinneken [C] bij het geminde bad.
[F] Mama zegt dat haar man [C] een oude _ zeisjeslijmer is.
[G] Tante [C] roept, ga je uit nu zus, de zee is hier zo fris.
Ze blast een tilt met brede [F] zwier, haar baaienrok omhoog.
[G] Maar plotseling geeft ze een gul en schreeuwt, de zei zit in mijn oog.
[F] _ _ Zandvoort [C] bij de zee, we gaan naar _ Zandvoort bij de zee.
[D] Met vader, met [G] moeder, met broertje en met zusje.
Oma [E] Piet, Tante Griet [C] en het hele familiehusje [F] gaat naar _ Zandvoort [C] bij de zee.
[C] We nemen broodjes en [F] koffie mee.
[D] O, het is zo zaligheid [G] wanneer je wandelen uit [B] in _ [C] Zandvoort bij de [F] zee.
_ _ [C] _ _ _ _ _
_ _ [F] Slop Zuid-Amsterdam in [C] heldere wit flanellenvak.
[F] De rillers [G] van de koude [C] grond met een kwartje in hun zak.
[F] Die prefereren Zandvoort [C] want je vindt er meer natuur.
[G] Voor Stemde [C] is banaal en Monte Carlo veel te duur.
Die schaan ze maar naar [F] Zandvoort zo beweren ze met plem.
[E] En zingen [G] keurig met hun halve zachte Fosco Stem.
[F] _ _ _ [C] Zandvoort bij de zee, [Gm] we gaan [C] naar Zandvoort bij de zee.
_ [D] Met vader, met [G] moeder, met broertje en met zusje.
Oma [E] Piet, Tante Griet [C] en het hele [F] familiehusje gaat naar Zandvoort [C] bij de zee.
We nemen _ broodjes en koffie mee.
[D] O, het is zo zaligheid [G] wanneer je wandelen uit [C] in _ Zandvoort [F] bij de zee.
_ [Eb] We gaan naar _ Zandvoort bij [Ab] de zee.
We nemen broodjes en [Gb] koffie mee.
_ O, het [Bb] is zo zaligheid [Eb] wanneer je wandelen [Ab] uit in _ [Db] Zandvoort bij de [D] zee.
_ [Gb] _ _ _ _