Die Hart Chords by Bernice West
Tempo:
87.4 bpm
Chords used:
C
F
G
Am
Bb
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[C]
Als jij glimlacht, [F] schijnt die zon [C] weer volop.
[G] Als jij glinstert, [F] uit je naar harte van [C] vreugde kookt.
Als je oeënt, [F] zo door mij [C] zie ik uit.
[G] Ik heb mijn gevoel eraan, [F] weer schaar, het is eruit.
En [C] ik zie je oeën hart stijgen.
Ik mijn [G] linkerabriëm, tot rechts [Am] erbij.
Ik loop van je benen af, van [F] geen periode.
Tot de beweging [Bb] aan het [C] einde van de nare.
Ik dier iets, je [G] stil met zijn kei.
Want jij is die [Am] een van mij.
Jij is die [F] een van mij.
Ik dier iets van, van mijn [C] lele odeel.
[G] [Am]
[F] [C] Zoals een roowe wijn.
[F] Mooi voor [C] mij, [G] en je maakt mij warm.
[F] Zo, [C] zo blij, je waard van geur.
[F] En je [C] positieve geest, [G] maakt mij van vooraf verliefd.
[F] Hoe oud mij schaak, je is de periode.
[N] En [C] ik zie je oeën hart stijgen.
[G] Ik mijn linkerabriëm, tot rechts [Am] erbij.
Ik loop van je benen af, van [F] geen periode.
Tot de beweging [C] aan het einde van de nare.
Ik dier [G] iets, je stil met zijn kei.
Want jij is die [Em] een van mij.
[Am] Jij is die [F] een van mij.
Ik dier iets van, van mijn [C] lele odeel.
[G]
[Am] [F]
[C] [F] [C]
[F] [C]
[F] [C]
[G] En [F]
[Bb] ik zie [C] je oeën hart stijgen.
[G] Ik mijn linkerabriëm, tot rechts [Am] erbij.
Ik loop van je benen af, van [F] geen periode.
Tot de beweging aan het [C] einde van de nare.
Ik dier [G] iets, je stil met zijn kei.
Want jij is die [Am] een van mij.
Jij is die [F] een van mij.
Ik dier iets, van mijn [N] lele odeel.
Als jij glimlacht, [F] schijnt die zon [C] weer volop.
[G] Als jij glinstert, [F] uit je naar harte van [C] vreugde kookt.
Als je oeënt, [F] zo door mij [C] zie ik uit.
[G] Ik heb mijn gevoel eraan, [F] weer schaar, het is eruit.
En [C] ik zie je oeën hart stijgen.
Ik mijn [G] linkerabriëm, tot rechts [Am] erbij.
Ik loop van je benen af, van [F] geen periode.
Tot de beweging [Bb] aan het [C] einde van de nare.
Ik dier iets, je [G] stil met zijn kei.
Want jij is die [Am] een van mij.
Jij is die [F] een van mij.
Ik dier iets van, van mijn [C] lele odeel.
[G] [Am]
[F] [C] Zoals een roowe wijn.
[F] Mooi voor [C] mij, [G] en je maakt mij warm.
[F] Zo, [C] zo blij, je waard van geur.
[F] En je [C] positieve geest, [G] maakt mij van vooraf verliefd.
[F] Hoe oud mij schaak, je is de periode.
[N] En [C] ik zie je oeën hart stijgen.
[G] Ik mijn linkerabriëm, tot rechts [Am] erbij.
Ik loop van je benen af, van [F] geen periode.
Tot de beweging [C] aan het einde van de nare.
Ik dier [G] iets, je stil met zijn kei.
Want jij is die [Em] een van mij.
[Am] Jij is die [F] een van mij.
Ik dier iets van, van mijn [C] lele odeel.
[G]
[Am] [F]
[C] [F] [C]
[F] [C]
[F] [C]
[G] En [F]
[Bb] ik zie [C] je oeën hart stijgen.
[G] Ik mijn linkerabriëm, tot rechts [Am] erbij.
Ik loop van je benen af, van [F] geen periode.
Tot de beweging aan het [C] einde van de nare.
Ik dier [G] iets, je stil met zijn kei.
Want jij is die [Am] een van mij.
Jij is die [F] een van mij.
Ik dier iets, van mijn [N] lele odeel.
Key:
C
F
G
Am
Bb
C
F
G
_ _ _ _ _ _ _ _
_ [C] _ _ _ _ _ _ _
Als jij glimlacht, [F] schijnt die zon [C] weer volop.
[G] Als jij _ glinstert, [F] uit je naar harte van [C] vreugde kookt.
Als je _ oeënt, [F] zo door mij [C] zie ik uit.
[G] Ik heb mijn gevoel eraan, [F] weer schaar, het is eruit.
_ En [C] ik zie je oeën hart stijgen.
Ik mijn [G] linkerabriëm, tot rechts [Am] erbij.
Ik loop van je benen af, van [F] geen periode.
Tot de beweging [Bb] aan het [C] einde van de nare.
Ik dier iets, je [G] stil met zijn kei.
Want jij is die [Am] een van mij. _
Jij is die [F] een van mij.
Ik dier iets van, van mijn [C] lele odeel.
_ _ [G] _ _ _ [Am] _ _ _
_ [F] _ _ _ [C] Zoals een roowe wijn.
_ [F] _ Mooi voor [C] mij, [G] en je maakt mij warm. _
_ [F] Zo, [C] zo blij, je waard van geur.
[F] En je [C] positieve geest, [G] maakt mij van vooraf verliefd.
[F] Hoe oud mij schaak, je is de periode. _
[N] En [C] ik zie je oeën hart stijgen.
[G] Ik mijn linkerabriëm, tot rechts [Am] erbij.
Ik loop van je benen af, van [F] geen periode.
Tot de beweging [C] aan het einde van de nare.
Ik dier [G] iets, je stil met zijn kei.
Want jij is die [Em] een van mij.
[Am] _ Jij is die [F] een van mij.
Ik dier iets van, van mijn [C] lele odeel.
_ _ [G] _ _
_ [Am] _ _ _ _ [F] _ _ _
[C] _ _ _ _ _ [F] _ _ [C] _
_ _ _ _ _ [F] _ _ [C] _
_ _ _ _ _ [F] _ _ [C] _
_ [G] _ En _ [F] _ _ _
_ _ _ _ [Bb] ik zie [C] je oeën hart stijgen.
[G] Ik mijn linkerabriëm, tot rechts [Am] erbij.
Ik loop van je benen af, van [F] geen periode.
Tot de beweging aan het [C] einde van de nare.
Ik dier [G] iets, je stil met zijn kei.
Want jij is die [Am] een van mij. _
Jij is die [F] een van mij.
Ik dier iets, van mijn [N] lele odeel.
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ [C] _ _ _ _ _ _ _
Als jij glimlacht, [F] schijnt die zon [C] weer volop.
[G] Als jij _ glinstert, [F] uit je naar harte van [C] vreugde kookt.
Als je _ oeënt, [F] zo door mij [C] zie ik uit.
[G] Ik heb mijn gevoel eraan, [F] weer schaar, het is eruit.
_ En [C] ik zie je oeën hart stijgen.
Ik mijn [G] linkerabriëm, tot rechts [Am] erbij.
Ik loop van je benen af, van [F] geen periode.
Tot de beweging [Bb] aan het [C] einde van de nare.
Ik dier iets, je [G] stil met zijn kei.
Want jij is die [Am] een van mij. _
Jij is die [F] een van mij.
Ik dier iets van, van mijn [C] lele odeel.
_ _ [G] _ _ _ [Am] _ _ _
_ [F] _ _ _ [C] Zoals een roowe wijn.
_ [F] _ Mooi voor [C] mij, [G] en je maakt mij warm. _
_ [F] Zo, [C] zo blij, je waard van geur.
[F] En je [C] positieve geest, [G] maakt mij van vooraf verliefd.
[F] Hoe oud mij schaak, je is de periode. _
[N] En [C] ik zie je oeën hart stijgen.
[G] Ik mijn linkerabriëm, tot rechts [Am] erbij.
Ik loop van je benen af, van [F] geen periode.
Tot de beweging [C] aan het einde van de nare.
Ik dier [G] iets, je stil met zijn kei.
Want jij is die [Em] een van mij.
[Am] _ Jij is die [F] een van mij.
Ik dier iets van, van mijn [C] lele odeel.
_ _ [G] _ _
_ [Am] _ _ _ _ [F] _ _ _
[C] _ _ _ _ _ [F] _ _ [C] _
_ _ _ _ _ [F] _ _ [C] _
_ _ _ _ _ [F] _ _ [C] _
_ [G] _ En _ [F] _ _ _
_ _ _ _ [Bb] ik zie [C] je oeën hart stijgen.
[G] Ik mijn linkerabriëm, tot rechts [Am] erbij.
Ik loop van je benen af, van [F] geen periode.
Tot de beweging aan het [C] einde van de nare.
Ik dier [G] iets, je stil met zijn kei.
Want jij is die [Am] een van mij. _
Jij is die [F] een van mij.
Ik dier iets, van mijn [N] lele odeel.
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _