Chords for Zware Regen Ernst Jansz
Tempo:
64.525 bpm
Chords used:
E
A
B
Abm
Bm
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[E] [A] [E] [A]
[E] [A] [E]
Waar ben je [A] geweest, mijn [E] goudplond kind?
Waar ben je geweest, mijn [B] blauwhoogt, mijn prins?
[A] Ik dwaal op de [B] flanken van [E] twaalf verre bergen, [A] ik zwalk [B] tenswier op [E] zes kromme wegen,
[A] rond door in het [B] hart van drie [E] droevige jungle.
[A] Ik stond aan het [B] eind van een [E] loodzijn dode zeeën,
[A] liep tienduizend [B] mijl in de muil van een [E] kerkhof,
en het gaat zwaar, het gaat [B] [E] zwaar, het gaat zwaar, [A] het gaat zwaar, het gaat [E] zwaar,
[B] [E] regenvallen.
Waar heb je gezien, mijn goudplond kind?
Waar heb je gezien, mijn [B] blauwhoogt, mijn prins?
[Bm] Ik zag een [A] kind pas geboren in een [B] kring wilde [E] wolven,
zag een [A] snelweg van parels [B] door mensen [E] verlaten,
zag een [A] loodzwarte boom met [B] bloed dat [E] bleef stromen,
[A] zag een kamer vol mannen [B] met bloedende [E] hanen,
[A] zag een trap in het wit [B] verdwenen [E] in water,
[A] zag tienduizend [B] sprekers met [E] stomheid geslagen,
[A] zag eren en zwaarden [B] in [E] handen van kinderen,
en het gaat zwaar, [B] het gaat zwaar, [E] het gaat zwaar, [A] het gaat zwaar, [E] het gaat zwaar, [B]
[E] regenvallen.
Waar heb je gehoord, [A] mijn [E] goudplond kind?
Waar heb je gehoord, mijn blauwhoogt, mijn [B] prins?
Ik [A] hoorde de donderen [B] [E] aarschuwing brullen,
[A] gevul van een golf die [Abm] het land zou [E] verslinden,
[A] hoorde honger de drugs [Abm] werd handen [E] vol blaren,
[A] hoorde tienduizend [B] fluisteren [E] en niemand luisteren,
[A] hoorde een mens [B] kreperen en [E] veel mensen lachen,
[A] hoorde het lied van de [B] dichter die [E] stierf in de straten,
[A] het geluid van een [B] huilende [E] klouden in de regen,
en het gaat zwaar, [B] het gaat zwaar, [E] het gaat zwaar, [A] het gaat zwaar, [E] het gaat [B] zwaar, [E]
regenvallen.
Wie heb je ontmoet, mijn [A] [E] goudplond kind?
Wie heb je ontmoet, [A] mijn [B] blauwhoogt, mijn prins?
[A] Ik trof een klein kind [B] naast een [E] stervende pony,
[A] een gidswaarte hond [B] aan een blanke [E] mans hand,
en [A] een vrouw haar [B] lichaam zo jong [E] nog in vlammen,
[A] ik ontmoette een meisje, [B] zij gaf [E] mij een regenboog,
en [A] ik ontmoette een man [B] die [E] verteerd werd door liefde,
[A] en een andere man [B] die [E] verteerd werd door haast,
en het gaat zwaar, het gaat [B] zwaar, het [E] gaat zwaar, het gaat [A] zwaar, [E] het gaat zwaar, [B] [E] regenvallen.
Wat ga je nu doen, [A] mijn [E] goudplond kind?
Wat ga je nu doen, [A] mijn [B] blauwhoogt, mijn prins?
[A] Ik keer weer terug [B] voor de [E] regengat vallen, [A] keer terug in de schoot [B] van die [E] donkere wouden,
[A] waar veel mensen [B] leven en [E] leeg zijn hun handen,
[A] waar builen vol gif [B] in de [E] wateren stromen,
[A] en waar dromen [B] bezwijken in [E] vochtige kerken,
[A] en het gezicht van de [B] peul is zorgvuldig [E] verborgen,
[A] en honger is [B] lelijk en [E] zielen zijn gegeten,
[A] en waar zwart je [B] kleur is en [E] nul is het nummer,
en ik [A] zeg het en denk het en [Abm] snik het en [E] spel het,
[A] van de hoogste top tot [E] ver over de velden,
[A] en ik loop op het [B] water [E] voordat ik zal zinken,
[A] en ik ken mij niet [B] wel [E] voordat ik zal zingen,
er gaat [B] zwaaren, er gaat zwaren, [E] er gaat [A] zwaaren, er gaat [E] zwaaren, er gaat [B] zwaaren,
[E] regen vallen
er gaat zwaren, [B] er gaat zwaaren, [E] er gaat zwaaren, [A] er gaat [E] zwaaren, er gaat zwaaren
[B] [E]
regen vallen
[E] [A] [E]
Waar ben je [A] geweest, mijn [E] goudplond kind?
Waar ben je geweest, mijn [B] blauwhoogt, mijn prins?
[A] Ik dwaal op de [B] flanken van [E] twaalf verre bergen, [A] ik zwalk [B] tenswier op [E] zes kromme wegen,
[A] rond door in het [B] hart van drie [E] droevige jungle.
[A] Ik stond aan het [B] eind van een [E] loodzijn dode zeeën,
[A] liep tienduizend [B] mijl in de muil van een [E] kerkhof,
en het gaat zwaar, het gaat [B] [E] zwaar, het gaat zwaar, [A] het gaat zwaar, het gaat [E] zwaar,
[B] [E] regenvallen.
Waar heb je gezien, mijn goudplond kind?
Waar heb je gezien, mijn [B] blauwhoogt, mijn prins?
[Bm] Ik zag een [A] kind pas geboren in een [B] kring wilde [E] wolven,
zag een [A] snelweg van parels [B] door mensen [E] verlaten,
zag een [A] loodzwarte boom met [B] bloed dat [E] bleef stromen,
[A] zag een kamer vol mannen [B] met bloedende [E] hanen,
[A] zag een trap in het wit [B] verdwenen [E] in water,
[A] zag tienduizend [B] sprekers met [E] stomheid geslagen,
[A] zag eren en zwaarden [B] in [E] handen van kinderen,
en het gaat zwaar, [B] het gaat zwaar, [E] het gaat zwaar, [A] het gaat zwaar, [E] het gaat zwaar, [B]
[E] regenvallen.
Waar heb je gehoord, [A] mijn [E] goudplond kind?
Waar heb je gehoord, mijn blauwhoogt, mijn [B] prins?
Ik [A] hoorde de donderen [B] [E] aarschuwing brullen,
[A] gevul van een golf die [Abm] het land zou [E] verslinden,
[A] hoorde honger de drugs [Abm] werd handen [E] vol blaren,
[A] hoorde tienduizend [B] fluisteren [E] en niemand luisteren,
[A] hoorde een mens [B] kreperen en [E] veel mensen lachen,
[A] hoorde het lied van de [B] dichter die [E] stierf in de straten,
[A] het geluid van een [B] huilende [E] klouden in de regen,
en het gaat zwaar, [B] het gaat zwaar, [E] het gaat zwaar, [A] het gaat zwaar, [E] het gaat [B] zwaar, [E]
regenvallen.
Wie heb je ontmoet, mijn [A] [E] goudplond kind?
Wie heb je ontmoet, [A] mijn [B] blauwhoogt, mijn prins?
[A] Ik trof een klein kind [B] naast een [E] stervende pony,
[A] een gidswaarte hond [B] aan een blanke [E] mans hand,
en [A] een vrouw haar [B] lichaam zo jong [E] nog in vlammen,
[A] ik ontmoette een meisje, [B] zij gaf [E] mij een regenboog,
en [A] ik ontmoette een man [B] die [E] verteerd werd door liefde,
[A] en een andere man [B] die [E] verteerd werd door haast,
en het gaat zwaar, het gaat [B] zwaar, het [E] gaat zwaar, het gaat [A] zwaar, [E] het gaat zwaar, [B] [E] regenvallen.
Wat ga je nu doen, [A] mijn [E] goudplond kind?
Wat ga je nu doen, [A] mijn [B] blauwhoogt, mijn prins?
[A] Ik keer weer terug [B] voor de [E] regengat vallen, [A] keer terug in de schoot [B] van die [E] donkere wouden,
[A] waar veel mensen [B] leven en [E] leeg zijn hun handen,
[A] waar builen vol gif [B] in de [E] wateren stromen,
[A] en waar dromen [B] bezwijken in [E] vochtige kerken,
[A] en het gezicht van de [B] peul is zorgvuldig [E] verborgen,
[A] en honger is [B] lelijk en [E] zielen zijn gegeten,
[A] en waar zwart je [B] kleur is en [E] nul is het nummer,
en ik [A] zeg het en denk het en [Abm] snik het en [E] spel het,
[A] van de hoogste top tot [E] ver over de velden,
[A] en ik loop op het [B] water [E] voordat ik zal zinken,
[A] en ik ken mij niet [B] wel [E] voordat ik zal zingen,
er gaat [B] zwaaren, er gaat zwaren, [E] er gaat [A] zwaaren, er gaat [E] zwaaren, er gaat [B] zwaaren,
[E] regen vallen
er gaat zwaren, [B] er gaat zwaaren, [E] er gaat zwaaren, [A] er gaat [E] zwaaren, er gaat zwaaren
[B] [E]
regen vallen
Key:
E
A
B
Abm
Bm
E
A
B
[E] _ _ _ [A] _ [E] _ _ _ [A] _
[E] _ _ _ [A] _ [E] _ _ _
Waar ben je [A] geweest, mijn [E] goudplond kind?
_ Waar ben je geweest, mijn [B] blauwhoogt, mijn prins?
[A] Ik dwaal op de [B] flanken van [E] twaalf verre bergen, _ [A] ik zwalk [B] tenswier op [E] zes kromme wegen,
_ [A] rond door in het [B] hart van drie [E] droevige jungle.
_ [A] Ik stond aan het [B] eind van een [E] loodzijn dode zeeën,
[A] liep tienduizend [B] mijl in de muil van een [E] kerkhof,
en het gaat zwaar, het gaat [B] [E] zwaar, het gaat zwaar, [A] het gaat zwaar, het gaat [E] zwaar,
[B] _ _ [E] _ regenvallen.
Waar heb je gezien, mijn goudplond kind?
_ _ Waar heb je gezien, mijn [B] blauwhoogt, mijn prins?
[Bm] Ik zag een [A] kind pas geboren in een [B] kring wilde [E] wolven,
_ zag een [A] snelweg van parels [B] door mensen [E] verlaten,
_ zag een [A] loodzwarte boom met [B] bloed dat [E] bleef stromen,
_ _ [A] zag een kamer vol mannen [B] met bloedende [E] hanen, _
_ [A] zag een trap in het wit [B] verdwenen [E] in water, _ _
[A] zag tienduizend [B] sprekers met [E] stomheid geslagen, _
[A] zag eren en zwaarden [B] in [E] handen van kinderen,
en het gaat zwaar, [B] het gaat zwaar, [E] het gaat zwaar, [A] het gaat zwaar, [E] het gaat zwaar, [B] _
_ [E] regenvallen.
_ Waar heb je gehoord, [A] mijn [E] goudplond kind?
_ Waar heb je gehoord, mijn blauwhoogt, mijn [B] prins?
_ Ik [A] hoorde de donderen [B] [E] aarschuwing brullen,
_ _ [A] gevul van een golf die [Abm] het land zou [E] verslinden, _
_ [A] hoorde honger de drugs [Abm] werd handen [E] vol blaren, _
[A] hoorde tienduizend [B] fluisteren [E] en niemand luisteren,
[A] hoorde een mens [B] kreperen en [E] veel mensen lachen,
_ [A] hoorde het lied van de [B] dichter die [E] stierf in de straten,
_ [A] het geluid van een [B] huilende [E] klouden in de regen,
en het gaat zwaar, [B] het gaat zwaar, [E] het gaat zwaar, [A] het gaat zwaar, [E] het gaat [B] zwaar, _ [E]
regenvallen.
_ _ Wie heb je ontmoet, mijn [A] [E] goudplond kind?
_ _ Wie heb je ontmoet, [A] mijn [B] blauwhoogt, mijn prins? _
_ [A] Ik trof een klein kind [B] naast een [E] stervende pony, _ _
[A] een gidswaarte hond [B] aan een blanke [E] mans hand,
en [A] een vrouw haar [B] lichaam zo jong [E] nog in vlammen,
_ [A] ik ontmoette een meisje, [B] zij gaf [E] mij een regenboog,
en [A] ik ontmoette een man [B] die [E] verteerd werd door liefde,
_ [A] en een andere man [B] die [E] verteerd werd door haast,
en het gaat zwaar, het gaat [B] zwaar, het [E] gaat zwaar, het gaat [A] zwaar, [E] het gaat zwaar, [B] _ _ [E] regenvallen.
_ _ Wat ga je nu doen, [A] mijn [E] goudplond kind? _
_ Wat ga je nu doen, [A] mijn [B] blauwhoogt, mijn prins? _
[A] Ik keer weer terug [B] voor de [E] regengat vallen, _ _ [A] keer terug in de schoot [B] van die [E] donkere wouden,
_ _ [A] waar veel mensen [B] leven en [E] leeg zijn hun handen,
_ [A] waar builen vol gif [B] in de [E] wateren stromen,
_ [A] en waar dromen [B] bezwijken in [E] vochtige kerken,
_ [A] en het gezicht van de [B] peul is zorgvuldig [E] verborgen,
_ [A] en honger is [B] lelijk en [E] zielen zijn gegeten,
[A] en waar zwart je [B] kleur is en [E] nul is het nummer, _
en ik [A] zeg het en denk het en [Abm] snik het en [E] spel het, _
[A] van de hoogste top tot [E] ver over de velden,
_ [A] en ik loop op het [B] water [E] voordat ik zal zinken,
_ [A] en ik ken mij niet [B] wel [E] voordat ik zal zingen,
er gaat [B] zwaaren, er gaat zwaren, [E] er gaat [A] zwaaren, er gaat [E] zwaaren, er gaat [B] zwaaren,
[E] regen vallen
_ er gaat zwaren, [B] er gaat zwaaren, [E] er gaat zwaaren, [A] er gaat [E] zwaaren, er gaat zwaaren
[B] _ _ [E]
regen vallen _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
[E] _ _ _ [A] _ [E] _ _ _
Waar ben je [A] geweest, mijn [E] goudplond kind?
_ Waar ben je geweest, mijn [B] blauwhoogt, mijn prins?
[A] Ik dwaal op de [B] flanken van [E] twaalf verre bergen, _ [A] ik zwalk [B] tenswier op [E] zes kromme wegen,
_ [A] rond door in het [B] hart van drie [E] droevige jungle.
_ [A] Ik stond aan het [B] eind van een [E] loodzijn dode zeeën,
[A] liep tienduizend [B] mijl in de muil van een [E] kerkhof,
en het gaat zwaar, het gaat [B] [E] zwaar, het gaat zwaar, [A] het gaat zwaar, het gaat [E] zwaar,
[B] _ _ [E] _ regenvallen.
Waar heb je gezien, mijn goudplond kind?
_ _ Waar heb je gezien, mijn [B] blauwhoogt, mijn prins?
[Bm] Ik zag een [A] kind pas geboren in een [B] kring wilde [E] wolven,
_ zag een [A] snelweg van parels [B] door mensen [E] verlaten,
_ zag een [A] loodzwarte boom met [B] bloed dat [E] bleef stromen,
_ _ [A] zag een kamer vol mannen [B] met bloedende [E] hanen, _
_ [A] zag een trap in het wit [B] verdwenen [E] in water, _ _
[A] zag tienduizend [B] sprekers met [E] stomheid geslagen, _
[A] zag eren en zwaarden [B] in [E] handen van kinderen,
en het gaat zwaar, [B] het gaat zwaar, [E] het gaat zwaar, [A] het gaat zwaar, [E] het gaat zwaar, [B] _
_ [E] regenvallen.
_ Waar heb je gehoord, [A] mijn [E] goudplond kind?
_ Waar heb je gehoord, mijn blauwhoogt, mijn [B] prins?
_ Ik [A] hoorde de donderen [B] [E] aarschuwing brullen,
_ _ [A] gevul van een golf die [Abm] het land zou [E] verslinden, _
_ [A] hoorde honger de drugs [Abm] werd handen [E] vol blaren, _
[A] hoorde tienduizend [B] fluisteren [E] en niemand luisteren,
[A] hoorde een mens [B] kreperen en [E] veel mensen lachen,
_ [A] hoorde het lied van de [B] dichter die [E] stierf in de straten,
_ [A] het geluid van een [B] huilende [E] klouden in de regen,
en het gaat zwaar, [B] het gaat zwaar, [E] het gaat zwaar, [A] het gaat zwaar, [E] het gaat [B] zwaar, _ [E]
regenvallen.
_ _ Wie heb je ontmoet, mijn [A] [E] goudplond kind?
_ _ Wie heb je ontmoet, [A] mijn [B] blauwhoogt, mijn prins? _
_ [A] Ik trof een klein kind [B] naast een [E] stervende pony, _ _
[A] een gidswaarte hond [B] aan een blanke [E] mans hand,
en [A] een vrouw haar [B] lichaam zo jong [E] nog in vlammen,
_ [A] ik ontmoette een meisje, [B] zij gaf [E] mij een regenboog,
en [A] ik ontmoette een man [B] die [E] verteerd werd door liefde,
_ [A] en een andere man [B] die [E] verteerd werd door haast,
en het gaat zwaar, het gaat [B] zwaar, het [E] gaat zwaar, het gaat [A] zwaar, [E] het gaat zwaar, [B] _ _ [E] regenvallen.
_ _ Wat ga je nu doen, [A] mijn [E] goudplond kind? _
_ Wat ga je nu doen, [A] mijn [B] blauwhoogt, mijn prins? _
[A] Ik keer weer terug [B] voor de [E] regengat vallen, _ _ [A] keer terug in de schoot [B] van die [E] donkere wouden,
_ _ [A] waar veel mensen [B] leven en [E] leeg zijn hun handen,
_ [A] waar builen vol gif [B] in de [E] wateren stromen,
_ [A] en waar dromen [B] bezwijken in [E] vochtige kerken,
_ [A] en het gezicht van de [B] peul is zorgvuldig [E] verborgen,
_ [A] en honger is [B] lelijk en [E] zielen zijn gegeten,
[A] en waar zwart je [B] kleur is en [E] nul is het nummer, _
en ik [A] zeg het en denk het en [Abm] snik het en [E] spel het, _
[A] van de hoogste top tot [E] ver over de velden,
_ [A] en ik loop op het [B] water [E] voordat ik zal zinken,
_ [A] en ik ken mij niet [B] wel [E] voordat ik zal zingen,
er gaat [B] zwaaren, er gaat zwaren, [E] er gaat [A] zwaaren, er gaat [E] zwaaren, er gaat [B] zwaaren,
[E] regen vallen
_ er gaat zwaren, [B] er gaat zwaaren, [E] er gaat zwaaren, [A] er gaat [E] zwaaren, er gaat zwaaren
[B] _ _ [E]
regen vallen _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _