Chords for Hunekop Rûchhouwer
Tempo:
76.4 bpm
Chords used:
G
D
A
E
C
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret

Jam Along & Learn...
[E] Ik ben geen hartzuurder, [G] ik ben geen horlogemaker, [C] ik ben geen genekoloog, [G] ik [D] ben geen koekjemaker.
roeghouwer, [C] een roodhouwer, [G] een hutkoeter, een [D] [G] scheepsbouwer.
weegs, je skalie en op het [E] ij, wat ik meer en nooit ga rijden, ik heb mijn vis te vrij.
marineveen, ik ga een hekel onder dingen, want het neeraf is zeen.
orn chinees, ik zie net al een [D] kut hier, en ik net al een streep, al een centimeter.
Was waar, want ik [G] ben een roeghouwer, [C] een [G] roodhouwer, een hutkoeter, een scheepsbouwer.
ik heb mijn vis te vrij.
van dit en dat.
roeghouwer, [C] een roodhouwer, [G] een hutkoeter, een [D] [G] scheepsbouwer.
weegs, je skalie en op het [E] ij, wat ik meer en nooit ga rijden, ik heb mijn vis te vrij.
marineveen, ik ga een hekel onder dingen, want het neeraf is zeen.
orn chinees, ik zie net al een [D] kut hier, en ik net al een streep, al een centimeter.
Was waar, want ik [G] ben een roeghouwer, [C] een [G] roodhouwer, een hutkoeter, een scheepsbouwer.
ik heb mijn vis te vrij.
van dit en dat.
100% ➙ 76BPM
G
D
A
E
C
G
D
A
_ _ _ _ _ _ _ _
[E] _ _ _ _ _ _ Ik ben geen hartzuurder, [G] ik ben geen horlogemaker, _ [C] ik ben geen genekoloog, [G] ik [D] ben geen koekjemaker.
Maar ik ben [G] een roeghouwer, [C] een roodhouwer, [G] een hutkoeter, een [D] [G] scheepsbouwer.
Alles aan weegs, je skalie en op het [E] ij, wat ik meer en nooit ga rijden, ik heb mijn vis te vrij.
[G] Miet u wetterpas, marineveen, ik ga een hekel onder dingen, want het neeraf is zeen.
Ik zie net z'n naal, orn chinees, ik zie net al een [D] kut hier, en ik net al een streep, al een centimeter.
Was waar, want ik [G] ben een roeghouwer, [C] een [G] roodhouwer, een hutkoeter, een scheepsbouwer.
Alles aan weegs, je skalie en op het [E] ij, wat ik meer en nooit ga rijden, ik heb mijn vis te vrij.
[G] Ja, die koolman van huis, die had altijd wel verwacht, dat ik onder wat hemelje van dit en dat.
Hij deed mij idioot, hij zag als een [C] makraak, want had ik mij verstaan, hij had hem [D] één keer gehaald.
Maar was dat?
Nee toch!
Want ik [G] ben een roeghouwer, een [D] roodhouwer, een [C] hutkoeter, een [G] scheepsbouwer.
Alles aan weegs, je skalie en op het [E] ij, wat ik meer en nooit ga rijden, ik heb mijn vis te vrij. _ _
_ _ _ _ Ik ben geen computernerd, ik ben [G] geen ambtenaar, [C] ik denk in pennen lekker, [D] of een titankovenaar, ofzo!
Maar ik ben een roeghouwer, een roodhouwer, [G] een hutkoeter, een scheepsbouwer.
Alles aan weegs, je skalie en op [E] het ij, wat ik meer en nooit ga rijden, ik heb mijn vis te [G] vrij.
Wakker maar vast, de brammer is gewildig, het is mijn vadernoord, dus ik ben wat onverschillig.
Ik ben sterveling, die daar hoort, dat wordt mijn schut, [Em] ik kom er net alleen, [D] dus ze kennen mij wat.
Ze kennen mij al, ja hartstikke redelijk, want _ ik ben een roeghouwer. _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ [Em] _ _ _ [G] _ [B] _ _
_ _ [D] _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ [Em] _ [A] _ _
[Am] _ _ [D] _ _ _ _ _
Vroeger waren wij beste maten, [G] wij z'n jongens gingen wij te kachten.
[A] In het weekend gingen wij wandelen in de gaten, [D] voor het het misging.
Jullie helpen mij, wij [G] houden mee, ik ben getuige op de [A] prouderij, en wij werken samen op de [D] verbouwerij van onze huizen.
_ En nu is het bedien, het is nu al verder door, [G] en we rijden terug naar het einde van de 120e devoor.
[A] In een aardige, aardige, [D] openregaarde, uit de achtschot, _ we werken in de tijd, tegen de appartelen.
[G] Wat de fluitmans geeft, dan eenmaal willen, [A] wat de baas van ons doet.
[B] Dat goed is wij misschien, dat heen [D] we schijten aan.
_ Maar toen was het er iets, dat heen we [G] nooit dachten.
Toen is die ziel aan de duvel verkocht, toen [A] we de spoor maakten.
Ik nooit dacht dat die zorg maar [D] alles veroorde.
_ Roze mij een telefoon, in die naaie [G] bakje, ik is nooit meer even gewoond met je mee op mijn [A] bakje.
En dan liest mij steeds, jedder [D] zakje, in de stront.
Nu ben je inderdaad een hele goede maat, maar wat is er gebeurd, met mijn ouder beste kamerad?
Mijn kamerad, [G] nu kun je het nog meer [D] tegen krijgen.
[G] Want nu is [A] je voorhand, is mij een [Bm] kinder bij je.
Mijn [B] kamerad, nu kun je het nog meer [D] tegen krijgen.
_ [A] Nu is die ziel [D] aan de duvel verkocht, [A] nu moest een extra [D] vondje krijgen.
_ [G] [A] Maar van die naaie doel, heb ik ze [Bm] schimmie nog, mijn kamerad.
Nu kun je het nog [D] meer tegen krijgen.
En ik heb die nassassijzen, dat is nooit voor me gewoond.
[G] Dat dat wel het allerlaatste was, dat we [E] stonden aan zoest.
Dat is nog beter, een krantje heb ik je erbij [D] gekozen.
Van dat bankje extra.
Maar hier is het in de tijd altijd een groot [G] woord.
Want mijn maat, je hoort me niet altijd hout.
[A] Vleermuizen en draven, dat had je helemaal geen [D] nut.
Daar ben ik wel zwaar van.
Maar je hoort het niet.
Ben je niet meer te [G] luwen?
Ze zetten eruit van die kantoor, kan je dat wel horen?
Dan komt het er even uit, om je op te druwen.
[D] Dat is niet gewoond.
_ Dan zegt ze mij dat ik wat harder moet werken.
[G] Ik is nooit meer even mijn en mijn aan het werken.
[A] Ze zegt mij niet eens meer aan in het werken.
[D] Maar dan voelt het niet beter.
_ _ Maar even als ik goed ben, dan wel aardig als hem.
[G] Toch is het schijnbaar dat het ding samen gaat rennen.
[A] Komt er wel achter waar die echte maat bent.
[D] Als ze wat mag krijgen.
_ Zijn gekte rug heb ik net weer [G] gehouden.
Een alnemersbedrijf, ze hebben in huis verbouwd.
[A] En mijn broer, lieverd getuigd dat ik niet trouw.
[D] Maar ik is er wel bij.
Je bent inderdaad een hele goede maat.
Maar wat is er gebeurd met mijn allerbeste kamerad?
Mijn kamerad,
_ [A] je bent om [D] irritering te krijgen.
[A] Kom nou snel voor, want ik ben [D] je niet meer leeg.
[G] Mijn kamerad, [A] je bent om irritering [D] te krijgen.
_ [G] Je bent niet [D] zielig, je bent onverkend.
[G] Nu moet je een extra bankje krijgen.
Maar [A] van die nijden [D] heb ik zo'n schimming [Bm] nog.
Mijn kamerad, je bent [A] om [D] irritering te krijgen.
Mijn [G] kamerad, je bent om [A] irritering te krijgen. _ _ _ _ _
_ _ [G] En ik ben over hoe [D] mensen hun oorje kennen.
_ [G] Als ze hun [E] liedje [D] staat te schrijven.
_ [G] Maar [A] als ze dan mienen [D] dat ze Jezus zijn.
[G] Je bent om [E] [D] irritering te krijgen.
_ _ [G] _ Je bent [A] om [D] irritering te krijgen. _ _ _ _ _ _ _
[E] _ _ _ _ _ _ Ik ben geen hartzuurder, [G] ik ben geen horlogemaker, _ [C] ik ben geen genekoloog, [G] ik [D] ben geen koekjemaker.
Maar ik ben [G] een roeghouwer, [C] een roodhouwer, [G] een hutkoeter, een [D] [G] scheepsbouwer.
Alles aan weegs, je skalie en op het [E] ij, wat ik meer en nooit ga rijden, ik heb mijn vis te vrij.
[G] Miet u wetterpas, marineveen, ik ga een hekel onder dingen, want het neeraf is zeen.
Ik zie net z'n naal, orn chinees, ik zie net al een [D] kut hier, en ik net al een streep, al een centimeter.
Was waar, want ik [G] ben een roeghouwer, [C] een [G] roodhouwer, een hutkoeter, een scheepsbouwer.
Alles aan weegs, je skalie en op het [E] ij, wat ik meer en nooit ga rijden, ik heb mijn vis te vrij.
[G] Ja, die koolman van huis, die had altijd wel verwacht, dat ik onder wat hemelje van dit en dat.
Hij deed mij idioot, hij zag als een [C] makraak, want had ik mij verstaan, hij had hem [D] één keer gehaald.
Maar was dat?
Nee toch!
Want ik [G] ben een roeghouwer, een [D] roodhouwer, een [C] hutkoeter, een [G] scheepsbouwer.
Alles aan weegs, je skalie en op het [E] ij, wat ik meer en nooit ga rijden, ik heb mijn vis te vrij. _ _
_ _ _ _ Ik ben geen computernerd, ik ben [G] geen ambtenaar, [C] ik denk in pennen lekker, [D] of een titankovenaar, ofzo!
Maar ik ben een roeghouwer, een roodhouwer, [G] een hutkoeter, een scheepsbouwer.
Alles aan weegs, je skalie en op [E] het ij, wat ik meer en nooit ga rijden, ik heb mijn vis te [G] vrij.
Wakker maar vast, de brammer is gewildig, het is mijn vadernoord, dus ik ben wat onverschillig.
Ik ben sterveling, die daar hoort, dat wordt mijn schut, [Em] ik kom er net alleen, [D] dus ze kennen mij wat.
Ze kennen mij al, ja hartstikke redelijk, want _ ik ben een roeghouwer. _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ [Em] _ _ _ [G] _ [B] _ _
_ _ [D] _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ [Em] _ [A] _ _
[Am] _ _ [D] _ _ _ _ _
Vroeger waren wij beste maten, [G] wij z'n jongens gingen wij te kachten.
[A] In het weekend gingen wij wandelen in de gaten, [D] voor het het misging.
Jullie helpen mij, wij [G] houden mee, ik ben getuige op de [A] prouderij, en wij werken samen op de [D] verbouwerij van onze huizen.
_ En nu is het bedien, het is nu al verder door, [G] en we rijden terug naar het einde van de 120e devoor.
[A] In een aardige, aardige, [D] openregaarde, uit de achtschot, _ we werken in de tijd, tegen de appartelen.
[G] Wat de fluitmans geeft, dan eenmaal willen, [A] wat de baas van ons doet.
[B] Dat goed is wij misschien, dat heen [D] we schijten aan.
_ Maar toen was het er iets, dat heen we [G] nooit dachten.
Toen is die ziel aan de duvel verkocht, toen [A] we de spoor maakten.
Ik nooit dacht dat die zorg maar [D] alles veroorde.
_ Roze mij een telefoon, in die naaie [G] bakje, ik is nooit meer even gewoond met je mee op mijn [A] bakje.
En dan liest mij steeds, jedder [D] zakje, in de stront.
Nu ben je inderdaad een hele goede maat, maar wat is er gebeurd, met mijn ouder beste kamerad?
Mijn kamerad, [G] nu kun je het nog meer [D] tegen krijgen.
[G] Want nu is [A] je voorhand, is mij een [Bm] kinder bij je.
Mijn [B] kamerad, nu kun je het nog meer [D] tegen krijgen.
_ [A] Nu is die ziel [D] aan de duvel verkocht, [A] nu moest een extra [D] vondje krijgen.
_ [G] [A] Maar van die naaie doel, heb ik ze [Bm] schimmie nog, mijn kamerad.
Nu kun je het nog [D] meer tegen krijgen.
En ik heb die nassassijzen, dat is nooit voor me gewoond.
[G] Dat dat wel het allerlaatste was, dat we [E] stonden aan zoest.
Dat is nog beter, een krantje heb ik je erbij [D] gekozen.
Van dat bankje extra.
Maar hier is het in de tijd altijd een groot [G] woord.
Want mijn maat, je hoort me niet altijd hout.
[A] Vleermuizen en draven, dat had je helemaal geen [D] nut.
Daar ben ik wel zwaar van.
Maar je hoort het niet.
Ben je niet meer te [G] luwen?
Ze zetten eruit van die kantoor, kan je dat wel horen?
Dan komt het er even uit, om je op te druwen.
[D] Dat is niet gewoond.
_ Dan zegt ze mij dat ik wat harder moet werken.
[G] Ik is nooit meer even mijn en mijn aan het werken.
[A] Ze zegt mij niet eens meer aan in het werken.
[D] Maar dan voelt het niet beter.
_ _ Maar even als ik goed ben, dan wel aardig als hem.
[G] Toch is het schijnbaar dat het ding samen gaat rennen.
[A] Komt er wel achter waar die echte maat bent.
[D] Als ze wat mag krijgen.
_ Zijn gekte rug heb ik net weer [G] gehouden.
Een alnemersbedrijf, ze hebben in huis verbouwd.
[A] En mijn broer, lieverd getuigd dat ik niet trouw.
[D] Maar ik is er wel bij.
Je bent inderdaad een hele goede maat.
Maar wat is er gebeurd met mijn allerbeste kamerad?
Mijn kamerad,
_ [A] je bent om [D] irritering te krijgen.
[A] Kom nou snel voor, want ik ben [D] je niet meer leeg.
[G] Mijn kamerad, [A] je bent om irritering [D] te krijgen.
_ [G] Je bent niet [D] zielig, je bent onverkend.
[G] Nu moet je een extra bankje krijgen.
Maar [A] van die nijden [D] heb ik zo'n schimming [Bm] nog.
Mijn kamerad, je bent [A] om [D] irritering te krijgen.
Mijn [G] kamerad, je bent om [A] irritering te krijgen. _ _ _ _ _
_ _ [G] En ik ben over hoe [D] mensen hun oorje kennen.
_ [G] Als ze hun [E] liedje [D] staat te schrijven.
_ [G] Maar [A] als ze dan mienen [D] dat ze Jezus zijn.
[G] Je bent om [E] [D] irritering te krijgen.
_ _ [G] _ Je bent [A] om [D] irritering te krijgen. _ _ _ _ _ _ _