Chords for Katastroof - Niet te versieren
Tempo:
142.8 bpm
Chords used:
A
E
D
F#
B
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[A]
Ik ben niet [E] te verseren, ik ken karakter in de kraai, ik [A] haai niet klein.
Maar hij mag er niet meer bij, met [D] chocolade of marzipan, ik ben [A] niet van niks [E] gewezen,
ik ben te mooi te zijn.
[A] Ik ging eens door een cabaretto's, daar was me nog [E] wel leeg.
Ik werd er al ongesproken door een soort van travestiet.
[A] Ze zei kom lot en straal, en dan word ik [D] al droog.
Ik zing met een beste [A] jonge dok, [E] vooral dat hij [A] mij hoort.
Ik ben niet te [E] verseren, ik ken karakter in de kraai, ik [A] haai niet klein.
Maar hij mag er niet meer bij, met chocolade of [D] marzipan, ik ben niet van niks gewezen,
[E] ik ben te mooi te zijn.
[A] De jeugd van tegenwoordig doet soms wel een beetje [E] raar, want zoals ze in zijn maske,
ze was aanverdaad [A] in jaar.
Ze zei ik zit te kippen, ik kom dits mee door het [D] gemak.
Ik zei wacht tot ik groot ben, [E] anders vlieg ik in de bak.
Ik zing niet te [E] verseren, ik ken karakter in de kraai, [A] ik haai niet klein.
Maar hij mag er niet meer bij, met [D] chocolade of marzipan, ik ben [A] niet van niks [E] gewezen,
ik ben te mooi te zijn.
[A] Zo kwam ik eens per ongeluk voorbij de burggracht, ik zag er geen in de trui, zo lullig als de nacht.
Ze zei kom neer met showke, dan word ik [D] geswanniert.
Ik zei dat ik [A] in de goud niet [E] meer was, ik ge [A] pensioneerd.
Ik zing niet [E] te verseren, ik ken karakter in de kraai, ik [A] haai niet klein.
Maar hij mag er niet meer bij, met [D] chocolade of marzipan, ik ben [A] niet van niks [E] gewezen,
ik ben te mooi te zijn.
[A]
[N]
[E]
Maar als ik hier mijn hoofdje in slaap val en om [E] de zaal ga, dan voel ik in mijn broekje,
ik word [A] een verticaal.
De maskers hier alweer zich, [D] die zijn zo sympathiek, en ik zeg ik [A] wel nog wat,
[E] maar de roem niet [A] fanatiek.
Ik zing niet [E] te verseren, ik ken karakter zogezijn, maar [A] dat is maar schijn.
Ik denk ik krijg om altijd [D] heel wat water, maar alleen [A] als er [E] vrouwenlijkheid van zo [F#] wezig zijn.
[A] Ik zing niet [B] te verseren, ik ken karakter zogezijn, maar [A] dat is maar schijn.
Ik denk ik krijg om altijd [D] heel wat water, maar alleen [A] als er [E] vrouwenlijkheid van zo wezig zijn.
[A] Als er [N] vrouwenlijkheid van zo wezig zijn.
Ik ben niet [E] te verseren, ik ken karakter in de kraai, ik [A] haai niet klein.
Maar hij mag er niet meer bij, met [D] chocolade of marzipan, ik ben [A] niet van niks [E] gewezen,
ik ben te mooi te zijn.
[A] Ik ging eens door een cabaretto's, daar was me nog [E] wel leeg.
Ik werd er al ongesproken door een soort van travestiet.
[A] Ze zei kom lot en straal, en dan word ik [D] al droog.
Ik zing met een beste [A] jonge dok, [E] vooral dat hij [A] mij hoort.
Ik ben niet te [E] verseren, ik ken karakter in de kraai, ik [A] haai niet klein.
Maar hij mag er niet meer bij, met chocolade of [D] marzipan, ik ben niet van niks gewezen,
[E] ik ben te mooi te zijn.
[A] De jeugd van tegenwoordig doet soms wel een beetje [E] raar, want zoals ze in zijn maske,
ze was aanverdaad [A] in jaar.
Ze zei ik zit te kippen, ik kom dits mee door het [D] gemak.
Ik zei wacht tot ik groot ben, [E] anders vlieg ik in de bak.
Ik zing niet te [E] verseren, ik ken karakter in de kraai, [A] ik haai niet klein.
Maar hij mag er niet meer bij, met [D] chocolade of marzipan, ik ben [A] niet van niks [E] gewezen,
ik ben te mooi te zijn.
[A] Zo kwam ik eens per ongeluk voorbij de burggracht, ik zag er geen in de trui, zo lullig als de nacht.
Ze zei kom neer met showke, dan word ik [D] geswanniert.
Ik zei dat ik [A] in de goud niet [E] meer was, ik ge [A] pensioneerd.
Ik zing niet [E] te verseren, ik ken karakter in de kraai, ik [A] haai niet klein.
Maar hij mag er niet meer bij, met [D] chocolade of marzipan, ik ben [A] niet van niks [E] gewezen,
ik ben te mooi te zijn.
[A]
[N]
[E]
Maar als ik hier mijn hoofdje in slaap val en om [E] de zaal ga, dan voel ik in mijn broekje,
ik word [A] een verticaal.
De maskers hier alweer zich, [D] die zijn zo sympathiek, en ik zeg ik [A] wel nog wat,
[E] maar de roem niet [A] fanatiek.
Ik zing niet [E] te verseren, ik ken karakter zogezijn, maar [A] dat is maar schijn.
Ik denk ik krijg om altijd [D] heel wat water, maar alleen [A] als er [E] vrouwenlijkheid van zo [F#] wezig zijn.
[A] Ik zing niet [B] te verseren, ik ken karakter zogezijn, maar [A] dat is maar schijn.
Ik denk ik krijg om altijd [D] heel wat water, maar alleen [A] als er [E] vrouwenlijkheid van zo wezig zijn.
[A] Als er [N] vrouwenlijkheid van zo wezig zijn.
Key:
A
E
D
F#
B
A
E
D
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
[A] _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ Ik ben niet [E] te verseren, ik ken karakter in de kraai, ik [A] haai niet klein.
_ Maar hij mag er niet meer bij, met [D] chocolade of marzipan, ik ben [A] niet van niks [E] gewezen,
ik ben te mooi te zijn.
[A] _ Ik ging eens door een cabaretto's, daar was me nog [E] wel leeg.
Ik werd er al ongesproken door een soort van travestiet.
[A] _ Ze zei kom lot en straal, en dan word ik [D] al droog.
Ik zing met een beste [A] jonge dok, [E] vooral dat hij [A] mij hoort.
Ik ben _ niet te [E] verseren, ik ken karakter in de kraai, ik [A] haai niet klein.
_ Maar hij mag er niet meer bij, met chocolade of [D] marzipan, ik ben niet van niks gewezen,
[E] ik ben te mooi te zijn.
[A] _ De jeugd van tegenwoordig doet soms wel een beetje [E] raar, want zoals ze in zijn maske,
ze was aanverdaad [A] in jaar.
Ze zei ik zit te kippen, ik kom dits mee door het [D] gemak.
Ik zei wacht tot ik groot ben, [E] anders vlieg ik in de bak.
Ik zing niet te [E] verseren, ik ken karakter in de kraai, [A] ik haai niet klein.
_ Maar hij mag er niet meer bij, met [D] chocolade of marzipan, ik ben [A] niet van niks [E] gewezen,
ik ben te mooi te zijn.
[A] _ Zo kwam ik eens per ongeluk voorbij de burggracht, ik zag er geen in de trui, zo lullig als de nacht.
Ze zei kom neer met showke, dan word ik [D] geswanniert.
Ik zei dat ik [A] in de goud niet [E] meer was, ik ge [A] pensioneerd.
Ik zing niet [E] te verseren, ik ken karakter in de kraai, ik [A] haai niet klein.
_ Maar hij mag er niet meer bij, met [D] chocolade of marzipan, ik ben [A] niet van niks [E] gewezen,
ik ben te mooi te zijn.
[A] _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ [N] _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ [E] _ _ _ _ _ _
_ Maar als ik hier mijn hoofdje in slaap val en om [E] de zaal ga, dan voel ik in mijn broekje,
ik word [A] een verticaal.
De maskers hier alweer zich, [D] die zijn zo sympathiek, en ik zeg ik [A] wel nog wat,
[E] maar de roem niet [A] fanatiek.
Ik zing niet [E] te verseren, ik ken karakter zogezijn, maar [A] dat is maar schijn.
Ik denk ik krijg om altijd [D] heel wat water, maar alleen [A] als er [E] vrouwenlijkheid van zo [F#] wezig zijn.
[A] _ Ik zing niet [B] te verseren, ik ken karakter zogezijn, maar [A] dat is maar schijn.
_ Ik denk ik krijg om altijd [D] heel wat water, maar alleen [A] als er [E] vrouwenlijkheid van zo wezig zijn.
[A] _ Als er [N] vrouwenlijkheid van zo wezig zijn. _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
[A] _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ Ik ben niet [E] te verseren, ik ken karakter in de kraai, ik [A] haai niet klein.
_ Maar hij mag er niet meer bij, met [D] chocolade of marzipan, ik ben [A] niet van niks [E] gewezen,
ik ben te mooi te zijn.
[A] _ Ik ging eens door een cabaretto's, daar was me nog [E] wel leeg.
Ik werd er al ongesproken door een soort van travestiet.
[A] _ Ze zei kom lot en straal, en dan word ik [D] al droog.
Ik zing met een beste [A] jonge dok, [E] vooral dat hij [A] mij hoort.
Ik ben _ niet te [E] verseren, ik ken karakter in de kraai, ik [A] haai niet klein.
_ Maar hij mag er niet meer bij, met chocolade of [D] marzipan, ik ben niet van niks gewezen,
[E] ik ben te mooi te zijn.
[A] _ De jeugd van tegenwoordig doet soms wel een beetje [E] raar, want zoals ze in zijn maske,
ze was aanverdaad [A] in jaar.
Ze zei ik zit te kippen, ik kom dits mee door het [D] gemak.
Ik zei wacht tot ik groot ben, [E] anders vlieg ik in de bak.
Ik zing niet te [E] verseren, ik ken karakter in de kraai, [A] ik haai niet klein.
_ Maar hij mag er niet meer bij, met [D] chocolade of marzipan, ik ben [A] niet van niks [E] gewezen,
ik ben te mooi te zijn.
[A] _ Zo kwam ik eens per ongeluk voorbij de burggracht, ik zag er geen in de trui, zo lullig als de nacht.
Ze zei kom neer met showke, dan word ik [D] geswanniert.
Ik zei dat ik [A] in de goud niet [E] meer was, ik ge [A] pensioneerd.
Ik zing niet [E] te verseren, ik ken karakter in de kraai, ik [A] haai niet klein.
_ Maar hij mag er niet meer bij, met [D] chocolade of marzipan, ik ben [A] niet van niks [E] gewezen,
ik ben te mooi te zijn.
[A] _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ [N] _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ [E] _ _ _ _ _ _
_ Maar als ik hier mijn hoofdje in slaap val en om [E] de zaal ga, dan voel ik in mijn broekje,
ik word [A] een verticaal.
De maskers hier alweer zich, [D] die zijn zo sympathiek, en ik zeg ik [A] wel nog wat,
[E] maar de roem niet [A] fanatiek.
Ik zing niet [E] te verseren, ik ken karakter zogezijn, maar [A] dat is maar schijn.
Ik denk ik krijg om altijd [D] heel wat water, maar alleen [A] als er [E] vrouwenlijkheid van zo [F#] wezig zijn.
[A] _ Ik zing niet [B] te verseren, ik ken karakter zogezijn, maar [A] dat is maar schijn.
_ Ik denk ik krijg om altijd [D] heel wat water, maar alleen [A] als er [E] vrouwenlijkheid van zo wezig zijn.
[A] _ Als er [N] vrouwenlijkheid van zo wezig zijn. _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _