De Noordzee - Boudewijn de Groot met songtekst Chords
Tempo:
126.8 bpm
Chords used:
Ab
Fm
Eb
Bbm
Bb
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[Ab] [Fm]
[Bbm] [Eb]
[Ab] Daar zeilde op de [Fm] Noordzee, de Noordzee wijd en koud,
Een [Bbm] schip zo zwaar beladen, het [Eb] wereldseil goud.
[Ab] Daar kwam de Spanjaard reigen, te [Fm] roven ons het goud,
[Bbm] Toen we voeren op de [Ab] Noordzee, de [Fm] Noordzee, de [Bbm] Noordzee,
Al op de [Eb] Noordzee [Ab] wijd en koud.
[Db]
[Ab] Was onze jongste makker, [Fm] een jongen sterk en koen,
[Bbm] Die sprak al tot een schipper, wat zult [Eb] gij aan mij doen?
Wanneer [Ab] ik wil gaan zwemmen, [Fm] en gins het Spaans gojoen,
[Bbm] Doen [Eb] zinken in de [Ab] Noordzee, de [Fm] Noordzee, de [Bbm] Noordzee,
Al in de [Eb] Noordzee [Ab] zinken doen.
[Db] [Ab]
Ik zal u geven zilver, [Fm] een wapen en blazoen,
[Bbm] Mijn eigen jonge [Eb] dochter zal ik u huwen doen.
[Ab] Wanneer gij wil gaan [Fm] zwemmen, en gins het Spaans gojoen,
[Bb] Doen zinken in de Noordzee, de Noordzee, [Fm] de [Bb] Noordzee,
Al in de [Eb] Noordzee [Ab] zinken doen.
[Db] [Ab]
De jongen bad de hemel, [Fm] sprong daarop overboord,
[Bbm] En heeft in zwaaiend scheeps van drie [Eb] gaten toen geboord,
[Ab] En van de trotse [Fm] Spanjaard is nimmer meer gehoord,
[Bb] Op heel de [Eb] wijde Noordzee, [Ab] de [Fm] Noordzee, de [Bb] Noordzee,
Op heel de [Eb] Noordzee meer [Ab] gehoord.
[Db] [Ab]
Toen zwom hij naar het schip, [Fm] en de mannen juichten luid,
Maar [Bbm] onze schipper gaf [Eb] hem zijn dochter niet tot [Ab] bruid,
Als smeekt ook de jongen, [Fm] haalt mij het water uit.
[Bbm] De [Eb] schipper gaf de [Ab] Noordzee, de [Fm] Noordzee, de Noordzee,
[Bbm] Gaf hem [Bb] de Noordzee als [Ab] zijn bruid.
[Bb]
[Ab] Toen zwom hij om het schip heen, [Fm] hij was zo koud en moe,
[Bbm] Vol bitterheid en wanhoop riep [Eb] hij zijn makkers toe,
[Ab] Och, makkers, haalt mij op, [Fm] want ik ben het zwemmen moe,
[Bbm] Mij [Eb] trekt de koude [Ab] Noordzee, de [Fm] Noordzee, de [Eb] Noordzee,
[Bbm] Mij trekt de [Eb] Noordzee naar [Ab] zich toe.
[Eb]
[Ab] Zijn makkers redden hem toen, [Fm] maar op het dek stierf hij,
[Gb] Na het 1, 2, 3, in godsnaam, [Eb] dreef weg met het getij,
[Ab] De koene jonge zeeheld, [Fm] veel jonger nog dan wij,
[Bb] En zonk toen in de [Eb] [Ab] Noordzee, de [Fm] Noordzee, de Noordzee,
[Bbm] En in de [Bb] Noordzee [Eb] weg, [Ab] zonk hij.
[Db] [Eb] [Ab] [Gb]
[N]
[Bbm] [Eb]
[Ab] Daar zeilde op de [Fm] Noordzee, de Noordzee wijd en koud,
Een [Bbm] schip zo zwaar beladen, het [Eb] wereldseil goud.
[Ab] Daar kwam de Spanjaard reigen, te [Fm] roven ons het goud,
[Bbm] Toen we voeren op de [Ab] Noordzee, de [Fm] Noordzee, de [Bbm] Noordzee,
Al op de [Eb] Noordzee [Ab] wijd en koud.
[Db]
[Ab] Was onze jongste makker, [Fm] een jongen sterk en koen,
[Bbm] Die sprak al tot een schipper, wat zult [Eb] gij aan mij doen?
Wanneer [Ab] ik wil gaan zwemmen, [Fm] en gins het Spaans gojoen,
[Bbm] Doen [Eb] zinken in de [Ab] Noordzee, de [Fm] Noordzee, de [Bbm] Noordzee,
Al in de [Eb] Noordzee [Ab] zinken doen.
[Db] [Ab]
Ik zal u geven zilver, [Fm] een wapen en blazoen,
[Bbm] Mijn eigen jonge [Eb] dochter zal ik u huwen doen.
[Ab] Wanneer gij wil gaan [Fm] zwemmen, en gins het Spaans gojoen,
[Bb] Doen zinken in de Noordzee, de Noordzee, [Fm] de [Bb] Noordzee,
Al in de [Eb] Noordzee [Ab] zinken doen.
[Db] [Ab]
De jongen bad de hemel, [Fm] sprong daarop overboord,
[Bbm] En heeft in zwaaiend scheeps van drie [Eb] gaten toen geboord,
[Ab] En van de trotse [Fm] Spanjaard is nimmer meer gehoord,
[Bb] Op heel de [Eb] wijde Noordzee, [Ab] de [Fm] Noordzee, de [Bb] Noordzee,
Op heel de [Eb] Noordzee meer [Ab] gehoord.
[Db] [Ab]
Toen zwom hij naar het schip, [Fm] en de mannen juichten luid,
Maar [Bbm] onze schipper gaf [Eb] hem zijn dochter niet tot [Ab] bruid,
Als smeekt ook de jongen, [Fm] haalt mij het water uit.
[Bbm] De [Eb] schipper gaf de [Ab] Noordzee, de [Fm] Noordzee, de Noordzee,
[Bbm] Gaf hem [Bb] de Noordzee als [Ab] zijn bruid.
[Bb]
[Ab] Toen zwom hij om het schip heen, [Fm] hij was zo koud en moe,
[Bbm] Vol bitterheid en wanhoop riep [Eb] hij zijn makkers toe,
[Ab] Och, makkers, haalt mij op, [Fm] want ik ben het zwemmen moe,
[Bbm] Mij [Eb] trekt de koude [Ab] Noordzee, de [Fm] Noordzee, de [Eb] Noordzee,
[Bbm] Mij trekt de [Eb] Noordzee naar [Ab] zich toe.
[Eb]
[Ab] Zijn makkers redden hem toen, [Fm] maar op het dek stierf hij,
[Gb] Na het 1, 2, 3, in godsnaam, [Eb] dreef weg met het getij,
[Ab] De koene jonge zeeheld, [Fm] veel jonger nog dan wij,
[Bb] En zonk toen in de [Eb] [Ab] Noordzee, de [Fm] Noordzee, de Noordzee,
[Bbm] En in de [Bb] Noordzee [Eb] weg, [Ab] zonk hij.
[Db] [Eb] [Ab] [Gb]
[N]
Key:
Ab
Fm
Eb
Bbm
Bb
Ab
Fm
Eb
[Ab] _ _ _ _ _ [Fm] _ _ _
_ [Bbm] _ _ _ [Eb] _ _ _ _
_ _ _ [Ab] Daar zeilde op de [Fm] Noordzee, de Noordzee wijd en koud,
Een [Bbm] schip zo zwaar beladen, het [Eb] wereldseil goud.
[Ab] Daar kwam de Spanjaard reigen, te [Fm] roven ons het goud,
[Bbm] Toen we voeren op de [Ab] Noordzee, de [Fm] Noordzee, de [Bbm] Noordzee,
Al op de [Eb] Noordzee [Ab] wijd en koud.
[Db] _
[Ab] _ _ Was onze jongste makker, [Fm] een jongen sterk en koen,
[Bbm] Die sprak al tot een schipper, wat zult [Eb] gij aan mij doen?
Wanneer [Ab] ik wil gaan zwemmen, [Fm] en gins het Spaans gojoen,
[Bbm] Doen [Eb] zinken in de [Ab] Noordzee, de [Fm] Noordzee, de [Bbm] Noordzee,
Al in de [Eb] Noordzee [Ab] zinken doen.
_ [Db] _ [Ab] _
_ Ik zal u geven zilver, [Fm] een wapen en blazoen,
[Bbm] Mijn eigen jonge [Eb] dochter zal ik u huwen doen.
[Ab] Wanneer gij wil gaan [Fm] zwemmen, en gins het Spaans gojoen,
[Bb] Doen zinken in de Noordzee, de Noordzee, [Fm] de [Bb] Noordzee,
Al in de [Eb] Noordzee [Ab] zinken doen.
_ [Db] _ [Ab] _ _
De jongen bad de hemel, [Fm] sprong daarop overboord,
[Bbm] En heeft in zwaaiend scheeps van drie [Eb] gaten toen geboord,
[Ab] En van de trotse [Fm] Spanjaard is nimmer meer gehoord,
[Bb] Op heel de [Eb] wijde Noordzee, [Ab] de [Fm] Noordzee, de [Bb] Noordzee,
Op heel de [Eb] Noordzee meer [Ab] gehoord.
_ [Db] _ [Ab] _
_ _ Toen zwom hij naar het schip, [Fm] en de mannen juichten luid,
Maar [Bbm] onze schipper gaf [Eb] hem zijn dochter niet tot [Ab] bruid,
Als smeekt ook de jongen, [Fm] haalt mij het water uit.
[Bbm] De [Eb] schipper gaf de [Ab] Noordzee, de [Fm] Noordzee, de Noordzee,
[Bbm] Gaf hem [Bb] de Noordzee als [Ab] zijn bruid.
[Bb] _
[Ab] _ _ _ Toen zwom hij om het schip heen, [Fm] hij was zo koud en moe,
[Bbm] Vol bitterheid en wanhoop riep [Eb] hij zijn makkers toe,
[Ab] Och, makkers, haalt mij op, [Fm] want ik ben het zwemmen moe,
[Bbm] Mij [Eb] trekt de koude [Ab] Noordzee, de [Fm] Noordzee, de [Eb] Noordzee,
[Bbm] Mij trekt de [Eb] Noordzee naar [Ab] zich toe.
_ [Eb] _
[Ab] _ _ _ Zijn makkers redden hem toen, [Fm] maar op het dek stierf hij,
[Gb] Na het 1, 2, 3, in godsnaam, [Eb] dreef weg met het getij,
[Ab] De koene jonge zeeheld, [Fm] veel jonger nog dan wij,
[Bb] En zonk toen in de [Eb] _ [Ab] Noordzee, de [Fm] Noordzee, de Noordzee,
[Bbm] En in de [Bb] Noordzee [Eb] weg, _ [Ab] zonk hij.
[Db] _ _ [Eb] _ _ _ _ [Ab] _ _ _ _ _ _ [Gb] _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ [N] _
_ [Bbm] _ _ _ [Eb] _ _ _ _
_ _ _ [Ab] Daar zeilde op de [Fm] Noordzee, de Noordzee wijd en koud,
Een [Bbm] schip zo zwaar beladen, het [Eb] wereldseil goud.
[Ab] Daar kwam de Spanjaard reigen, te [Fm] roven ons het goud,
[Bbm] Toen we voeren op de [Ab] Noordzee, de [Fm] Noordzee, de [Bbm] Noordzee,
Al op de [Eb] Noordzee [Ab] wijd en koud.
[Db] _
[Ab] _ _ Was onze jongste makker, [Fm] een jongen sterk en koen,
[Bbm] Die sprak al tot een schipper, wat zult [Eb] gij aan mij doen?
Wanneer [Ab] ik wil gaan zwemmen, [Fm] en gins het Spaans gojoen,
[Bbm] Doen [Eb] zinken in de [Ab] Noordzee, de [Fm] Noordzee, de [Bbm] Noordzee,
Al in de [Eb] Noordzee [Ab] zinken doen.
_ [Db] _ [Ab] _
_ Ik zal u geven zilver, [Fm] een wapen en blazoen,
[Bbm] Mijn eigen jonge [Eb] dochter zal ik u huwen doen.
[Ab] Wanneer gij wil gaan [Fm] zwemmen, en gins het Spaans gojoen,
[Bb] Doen zinken in de Noordzee, de Noordzee, [Fm] de [Bb] Noordzee,
Al in de [Eb] Noordzee [Ab] zinken doen.
_ [Db] _ [Ab] _ _
De jongen bad de hemel, [Fm] sprong daarop overboord,
[Bbm] En heeft in zwaaiend scheeps van drie [Eb] gaten toen geboord,
[Ab] En van de trotse [Fm] Spanjaard is nimmer meer gehoord,
[Bb] Op heel de [Eb] wijde Noordzee, [Ab] de [Fm] Noordzee, de [Bb] Noordzee,
Op heel de [Eb] Noordzee meer [Ab] gehoord.
_ [Db] _ [Ab] _
_ _ Toen zwom hij naar het schip, [Fm] en de mannen juichten luid,
Maar [Bbm] onze schipper gaf [Eb] hem zijn dochter niet tot [Ab] bruid,
Als smeekt ook de jongen, [Fm] haalt mij het water uit.
[Bbm] De [Eb] schipper gaf de [Ab] Noordzee, de [Fm] Noordzee, de Noordzee,
[Bbm] Gaf hem [Bb] de Noordzee als [Ab] zijn bruid.
[Bb] _
[Ab] _ _ _ Toen zwom hij om het schip heen, [Fm] hij was zo koud en moe,
[Bbm] Vol bitterheid en wanhoop riep [Eb] hij zijn makkers toe,
[Ab] Och, makkers, haalt mij op, [Fm] want ik ben het zwemmen moe,
[Bbm] Mij [Eb] trekt de koude [Ab] Noordzee, de [Fm] Noordzee, de [Eb] Noordzee,
[Bbm] Mij trekt de [Eb] Noordzee naar [Ab] zich toe.
_ [Eb] _
[Ab] _ _ _ Zijn makkers redden hem toen, [Fm] maar op het dek stierf hij,
[Gb] Na het 1, 2, 3, in godsnaam, [Eb] dreef weg met het getij,
[Ab] De koene jonge zeeheld, [Fm] veel jonger nog dan wij,
[Bb] En zonk toen in de [Eb] _ [Ab] Noordzee, de [Fm] Noordzee, de Noordzee,
[Bbm] En in de [Bb] Noordzee [Eb] weg, _ [Ab] zonk hij.
[Db] _ _ [Eb] _ _ _ _ [Ab] _ _ _ _ _ _ [Gb] _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ [N] _