Chords for Robert Long - Perebloesem
Tempo:
71.9 bpm
Chords used:
G
D
C
A
E
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
Ik was pas [G] vier toen wij naar [D] Ederveen verhuisden.
En in het begin was ik verschrikkelijk alleen.
Ik was de stad gewend met circus, trams en bioscopen.
[F#m] En nu opeens alleen maar gras en wolken, vee en sloten [G] omheen.
Het was 48 toen mijn ouders [D] gingen scheiden.
Wij waren arm en het meeste was nog op de bom.
En mijn moeder vond een baan als huishoudster om voor ons twee te zorgen.
[A] Maar na de tijd [G] die ik de Pere Bloesemjaren noem, begon.
De tijd van Pere Bloesem was een [C] tijd van onvervuld verlangen.
[D] Zonder rechten, zonder [Bm] eisen, want [C] die had je niet als kind.
[D] Je moest naar school en naar de kerk met [C] zijn psalmen en gezangen.
Waar de god der wraken heerst met een ijzer [G] schrik bewind.
[F#] Volgens de dominee [B] was God ook [E] goedertieren.
Omdat [F#] voor christenen de hemel [E] open stond.
[A] Toen ik hem vroeg of dat dan ook [D] geldt voor de dieren.
Was [G] het antwoord nee.
Dat vond ik zo zielig [D] voor mijn hond.
[G] Heel [D] vervelend, gereformeerd [G] en vaak bekrompen.
[D] Elke dag een dikuur lopen [G] naar de school van meester Spek.
Op een stugge houten plank [C] geschuurde klompen.
[G] En het zakje boterham [A] aan een koortje [D] rond mijn nek.
Heederveen.
[G]
[D] [G] De tijd van Pere Bloesem was toch ook een [C] tijd van licht en ruite.
Elk seizoen zijn eigen [Bm] geuren, gras en bloemen, [G] hooi en nest.
De tijd bestond wel, maar het was anders.
[C] Alles had zijn eigen tempo.
[D] Ieder keer zijn eigen plek, een stal, een kooi, een hok, een nest.
[F#] Als ik uit school kwam was mijn moeder [E] daar.
Dan had ze [F#] altijd de thee op het [E] vaccinenlichtje staan.
Ze [A] hield van mij, maar voor het dorp [D] bleef ze die stadse heuvel.
Die [G] schoenen droeg en [A] van haar man af was [D] gegaan.
Heederveen.
Een beetje stug en [G] achterdochtig.
Tussen [D] de velden vol met koeien, bieten, [G] aardappels en graan.
Je kon [G] zo liefelijk zijn en tevens zo [C] hardvochtig.
Voor wie er [G] plotseling [A] alleen met zijn [D] problemen kwam te staan.
Heederveen.
[A] [G]
Die tijd van Pere Bloesem heeft [C] mijn toekomst fundament gegeven.
[D] Maar de wereld van mijn moeder [C] zakte weg in een [G] moeras.
Ze had geen keuze, maar het was beslist niet haar idee van leven.
[D] En dat snapte ik pas lang [D] nadat ze [G] overleden was.
[F#] Vlak na de oorlog [B] was gescheiden [E] zijn een schande.
En [F#m] ook om mij [B] zal ze de stad wel zijn [E] ontvlucht.
Maar [A] toen het noodlot haar in Heederveen liet [D] stranden.
Moest [G] ze vaak hebben [A] gedacht, oh God, [D] ik stik in dit gehucht.
Heederveen.
Het dorstendorp van alle dorpen.
[D] Ik heb er lezen, schrijven, rekenen [G] en schootbesef geleerd.
En echt, de goeie kanten heb ik [C] nooit verworven.
[G] Maar ik weet wel, als God de staat, [D] dan is die niet [G] gereformeerd.
[G] [C] [D] [G]
En in het begin was ik verschrikkelijk alleen.
Ik was de stad gewend met circus, trams en bioscopen.
[F#m] En nu opeens alleen maar gras en wolken, vee en sloten [G] omheen.
Het was 48 toen mijn ouders [D] gingen scheiden.
Wij waren arm en het meeste was nog op de bom.
En mijn moeder vond een baan als huishoudster om voor ons twee te zorgen.
[A] Maar na de tijd [G] die ik de Pere Bloesemjaren noem, begon.
De tijd van Pere Bloesem was een [C] tijd van onvervuld verlangen.
[D] Zonder rechten, zonder [Bm] eisen, want [C] die had je niet als kind.
[D] Je moest naar school en naar de kerk met [C] zijn psalmen en gezangen.
Waar de god der wraken heerst met een ijzer [G] schrik bewind.
[F#] Volgens de dominee [B] was God ook [E] goedertieren.
Omdat [F#] voor christenen de hemel [E] open stond.
[A] Toen ik hem vroeg of dat dan ook [D] geldt voor de dieren.
Was [G] het antwoord nee.
Dat vond ik zo zielig [D] voor mijn hond.
[G] Heel [D] vervelend, gereformeerd [G] en vaak bekrompen.
[D] Elke dag een dikuur lopen [G] naar de school van meester Spek.
Op een stugge houten plank [C] geschuurde klompen.
[G] En het zakje boterham [A] aan een koortje [D] rond mijn nek.
Heederveen.
[G]
[D] [G] De tijd van Pere Bloesem was toch ook een [C] tijd van licht en ruite.
Elk seizoen zijn eigen [Bm] geuren, gras en bloemen, [G] hooi en nest.
De tijd bestond wel, maar het was anders.
[C] Alles had zijn eigen tempo.
[D] Ieder keer zijn eigen plek, een stal, een kooi, een hok, een nest.
[F#] Als ik uit school kwam was mijn moeder [E] daar.
Dan had ze [F#] altijd de thee op het [E] vaccinenlichtje staan.
Ze [A] hield van mij, maar voor het dorp [D] bleef ze die stadse heuvel.
Die [G] schoenen droeg en [A] van haar man af was [D] gegaan.
Heederveen.
Een beetje stug en [G] achterdochtig.
Tussen [D] de velden vol met koeien, bieten, [G] aardappels en graan.
Je kon [G] zo liefelijk zijn en tevens zo [C] hardvochtig.
Voor wie er [G] plotseling [A] alleen met zijn [D] problemen kwam te staan.
Heederveen.
[A] [G]
Die tijd van Pere Bloesem heeft [C] mijn toekomst fundament gegeven.
[D] Maar de wereld van mijn moeder [C] zakte weg in een [G] moeras.
Ze had geen keuze, maar het was beslist niet haar idee van leven.
[D] En dat snapte ik pas lang [D] nadat ze [G] overleden was.
[F#] Vlak na de oorlog [B] was gescheiden [E] zijn een schande.
En [F#m] ook om mij [B] zal ze de stad wel zijn [E] ontvlucht.
Maar [A] toen het noodlot haar in Heederveen liet [D] stranden.
Moest [G] ze vaak hebben [A] gedacht, oh God, [D] ik stik in dit gehucht.
Heederveen.
Het dorstendorp van alle dorpen.
[D] Ik heb er lezen, schrijven, rekenen [G] en schootbesef geleerd.
En echt, de goeie kanten heb ik [C] nooit verworven.
[G] Maar ik weet wel, als God de staat, [D] dan is die niet [G] gereformeerd.
[G] [C] [D] [G]
Key:
G
D
C
A
E
G
D
C
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ Ik was pas [G] vier toen wij naar [D] Ederveen verhuisden.
En in het begin was ik verschrikkelijk alleen.
Ik was de stad gewend met circus, trams en bioscopen.
[F#m] En nu opeens alleen maar gras en wolken, vee en sloten [G] omheen.
Het was 48 toen mijn ouders [D] gingen scheiden.
Wij waren arm en het meeste was nog op de bom.
En mijn moeder vond een baan als huishoudster om voor ons twee te zorgen.
[A] Maar na de tijd [G] die ik de Pere Bloesemjaren noem, begon.
_ _ De tijd van Pere Bloesem was een [C] tijd van onvervuld verlangen.
[D] Zonder rechten, zonder [Bm] eisen, want [C] die had je niet als kind.
[D] Je moest naar school en naar de kerk met [C] zijn psalmen en gezangen.
Waar de god der wraken heerst met een ijzer [G] schrik bewind.
[F#] Volgens de dominee [B] was God ook [E] goedertieren. _
Omdat [F#] voor christenen de hemel [E] open stond.
[A] Toen ik hem vroeg of dat dan ook [D] geldt voor de dieren.
Was [G] het antwoord nee.
Dat vond ik zo zielig [D] voor mijn hond. _
[G] Heel [D] vervelend, gereformeerd [G] en vaak bekrompen. _
[D] Elke dag een dikuur lopen [G] naar de school van meester Spek.
Op een stugge houten plank [C] geschuurde klompen. _
[G] En het zakje boterham [A] aan een koortje [D] rond mijn nek. _
_ _ Heederveen.
_ _ [G] _ _
[D] _ _ [G] _ _ De tijd van Pere Bloesem was toch ook een [C] tijd van licht en ruite.
Elk seizoen zijn eigen [Bm] geuren, gras en bloemen, [G] hooi en nest.
De tijd bestond wel, maar het was anders.
[C] Alles had zijn eigen tempo.
[D] Ieder keer zijn eigen plek, een stal, een kooi, een hok, een nest.
[F#] Als ik uit school kwam was mijn moeder [E] daar.
Dan had ze [F#] altijd de thee op het [E] vaccinenlichtje staan.
Ze [A] hield van mij, maar voor het dorp [D] bleef ze die stadse heuvel.
Die [G] schoenen droeg en [A] van haar man af was [D] gegaan.
_ Heederveen.
Een beetje stug en [G] achterdochtig.
Tussen [D] de velden vol met koeien, bieten, [G] aardappels en graan.
Je kon [G] zo liefelijk zijn en tevens zo [C] hardvochtig.
Voor wie er [G] plotseling [A] alleen met zijn [D] problemen kwam te staan.
_ _ Heederveen. _
[A] _ [G] _ _ _ _ _ _
Die tijd van Pere Bloesem heeft [C] mijn toekomst fundament gegeven.
[D] Maar de wereld van mijn moeder [C] zakte weg in een [G] moeras.
Ze had geen keuze, maar het was beslist niet haar idee van leven.
[D] En dat snapte ik pas lang [D] nadat ze [G] overleden was.
[F#] Vlak na de oorlog [B] was gescheiden [E] zijn een schande.
En [F#m] ook om mij [B] zal ze de stad wel zijn [E] ontvlucht.
Maar [A] toen het noodlot haar in Heederveen liet [D] stranden.
Moest [G] ze vaak hebben [A] gedacht, oh God, [D] ik stik in dit gehucht. _
Heederveen.
Het dorstendorp van alle dorpen. _
[D] Ik heb er lezen, schrijven, rekenen [G] en schootbesef geleerd.
En echt, de goeie kanten heb ik [C] nooit verworven.
[G] Maar ik weet wel, als God de staat, [D] _ _ dan is die niet [G] gereformeerd.
_ _ _ [G] _ _ _ _ [C] _ _ [D] _ _ [G] _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ Ik was pas [G] vier toen wij naar [D] Ederveen verhuisden.
En in het begin was ik verschrikkelijk alleen.
Ik was de stad gewend met circus, trams en bioscopen.
[F#m] En nu opeens alleen maar gras en wolken, vee en sloten [G] omheen.
Het was 48 toen mijn ouders [D] gingen scheiden.
Wij waren arm en het meeste was nog op de bom.
En mijn moeder vond een baan als huishoudster om voor ons twee te zorgen.
[A] Maar na de tijd [G] die ik de Pere Bloesemjaren noem, begon.
_ _ De tijd van Pere Bloesem was een [C] tijd van onvervuld verlangen.
[D] Zonder rechten, zonder [Bm] eisen, want [C] die had je niet als kind.
[D] Je moest naar school en naar de kerk met [C] zijn psalmen en gezangen.
Waar de god der wraken heerst met een ijzer [G] schrik bewind.
[F#] Volgens de dominee [B] was God ook [E] goedertieren. _
Omdat [F#] voor christenen de hemel [E] open stond.
[A] Toen ik hem vroeg of dat dan ook [D] geldt voor de dieren.
Was [G] het antwoord nee.
Dat vond ik zo zielig [D] voor mijn hond. _
[G] Heel [D] vervelend, gereformeerd [G] en vaak bekrompen. _
[D] Elke dag een dikuur lopen [G] naar de school van meester Spek.
Op een stugge houten plank [C] geschuurde klompen. _
[G] En het zakje boterham [A] aan een koortje [D] rond mijn nek. _
_ _ Heederveen.
_ _ [G] _ _
[D] _ _ [G] _ _ De tijd van Pere Bloesem was toch ook een [C] tijd van licht en ruite.
Elk seizoen zijn eigen [Bm] geuren, gras en bloemen, [G] hooi en nest.
De tijd bestond wel, maar het was anders.
[C] Alles had zijn eigen tempo.
[D] Ieder keer zijn eigen plek, een stal, een kooi, een hok, een nest.
[F#] Als ik uit school kwam was mijn moeder [E] daar.
Dan had ze [F#] altijd de thee op het [E] vaccinenlichtje staan.
Ze [A] hield van mij, maar voor het dorp [D] bleef ze die stadse heuvel.
Die [G] schoenen droeg en [A] van haar man af was [D] gegaan.
_ Heederveen.
Een beetje stug en [G] achterdochtig.
Tussen [D] de velden vol met koeien, bieten, [G] aardappels en graan.
Je kon [G] zo liefelijk zijn en tevens zo [C] hardvochtig.
Voor wie er [G] plotseling [A] alleen met zijn [D] problemen kwam te staan.
_ _ Heederveen. _
[A] _ [G] _ _ _ _ _ _
Die tijd van Pere Bloesem heeft [C] mijn toekomst fundament gegeven.
[D] Maar de wereld van mijn moeder [C] zakte weg in een [G] moeras.
Ze had geen keuze, maar het was beslist niet haar idee van leven.
[D] En dat snapte ik pas lang [D] nadat ze [G] overleden was.
[F#] Vlak na de oorlog [B] was gescheiden [E] zijn een schande.
En [F#m] ook om mij [B] zal ze de stad wel zijn [E] ontvlucht.
Maar [A] toen het noodlot haar in Heederveen liet [D] stranden.
Moest [G] ze vaak hebben [A] gedacht, oh God, [D] ik stik in dit gehucht. _
Heederveen.
Het dorstendorp van alle dorpen. _
[D] Ik heb er lezen, schrijven, rekenen [G] en schootbesef geleerd.
En echt, de goeie kanten heb ik [C] nooit verworven.
[G] Maar ik weet wel, als God de staat, [D] _ _ dan is die niet [G] gereformeerd.
_ _ _ [G] _ _ _ _ [C] _ _ [D] _ _ [G] _ _
_ _ _ _ _ _ _ _