Chords for Het Wonder van Toon Hermans (Paul de leeuw)
Tempo:
128.15 bpm
Chords used:
Ab
Eb
Db
F
Bbm
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
Toen hoefde je aan mij een liedje te zingen.
[G] Dus ja, ik heb een wonderlandje gewonnen.
Het heet op het wonder.
[N] Ik ga samen met Jos spreken.
We hebben het nog niet geoefend, dus
Wel of niks.
Het is een wonder [Ab] als het goed gaat.
[Cm] [G]
[F] [Bbm] In [Eb]
[Ab] de stilte van het voorjaar
heb
ik het rood en het roet.
[Db] [Eb] Sterk, licht [Cm] en glas.
[F] [Bbm] En ik heb het laten [Eb] sneeën.
Laten [F] sneeën van roet.
[Bbm] In de stilte van het [Eb] voorjaar
het
[Ab] wijkje zacht is geïnd.
In de vrolijte van de zomer
zag
ik ook het rood schaatsen.
[Db] In de [Eb] velgenboekenten en het [Cm] grauwende koren.
[F] [Bbm] En in de nachten vol met [Eb] sterren.
[C] En een dichter op de aandacht.
[F] [Bbm] Die is [Eb] van het wonder [Ab] worden.
De een noemt het wonder.
[Db] De [Eb] ander [Ab] het wond.
[Db] Die [Eb] weet [Ab] hoe het heet.
[Bb] Maar het schrikken niet.
[Ebm] [Eb] [Ab] De een zegt het is wonder.
[Db] De [G] andere [Ebm] zegt
[F] er
is [Bbm] niemand die [Eb] het uit weet te [Db] leggen.
[Ab] Toch zijn we wel van die momenten.
Dan [Db] zie je veel meer [Ab] bijzienzaamheid.
Dan zie je het wonder.
[Fm] Wendt het of [Db] het een god is?
[Eb] [Ab] Je voelt niet van binnen, maar in wonder.
Wat meer is dan een bloem [Db] in een boom.
En dat is toch nog heel bijzonder.
[Eb]
Dan heeft het ook wel iets van een [Ab] droom.
[Db] De [Eb] ander [Ab] het wond.
[Db] Die [Eb] weet [Ab] hoe het heet.
[Bb] Maar het schrikken [Eb] niet.
[Ab] De een zegt het is wonder.
[Db] De ander [G] zegt
er
is niemand [Ebm]
[F] [Bbm] [Eb] die het uit weet [Db] te [Ab]
leggen.
Toch zijn we wel van die momenten.
[Db] Dan zie je veel meer
[Ab] bijzienzaamheid.
Dan zie je het wonder.
[Db] Wendt het of [Eb] het een god is?
[Ab] Je voelt niet van binnen, maar in wonder.
Dat meer is dan een bloem in een boom.
[Db]
En dat is toch wel heel [Eb] bijzonder.
Al heet het toch wel iets van [Ab] een droom.
De een [Cm] noemt het wonder, [Db] de ander [Eb] [Ab] het god.
[Db] Wie [Eb] weet [Ab] hoe het heet, mag [Bb] het [Eb] zeggen.
[Ab] De één [Cm] zegt het is wonder, [Db] de ander [G] zegt het [Ebm] [F] niet.
[Bbm] Maar het is niemand [Eb] in uit [Ab] te leggen.
Toch is het alsof het leven ons soms iets vertelt.
[Db] Heel minstens een [Fm] geluk of [Ab] een lied.
Leven [Eb] is meer dan [Db] een dwaas.
Zonder wonder [Eb] leven [Ab] we niet.
[Cm] [Db]
[Eb] [Ab] [Db] [Ab]
[Bb] [Eb] [Ab]
[Cm] [G] [F] [Bbm]
[Eb] [Ab]
De een noemt het wonder, [Db] de [Eb] ander het [Ab] god.
[Db] Wie [Eb] weet [Ab] hoe het heet, mag [Bb] het zeggen.
[Eb] [Ab] De één zegt het is wonder, [Db] de ander [G] zegt [Ebm] het [F]
[Bbm] [Eb] [Ab]
[N]
niet.
Maar het is
[G] Dus ja, ik heb een wonderlandje gewonnen.
Het heet op het wonder.
[N] Ik ga samen met Jos spreken.
We hebben het nog niet geoefend, dus
Wel of niks.
Het is een wonder [Ab] als het goed gaat.
[Cm] [G]
[F] [Bbm] In [Eb]
[Ab] de stilte van het voorjaar
heb
ik het rood en het roet.
[Db] [Eb] Sterk, licht [Cm] en glas.
[F] [Bbm] En ik heb het laten [Eb] sneeën.
Laten [F] sneeën van roet.
[Bbm] In de stilte van het [Eb] voorjaar
het
[Ab] wijkje zacht is geïnd.
In de vrolijte van de zomer
zag
ik ook het rood schaatsen.
[Db] In de [Eb] velgenboekenten en het [Cm] grauwende koren.
[F] [Bbm] En in de nachten vol met [Eb] sterren.
[C] En een dichter op de aandacht.
[F] [Bbm] Die is [Eb] van het wonder [Ab] worden.
De een noemt het wonder.
[Db] De [Eb] ander [Ab] het wond.
[Db] Die [Eb] weet [Ab] hoe het heet.
[Bb] Maar het schrikken niet.
[Ebm] [Eb] [Ab] De een zegt het is wonder.
[Db] De [G] andere [Ebm] zegt
[F] er
is [Bbm] niemand die [Eb] het uit weet te [Db] leggen.
[Ab] Toch zijn we wel van die momenten.
Dan [Db] zie je veel meer [Ab] bijzienzaamheid.
Dan zie je het wonder.
[Fm] Wendt het of [Db] het een god is?
[Eb] [Ab] Je voelt niet van binnen, maar in wonder.
Wat meer is dan een bloem [Db] in een boom.
En dat is toch nog heel bijzonder.
[Eb]
Dan heeft het ook wel iets van een [Ab] droom.
[Db] De [Eb] ander [Ab] het wond.
[Db] Die [Eb] weet [Ab] hoe het heet.
[Bb] Maar het schrikken [Eb] niet.
[Ab] De een zegt het is wonder.
[Db] De ander [G] zegt
er
is niemand [Ebm]
[F] [Bbm] [Eb] die het uit weet [Db] te [Ab]
leggen.
Toch zijn we wel van die momenten.
[Db] Dan zie je veel meer
[Ab] bijzienzaamheid.
Dan zie je het wonder.
[Db] Wendt het of [Eb] het een god is?
[Ab] Je voelt niet van binnen, maar in wonder.
Dat meer is dan een bloem in een boom.
[Db]
En dat is toch wel heel [Eb] bijzonder.
Al heet het toch wel iets van [Ab] een droom.
De een [Cm] noemt het wonder, [Db] de ander [Eb] [Ab] het god.
[Db] Wie [Eb] weet [Ab] hoe het heet, mag [Bb] het [Eb] zeggen.
[Ab] De één [Cm] zegt het is wonder, [Db] de ander [G] zegt het [Ebm] [F] niet.
[Bbm] Maar het is niemand [Eb] in uit [Ab] te leggen.
Toch is het alsof het leven ons soms iets vertelt.
[Db] Heel minstens een [Fm] geluk of [Ab] een lied.
Leven [Eb] is meer dan [Db] een dwaas.
Zonder wonder [Eb] leven [Ab] we niet.
[Cm] [Db]
[Eb] [Ab] [Db] [Ab]
[Bb] [Eb] [Ab]
[Cm] [G] [F] [Bbm]
[Eb] [Ab]
De een noemt het wonder, [Db] de [Eb] ander het [Ab] god.
[Db] Wie [Eb] weet [Ab] hoe het heet, mag [Bb] het zeggen.
[Eb] [Ab] De één zegt het is wonder, [Db] de ander [G] zegt [Ebm] het [F]
[Bbm] [Eb] [Ab]
[N]
niet.
Maar het is
Key:
Ab
Eb
Db
F
Bbm
Ab
Eb
Db
Toen hoefde je aan mij een liedje te zingen.
_ [G] Dus ja, ik heb een wonderlandje _ gewonnen.
Het heet op het wonder.
_ [N] Ik ga samen met Jos spreken.
We hebben het nog niet geoefend, _ dus_
Wel of niks.
_ Het is een wonder [Ab] als het goed gaat. _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ [Cm] _ _ _ _ [G] _ _ _
[F] _ _ _ [Bbm] In _ [Eb] _ _
[Ab] _ _ _ _ _ _ de stilte van het voorjaar_
_heb
ik het rood en het roet.
_ _ [Db] _ _ _ [Eb] Sterk, licht [Cm] en glas.
[F] _ _ [Bbm] En ik heb het laten _ [Eb] sneeën.
Laten [F] sneeën van roet. _
[Bbm] In de stilte van het [Eb] _ voorjaar_
_het
[Ab] wijkje zacht is geïnd.
_ _ In de vrolijte van de zomer_
_zag
ik ook het rood schaatsen.
[Db] In de _ [Eb] velgenboekenten en het [Cm] grauwende koren.
[F] _ _ [Bbm] En in de nachten vol met [Eb] sterren.
[C] En een dichter op de aandacht.
[F] _ _ [Bbm] Die is [Eb] van het wonder [Ab] worden. _ _
De een noemt het wonder.
[Db] De [Eb] ander [Ab] het wond.
[Db] Die [Eb] weet [Ab] hoe het heet.
[Bb] Maar het schrikken niet.
[Ebm] _ [Eb] _ [Ab] De een zegt het is wonder.
[Db] De [G] andere _ [Ebm] zegt_
[F] _er
is [Bbm] niemand die [Eb] het uit weet te [Db] leggen.
_ [Ab] _ _ Toch zijn we wel _ van die momenten.
Dan [Db] zie je veel meer _ _ [Ab] bijzienzaamheid. _
Dan zie je het wonder.
_ [Fm] _ Wendt het of _ [Db] het een god is? _
[Eb] _ _ _ _ [Ab] Je voelt niet van binnen, maar in wonder.
_ Wat meer is dan een bloem [Db] in een boom.
_ En dat is toch nog heel bijzonder.
_ [Eb] _ _ _
Dan heeft het ook wel iets van een [Ab] droom. _ _
_ _ _ _ _ _ [Db] De [Eb] ander [Ab] het wond.
[Db] Die [Eb] weet [Ab] hoe het heet.
[Bb] Maar het schrikken [Eb] niet.
_ [Ab] De een zegt het is wonder.
[Db] De ander [G] zegt_
_er
is niemand [Ebm] _
[F] _ [Bbm] _ [Eb] die het uit weet [Db] te _ [Ab] _
leggen.
Toch zijn we wel van die momenten.
_ [Db] Dan zie je veel meer _
_ [Ab] _ _ bijzienzaamheid.
Dan zie je het wonder.
_ _ [Db] Wendt het of _ _ _ _ _ [Eb] het een god is? _ _
[Ab] Je voelt niet van binnen, maar in wonder. _ _
Dat meer is dan een bloem in een boom.
[Db] _ _ _
En dat is toch wel heel [Eb] bijzonder. _ _
Al heet het toch wel iets van [Ab] een droom. _ _
_ De een [Cm] noemt het wonder, [Db] de ander [Eb] [Ab] het god.
[Db] Wie [Eb] weet [Ab] hoe het heet, mag [Bb] het [Eb] zeggen.
[Ab] De één [Cm] zegt het is wonder, [Db] de ander [G] zegt het [Ebm] [F] niet.
[Bbm] Maar het is niemand [Eb] in uit [Ab] te leggen. _ _
Toch is het alsof het leven ons soms iets vertelt.
[Db] Heel minstens een [Fm] geluk of [Ab] een lied.
_ _ _ Leven [Eb] is meer dan [Db] een dwaas. _ _ _ _
Zonder wonder [Eb] _ leven [Ab] we niet. _
_ _ _ _ _ [Cm] _ _ [Db] _
[Eb] _ [Ab] _ _ [Db] _ _ [Ab] _ _ _
[Bb] _ _ [Eb] _ _ _ [Ab] _ _ _
[Cm] _ _ [G] _ _ [F] _ _ _ [Bbm] _
_ [Eb] _ _ [Ab] _ _ _ _ _
De een noemt het wonder, [Db] de [Eb] ander het [Ab] god.
[Db] Wie [Eb] weet [Ab] hoe het heet, mag [Bb] het zeggen.
[Eb] _ _ [Ab] De één zegt het is wonder, [Db] de ander [G] zegt [Ebm] het [F] _ _
[Bbm] _ _ _ [Eb] _ _ _ _ [Ab] _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ [N] _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ niet.
Maar het is
_ [G] Dus ja, ik heb een wonderlandje _ gewonnen.
Het heet op het wonder.
_ [N] Ik ga samen met Jos spreken.
We hebben het nog niet geoefend, _ dus_
Wel of niks.
_ Het is een wonder [Ab] als het goed gaat. _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ [Cm] _ _ _ _ [G] _ _ _
[F] _ _ _ [Bbm] In _ [Eb] _ _
[Ab] _ _ _ _ _ _ de stilte van het voorjaar_
_heb
ik het rood en het roet.
_ _ [Db] _ _ _ [Eb] Sterk, licht [Cm] en glas.
[F] _ _ [Bbm] En ik heb het laten _ [Eb] sneeën.
Laten [F] sneeën van roet. _
[Bbm] In de stilte van het [Eb] _ voorjaar_
_het
[Ab] wijkje zacht is geïnd.
_ _ In de vrolijte van de zomer_
_zag
ik ook het rood schaatsen.
[Db] In de _ [Eb] velgenboekenten en het [Cm] grauwende koren.
[F] _ _ [Bbm] En in de nachten vol met [Eb] sterren.
[C] En een dichter op de aandacht.
[F] _ _ [Bbm] Die is [Eb] van het wonder [Ab] worden. _ _
De een noemt het wonder.
[Db] De [Eb] ander [Ab] het wond.
[Db] Die [Eb] weet [Ab] hoe het heet.
[Bb] Maar het schrikken niet.
[Ebm] _ [Eb] _ [Ab] De een zegt het is wonder.
[Db] De [G] andere _ [Ebm] zegt_
[F] _er
is [Bbm] niemand die [Eb] het uit weet te [Db] leggen.
_ [Ab] _ _ Toch zijn we wel _ van die momenten.
Dan [Db] zie je veel meer _ _ [Ab] bijzienzaamheid. _
Dan zie je het wonder.
_ [Fm] _ Wendt het of _ [Db] het een god is? _
[Eb] _ _ _ _ [Ab] Je voelt niet van binnen, maar in wonder.
_ Wat meer is dan een bloem [Db] in een boom.
_ En dat is toch nog heel bijzonder.
_ [Eb] _ _ _
Dan heeft het ook wel iets van een [Ab] droom. _ _
_ _ _ _ _ _ [Db] De [Eb] ander [Ab] het wond.
[Db] Die [Eb] weet [Ab] hoe het heet.
[Bb] Maar het schrikken [Eb] niet.
_ [Ab] De een zegt het is wonder.
[Db] De ander [G] zegt_
_er
is niemand [Ebm] _
[F] _ [Bbm] _ [Eb] die het uit weet [Db] te _ [Ab] _
leggen.
Toch zijn we wel van die momenten.
_ [Db] Dan zie je veel meer _
_ [Ab] _ _ bijzienzaamheid.
Dan zie je het wonder.
_ _ [Db] Wendt het of _ _ _ _ _ [Eb] het een god is? _ _
[Ab] Je voelt niet van binnen, maar in wonder. _ _
Dat meer is dan een bloem in een boom.
[Db] _ _ _
En dat is toch wel heel [Eb] bijzonder. _ _
Al heet het toch wel iets van [Ab] een droom. _ _
_ De een [Cm] noemt het wonder, [Db] de ander [Eb] [Ab] het god.
[Db] Wie [Eb] weet [Ab] hoe het heet, mag [Bb] het [Eb] zeggen.
[Ab] De één [Cm] zegt het is wonder, [Db] de ander [G] zegt het [Ebm] [F] niet.
[Bbm] Maar het is niemand [Eb] in uit [Ab] te leggen. _ _
Toch is het alsof het leven ons soms iets vertelt.
[Db] Heel minstens een [Fm] geluk of [Ab] een lied.
_ _ _ Leven [Eb] is meer dan [Db] een dwaas. _ _ _ _
Zonder wonder [Eb] _ leven [Ab] we niet. _
_ _ _ _ _ [Cm] _ _ [Db] _
[Eb] _ [Ab] _ _ [Db] _ _ [Ab] _ _ _
[Bb] _ _ [Eb] _ _ _ [Ab] _ _ _
[Cm] _ _ [G] _ _ [F] _ _ _ [Bbm] _
_ [Eb] _ _ [Ab] _ _ _ _ _
De een noemt het wonder, [Db] de [Eb] ander het [Ab] god.
[Db] Wie [Eb] weet [Ab] hoe het heet, mag [Bb] het zeggen.
[Eb] _ _ [Ab] De één zegt het is wonder, [Db] de ander [G] zegt [Ebm] het [F] _ _
[Bbm] _ _ _ [Eb] _ _ _ _ [Ab] _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ [N] _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ niet.
Maar het is