Chords for Wie hef d'r zeepsop in mien flessie bier gedaon
Tempo:
112.2 bpm
Chords used:
Bb
Eb
Ab
Db
D
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[Db] [D] [Bb]
[Eb]
Bij een zinnencafé, daar is de [Bb] kastelein.
Net andere gasten zien meer als [Eb] medicijn.
Soms schiet daar ook wel mist, dat tijdens [Ab] misken kan.
En dan [Bb] gaan de gasten over ramp en [Eb] ramp, ramp.
[Bb] En schreeuwen u het vallen borst.
En wie mag zij dit nog kast?
[Eb] Wie heeft de zeepzak in, [Bb] me vlessiebier gedaan?
En lukt het schoon, man?
En [Eb] lukt het proen, man?
Wie heeft die spreek nou leverd?
En wie heeft [Ab] dat gedaan?
[Bb] Ik stop nou echt met drinken en ik laat de [Eb] fles nazaal.
[Bb]
[Eb] Hij krijgt een soort substantie in zijn [Bb]
vlessiebier.
Dat wil hij niet meer drinken, nee, dat heeft geen [Eb]
plezier.
En zet hij toch die fles, die fles dan [Ab] aan de mond.
Ja, springt hij [Bb] van de bakkerig af, is hij dan [Eb] op de grond.
[Bb] En schreeuwen u het vallen borst.
En wie mag zij dit nog kast?
[C]
Wie [Eb] heeft de zeepzak in, [Bb] me vlessiebier gedaan?
En lukt het schoon, man?
En [Eb] lukt het proen, man?
Geen spreek nou leverd.
En wie heeft [Ab] dat gedaan?
[Bb] Ik stop nou echt met drinken en ik laat de [Eb] fles nazaal.
Gadverdamme!
[Bb] [Eb]
[Bb]
[Eb]
[Ab] [Bb]
[Eb]
Maar heeft de kastlijn stiekem wat [Bb] gehaast?
Dan kunnen wij dat zien, als ze zich [Eb] bezaast.
Want het zeep uit de flesse, verrood hem op [Ab] haar kans.
[Bb] Want hij praat met een dubbele tong en het schoonkomt uit [Eb] zijn mond.
[Bb] Hij schreeuwt u het vallen borst.
En wie mag zij dit nog kast?
Wie [Eb] heeft de zeepzak in, [Bb] me vlessiebier gedaan?
En lukt het schoon, man?
En [Eb] lukt het proen, man?
Wie heeft die spreek nou leverd?
En wie heeft dat [Ab] gedaan?
[Bb] Ik stop nou echt met drinken en ik laat de fles nazaal.
Wie heeft [Eb] de zeepzak in, [Bb] me vlessiebier gedaan?
En lukt het schoon, man?
En lukt [Eb] het proen, man?
Wie heeft die spreek nou leverd?
En wie heeft dat [Ab] gedaan?
[Bb] Ik stop nou echt met drinken en ik laat de fles [Eb] nazaal.
[Bb] Ik stop nou echt met drinken.
Ik laat de fles [Eb] nazaal.
Ik [Bb] stop nou echt met drinken.
Ik [Ab] laat de fles [Eb] nazaal.
[Eb]
Bij een zinnencafé, daar is de [Bb] kastelein.
Net andere gasten zien meer als [Eb] medicijn.
Soms schiet daar ook wel mist, dat tijdens [Ab] misken kan.
En dan [Bb] gaan de gasten over ramp en [Eb] ramp, ramp.
[Bb] En schreeuwen u het vallen borst.
En wie mag zij dit nog kast?
[Eb] Wie heeft de zeepzak in, [Bb] me vlessiebier gedaan?
En lukt het schoon, man?
En [Eb] lukt het proen, man?
Wie heeft die spreek nou leverd?
En wie heeft [Ab] dat gedaan?
[Bb] Ik stop nou echt met drinken en ik laat de [Eb] fles nazaal.
[Bb]
[Eb] Hij krijgt een soort substantie in zijn [Bb]
vlessiebier.
Dat wil hij niet meer drinken, nee, dat heeft geen [Eb]
plezier.
En zet hij toch die fles, die fles dan [Ab] aan de mond.
Ja, springt hij [Bb] van de bakkerig af, is hij dan [Eb] op de grond.
[Bb] En schreeuwen u het vallen borst.
En wie mag zij dit nog kast?
[C]
Wie [Eb] heeft de zeepzak in, [Bb] me vlessiebier gedaan?
En lukt het schoon, man?
En [Eb] lukt het proen, man?
Geen spreek nou leverd.
En wie heeft [Ab] dat gedaan?
[Bb] Ik stop nou echt met drinken en ik laat de [Eb] fles nazaal.
Gadverdamme!
[Bb] [Eb]
[Bb]
[Eb]
[Ab] [Bb]
[Eb]
Maar heeft de kastlijn stiekem wat [Bb] gehaast?
Dan kunnen wij dat zien, als ze zich [Eb] bezaast.
Want het zeep uit de flesse, verrood hem op [Ab] haar kans.
[Bb] Want hij praat met een dubbele tong en het schoonkomt uit [Eb] zijn mond.
[Bb] Hij schreeuwt u het vallen borst.
En wie mag zij dit nog kast?
Wie [Eb] heeft de zeepzak in, [Bb] me vlessiebier gedaan?
En lukt het schoon, man?
En [Eb] lukt het proen, man?
Wie heeft die spreek nou leverd?
En wie heeft dat [Ab] gedaan?
[Bb] Ik stop nou echt met drinken en ik laat de fles nazaal.
Wie heeft [Eb] de zeepzak in, [Bb] me vlessiebier gedaan?
En lukt het schoon, man?
En lukt [Eb] het proen, man?
Wie heeft die spreek nou leverd?
En wie heeft dat [Ab] gedaan?
[Bb] Ik stop nou echt met drinken en ik laat de fles [Eb] nazaal.
[Bb] Ik stop nou echt met drinken.
Ik laat de fles [Eb] nazaal.
Ik [Bb] stop nou echt met drinken.
Ik [Ab] laat de fles [Eb] nazaal.
Key:
Bb
Eb
Ab
Db
D
Bb
Eb
Ab
_ _ _ _ _ _ _ _
_ [Db] _ _ [D] _ _ _ _ [Bb] _
_ _ _ _ _ _ _ [Eb] _
_ _ Bij een zinnencafé, daar is de [Bb] kastelein.
Net andere gasten zien meer als [Eb] medicijn.
Soms schiet daar ook wel mist, dat tijdens [Ab] misken kan.
En dan [Bb] gaan de gasten over ramp en [Eb] ramp, ramp.
[Bb] En schreeuwen u het vallen borst.
En wie mag zij dit nog kast?
[Eb] Wie heeft de zeepzak in, [Bb] me vlessiebier gedaan?
En lukt het schoon, man?
En [Eb] lukt het proen, man?
Wie heeft die spreek nou leverd?
En wie heeft [Ab] dat gedaan?
[Bb] Ik stop nou echt met drinken en ik laat de [Eb] fles nazaal.
_ _ _ [Bb] _ _
[Eb] Hij krijgt een soort substantie in zijn [Bb]
vlessiebier.
Dat wil hij niet meer drinken, nee, dat heeft geen [Eb]
plezier.
En zet hij toch die fles, die fles dan [Ab] aan de mond.
Ja, springt hij [Bb] van de bakkerig af, is hij dan [Eb] op de grond.
[Bb] En schreeuwen u het vallen borst.
En wie mag zij dit nog kast?
[C]
Wie [Eb] heeft de zeepzak in, [Bb] me vlessiebier gedaan?
En lukt het schoon, man?
En [Eb] lukt het proen, man?
_ Geen spreek nou leverd.
En wie heeft [Ab] dat gedaan?
[Bb] Ik stop nou echt met drinken en ik laat de [Eb] fles nazaal.
_ Gadverdamme!
[Bb] _ _ _ [Eb] _
_ _ _ [Bb] _ _ _ _ _
_ _ _ [Eb] _ _ _ _ _
_ _ _ [Ab] _ _ _ _ [Bb] _
_ _ _ _ _ [Eb] _ _ _
_ Maar heeft de _ kastlijn _ stiekem wat [Bb] gehaast?
Dan kunnen wij dat zien, als ze zich [Eb] bezaast.
Want het zeep uit de flesse, verrood hem op [Ab] haar kans.
[Bb] Want hij praat met een dubbele tong en het schoonkomt uit [Eb] zijn mond.
[Bb] Hij schreeuwt u het vallen borst.
En wie mag zij dit nog kast?
Wie [Eb] heeft de zeepzak in, [Bb] me vlessiebier gedaan?
En lukt het schoon, man?
En [Eb] lukt het proen, man?
Wie heeft die spreek nou leverd?
En wie heeft dat [Ab] gedaan?
[Bb] Ik stop nou echt met drinken en ik laat de fles nazaal.
Wie heeft [Eb] de zeepzak in, [Bb] me vlessiebier gedaan?
En lukt het schoon, man?
En lukt [Eb] het proen, man?
Wie heeft die spreek nou leverd?
En wie heeft dat [Ab] gedaan?
[Bb] Ik stop nou echt met drinken en ik laat de fles [Eb] nazaal.
[Bb] Ik stop nou echt met drinken.
Ik laat de fles [Eb] nazaal.
Ik [Bb] stop nou echt met drinken.
Ik [Ab] laat de fles [Eb] nazaal. _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ [Db] _ _ [D] _ _ _ _ [Bb] _
_ _ _ _ _ _ _ [Eb] _
_ _ Bij een zinnencafé, daar is de [Bb] kastelein.
Net andere gasten zien meer als [Eb] medicijn.
Soms schiet daar ook wel mist, dat tijdens [Ab] misken kan.
En dan [Bb] gaan de gasten over ramp en [Eb] ramp, ramp.
[Bb] En schreeuwen u het vallen borst.
En wie mag zij dit nog kast?
[Eb] Wie heeft de zeepzak in, [Bb] me vlessiebier gedaan?
En lukt het schoon, man?
En [Eb] lukt het proen, man?
Wie heeft die spreek nou leverd?
En wie heeft [Ab] dat gedaan?
[Bb] Ik stop nou echt met drinken en ik laat de [Eb] fles nazaal.
_ _ _ [Bb] _ _
[Eb] Hij krijgt een soort substantie in zijn [Bb]
vlessiebier.
Dat wil hij niet meer drinken, nee, dat heeft geen [Eb]
plezier.
En zet hij toch die fles, die fles dan [Ab] aan de mond.
Ja, springt hij [Bb] van de bakkerig af, is hij dan [Eb] op de grond.
[Bb] En schreeuwen u het vallen borst.
En wie mag zij dit nog kast?
[C]
Wie [Eb] heeft de zeepzak in, [Bb] me vlessiebier gedaan?
En lukt het schoon, man?
En [Eb] lukt het proen, man?
_ Geen spreek nou leverd.
En wie heeft [Ab] dat gedaan?
[Bb] Ik stop nou echt met drinken en ik laat de [Eb] fles nazaal.
_ Gadverdamme!
[Bb] _ _ _ [Eb] _
_ _ _ [Bb] _ _ _ _ _
_ _ _ [Eb] _ _ _ _ _
_ _ _ [Ab] _ _ _ _ [Bb] _
_ _ _ _ _ [Eb] _ _ _
_ Maar heeft de _ kastlijn _ stiekem wat [Bb] gehaast?
Dan kunnen wij dat zien, als ze zich [Eb] bezaast.
Want het zeep uit de flesse, verrood hem op [Ab] haar kans.
[Bb] Want hij praat met een dubbele tong en het schoonkomt uit [Eb] zijn mond.
[Bb] Hij schreeuwt u het vallen borst.
En wie mag zij dit nog kast?
Wie [Eb] heeft de zeepzak in, [Bb] me vlessiebier gedaan?
En lukt het schoon, man?
En [Eb] lukt het proen, man?
Wie heeft die spreek nou leverd?
En wie heeft dat [Ab] gedaan?
[Bb] Ik stop nou echt met drinken en ik laat de fles nazaal.
Wie heeft [Eb] de zeepzak in, [Bb] me vlessiebier gedaan?
En lukt het schoon, man?
En lukt [Eb] het proen, man?
Wie heeft die spreek nou leverd?
En wie heeft dat [Ab] gedaan?
[Bb] Ik stop nou echt met drinken en ik laat de fles [Eb] nazaal.
[Bb] Ik stop nou echt met drinken.
Ik laat de fles [Eb] nazaal.
Ik [Bb] stop nou echt met drinken.
Ik [Ab] laat de fles [Eb] nazaal. _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _