Chords for Rotterdam
Tempo:
106.8 bpm
Chords used:
C
Em
G
Eb
Gm
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[Em] [C] [G] [Em]
[C] [G] Huizenhoog, een grijze mast, [Em]
het wakend oog [C] op [G] ons gericht.
[Em] Zo [C] schoon het [G] beeld van deze stad, [Em]
alsof [C] zij van [D] binnenuit wordt verlicht.
[C] Een zwaan [D] die runt, het wiegen in ojn staart, [C] naar de golp der zee.
[D] Bij haar zijn [Bm] [Em] roesuitstaat, dat de [G] duinen stonen staan.
[Em] Dat de duinen [G] staan zonder haar, [C] dat de duinen [B] [Am] stonen [E] staan.
[G]
[E] De bliksem [Em] [G] splijken grauwele,
[Em] met [C] weergaloze [G] kracht.
[C] [G] Donderdragen bulder,
[Em] dreun dreigen door de [D] lacht.
[Em] Zij die nog leven, [D] opnieuw bevrijd.
[C] Zij die weten [D] hoe de oorlog [Bm] is geweest.
[Em] [C] [G] Ongestalen schaal, [Em] [C] [G] staan zonder haar.
[C] [G] [Am]
[Em] Ongestalen staal.
[G] [Em]
Hoge hakken, natte [G] klinker,
[Em] [C] korte [G] lokken, lippenrood.
[Em] [C] Verbergen haar, [G] verwoest gezicht,
[Em] [G] op de markt [D] van de dood.
[C] Hij kruipt, hij krimpt, [D] zij kruunt ze lang.
[C] Om de hoed, [D] die elders op [Em] haar [Gm] waag.
[Eb] [Bb]
[Gm] [Eb] [Bb]
[Eb] [Dm] [Cm] [F]
[G] [Eb] De rivier, tot [Bb] liefde uit de staart.
[Gm] Met [Eb] haar stromen, [Bb]
oestendgaat.
[Gm] [Eb] Steen, staal, [Bb] puur en vlaat.
[Gm] Het [Eb] nieuwe hart, dat [F] zich ontvaart.
[Eb] [F] Op wij die gaan, [Eb] en de liefde worden staat.
[F] Die zich [Cm] niet [Gm] beslijnen laat.
[Eb] [Bb]
[Gm] Ongestalen schaal, [Eb] [Bb] staat zonder haar.
[Eb] [Cm]
[F] Ongestalen staal, op je [Gm] daal.
[Bb] [Gm]
[F] [Bb] Er [Gm]
[Bb] [Gm]
[Eb] [Cm] [Bb]
[N]
gebeurt van alles, en er wordt nu in de zaal onder toekijk gedaan.
En ik vind dat u er moet komen.
We moeten geluid hebben op de monitor.
Ja, daar zijn we.
Ontzettend bedankt.
[Em] [N]
[Em] [D]
[G] [Em] [C] [G]
[Em] [C] Huizenhoog, [G] een grijze mars.
[Em] Het [C] wapendog op ons [G] gericht.
[Em] Zo [C] schoon het beeld [G] van deze stad.
[Em] [C] Alsof zij van [D] binnenuit wordt verlicht.
[C] Een zwaan [G] die rust met [D] die genimmer [Am] staat.
[C] Naar de god [G] der zee, [D] bij haar zijn [Bm] roes uitstaat.
[Em] Dat de [C] dag,
[G] ongestalen schaal.
[Em] Dat de [C] dag,
[G] staat zonder haar.
[C] Dat de [B]
[Am] dag, [E] ongestalen staal.
[G]
[Em] De [C] bliksem [G] splijt, de grauwe leur.
[Em] Het [C] weer gaat langs het [G] raam.
[Em] [C] Donder traag, [G] beulder.
[Em] [C] Droomdreigend door [D] de paal.
[C] Zij die nog leven, [D] opnieuw [C] bedenkt.
Zij die weten [D] hoe de oorlog [Bm] is [Em] geweest.
Dat de [C] dag,
[G] ongestalen staal.
[Em] Dat de [C] dag,
[G] staat zonder haar.
[C] Dat de dag,
[Am] [Em] ongestalen staal.
[G]
[Em] [C] Hoge haken, [G] natte pinten.
[Em] [C] Wordt er [G] roepen, ligt een rook.
[Em] We hebben [C] even [G] haar, een bleu hoes gezien.
[Em] Op [C] de markt, van [D] de dood.
[C] Hij kruipt, hij [D] klinkt, zij kluit z'n [C] naam.
Onder [G] roes, die [D] elders op haar [Gm] wacht.
[Eb]
[Bb] Dat de dag, ongestalen staal.
[Gm] [Eb]
[Bb] Staat zonder haar.
[Eb]
[Cm] Dat de [F] dag, ongestalen staal.
[Gm] [Bb]
[Gm] [Eb] [Bb]
[Gm] [Eb] [Bb]
[Gm] [Eb] [F]
[Eb] [F]
[Eb] [F] [Dm] Dat [Gm] de dag, [Eb] [Bb]
[Gm] [Eb] [Bb]
[Eb] [Bb] [Cm] ongestalen [F] staal.
[Gm] Dat de [Bb] dag, dat de [Gm] [Bb] dag.
[Gm] Dat de [Eb] dag.
[A] [Bb]
Dat de dag.
[N]
[C] [G] Huizenhoog, een grijze mast, [Em]
het wakend oog [C] op [G] ons gericht.
[Em] Zo [C] schoon het [G] beeld van deze stad, [Em]
alsof [C] zij van [D] binnenuit wordt verlicht.
[C] Een zwaan [D] die runt, het wiegen in ojn staart, [C] naar de golp der zee.
[D] Bij haar zijn [Bm] [Em] roesuitstaat, dat de [G] duinen stonen staan.
[Em] Dat de duinen [G] staan zonder haar, [C] dat de duinen [B] [Am] stonen [E] staan.
[G]
[E] De bliksem [Em] [G] splijken grauwele,
[Em] met [C] weergaloze [G] kracht.
[C] [G] Donderdragen bulder,
[Em] dreun dreigen door de [D] lacht.
[Em] Zij die nog leven, [D] opnieuw bevrijd.
[C] Zij die weten [D] hoe de oorlog [Bm] is geweest.
[Em] [C] [G] Ongestalen schaal, [Em] [C] [G] staan zonder haar.
[C] [G] [Am]
[Em] Ongestalen staal.
[G] [Em]
Hoge hakken, natte [G] klinker,
[Em] [C] korte [G] lokken, lippenrood.
[Em] [C] Verbergen haar, [G] verwoest gezicht,
[Em] [G] op de markt [D] van de dood.
[C] Hij kruipt, hij krimpt, [D] zij kruunt ze lang.
[C] Om de hoed, [D] die elders op [Em] haar [Gm] waag.
[Eb] [Bb]
[Gm] [Eb] [Bb]
[Eb] [Dm] [Cm] [F]
[G] [Eb] De rivier, tot [Bb] liefde uit de staart.
[Gm] Met [Eb] haar stromen, [Bb]
oestendgaat.
[Gm] [Eb] Steen, staal, [Bb] puur en vlaat.
[Gm] Het [Eb] nieuwe hart, dat [F] zich ontvaart.
[Eb] [F] Op wij die gaan, [Eb] en de liefde worden staat.
[F] Die zich [Cm] niet [Gm] beslijnen laat.
[Eb] [Bb]
[Gm] Ongestalen schaal, [Eb] [Bb] staat zonder haar.
[Eb] [Cm]
[F] Ongestalen staal, op je [Gm] daal.
[Bb] [Gm]
[F] [Bb] Er [Gm]
[Bb] [Gm]
[Eb] [Cm] [Bb]
[N]
gebeurt van alles, en er wordt nu in de zaal onder toekijk gedaan.
En ik vind dat u er moet komen.
We moeten geluid hebben op de monitor.
Ja, daar zijn we.
Ontzettend bedankt.
[Em] [N]
[Em] [D]
[G] [Em] [C] [G]
[Em] [C] Huizenhoog, [G] een grijze mars.
[Em] Het [C] wapendog op ons [G] gericht.
[Em] Zo [C] schoon het beeld [G] van deze stad.
[Em] [C] Alsof zij van [D] binnenuit wordt verlicht.
[C] Een zwaan [G] die rust met [D] die genimmer [Am] staat.
[C] Naar de god [G] der zee, [D] bij haar zijn [Bm] roes uitstaat.
[Em] Dat de [C] dag,
[G] ongestalen schaal.
[Em] Dat de [C] dag,
[G] staat zonder haar.
[C] Dat de [B]
[Am] dag, [E] ongestalen staal.
[G]
[Em] De [C] bliksem [G] splijt, de grauwe leur.
[Em] Het [C] weer gaat langs het [G] raam.
[Em] [C] Donder traag, [G] beulder.
[Em] [C] Droomdreigend door [D] de paal.
[C] Zij die nog leven, [D] opnieuw [C] bedenkt.
Zij die weten [D] hoe de oorlog [Bm] is [Em] geweest.
Dat de [C] dag,
[G] ongestalen staal.
[Em] Dat de [C] dag,
[G] staat zonder haar.
[C] Dat de dag,
[Am] [Em] ongestalen staal.
[G]
[Em] [C] Hoge haken, [G] natte pinten.
[Em] [C] Wordt er [G] roepen, ligt een rook.
[Em] We hebben [C] even [G] haar, een bleu hoes gezien.
[Em] Op [C] de markt, van [D] de dood.
[C] Hij kruipt, hij [D] klinkt, zij kluit z'n [C] naam.
Onder [G] roes, die [D] elders op haar [Gm] wacht.
[Eb]
[Bb] Dat de dag, ongestalen staal.
[Gm] [Eb]
[Bb] Staat zonder haar.
[Eb]
[Cm] Dat de [F] dag, ongestalen staal.
[Gm] [Bb]
[Gm] [Eb] [Bb]
[Gm] [Eb] [Bb]
[Gm] [Eb] [F]
[Eb] [F]
[Eb] [F] [Dm] Dat [Gm] de dag, [Eb] [Bb]
[Gm] [Eb] [Bb]
[Eb] [Bb] [Cm] ongestalen [F] staal.
[Gm] Dat de [Bb] dag, dat de [Gm] [Bb] dag.
[Gm] Dat de [Eb] dag.
[A] [Bb]
Dat de dag.
[N]
Key:
C
Em
G
Eb
Gm
C
Em
G
[Em] _ [C] _ _ [G] _ _ _ [Em] _ _
_ [C] _ [G] Huizenhoog, een grijze mast, [Em]
het wakend oog [C] op [G] ons _ gericht. _
[Em] Zo [C] schoon het [G] beeld van deze stad, _ [Em] _
alsof [C] zij van [D] binnenuit wordt verlicht.
[C] Een zwaan [D] die runt, het wiegen in ojn staart, [C] naar de golp der zee.
[D] Bij haar zijn [Bm] [Em] roesuitstaat, dat de [G] duinen _ stonen staan.
[Em] Dat de duinen [G] staan zonder haar, [C] dat de duinen [B] _ _ [Am] _ _ stonen [E] staan.
[G] _ _ _ _ _ _
[E] De bliksem [Em] [G] splijken grauwele, _
[Em] met [C] weergaloze [G] kracht. _ _
_ _ [C] [G] Donderdragen _ bulder, _
[Em] dreun dreigen door de [D] lacht. _
[Em] Zij die nog leven, [D] opnieuw bevrijd.
[C] Zij die weten [D] hoe de oorlog [Bm] is geweest.
[Em] _ _ [C] _ _ [G] _ Ongestalen schaal, [Em] _ _ [C] _ [G] staan zonder haar.
[C] _ _ [G] _ _ [Am] _ _ _
[Em] Ongestalen staal.
_ _ [G] _ _ _ [Em] _
_ Hoge hakken, natte [G] klinker, _
[Em] _ [C] korte [G] lokken, _ lippenrood. _
[Em] _ [C] Verbergen haar, [G] verwoest gezicht, _
[Em] _ [G] op de markt [D] van de dood. _
[C] Hij kruipt, hij krimpt, [D] zij kruunt ze lang.
[C] _ Om de hoed, [D] die elders op [Em] haar [Gm] waag.
_ _ [Eb] _ _ [Bb] _ _ _ _
[Gm] _ _ [Eb] _ _ [Bb] _ _ _ _
[Eb] _ _ [Dm] _ _ [Cm] _ _ _ [F] _
_ _ _ [G] _ [Eb] De rivier, tot [Bb] liefde uit de staart.
_ [Gm] Met [Eb] haar stromen, [Bb] _
oestendgaat.
_ [Gm] _ [Eb] Steen, staal, [Bb] puur en vlaat.
_ [Gm] Het [Eb] nieuwe hart, dat [F] zich ontvaart.
_ _ [Eb] _ _ _ [F] Op wij die gaan, [Eb] en de liefde worden staat.
[F] Die zich [Cm] niet [Gm] beslijnen laat.
_ [Eb] _ _ _ [Bb] _
_ _ _ [Gm] Ongestalen schaal, [Eb] _ [Bb] staat zonder haar.
_ [Eb] _ _ _ _ [Cm] _
_ [F] Ongestalen staal, op je [Gm] daal.
[Bb] _ _ _ _ _ _ _ [Gm] _
[F] _ _ [Bb] _ Er [Gm] _ _ _
[Bb] _ _ _ _ _ [Gm] _ _ _
_ [Eb] _ _ _ [Cm] _ [Bb] _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ [N] _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ gebeurt van alles, en er wordt nu in de zaal onder toekijk gedaan.
En ik vind dat u er moet komen. _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ We moeten geluid hebben op de monitor.
Ja, daar zijn we.
Ontzettend bedankt. _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
[Em] _ _ _ _ [N] _ _ _ _
_ _ _ [Em] _ _ [D] _ _ _
[G] _ _ _ _ [Em] _ _ [C] _ [G] _
_ _ _ [Em] _ _ _ [C] Huizenhoog, [G] een grijze mars.
[Em] Het [C] wapendog op ons [G] gericht.
_ _ [Em] Zo [C] schoon het beeld [G] van deze stad.
_ [Em] _ [C] Alsof zij van [D] binnenuit wordt verlicht.
[C] Een zwaan [G] die rust met [D] die genimmer [Am] staat.
[C] Naar de god [G] der zee, [D] bij haar zijn [Bm] roes uitstaat.
[Em] Dat de [C] dag, _
[G] _ ongestalen schaal.
[Em] Dat de [C] dag, _
[G] staat zonder haar.
[C] Dat de _ [B] _ _
[Am] _ dag, [E] ongestalen staal.
[G] _ _
_ _ _ _ [Em] De [C] bliksem [G] splijt, de grauwe leur.
_ [Em] Het [C] weer gaat langs het [G] raam.
_ _ [Em] _ [C] Donder traag, [G] beulder.
_ _ [Em] _ _ [C] Droomdreigend door [D] de paal.
_ _ [C] Zij die nog leven, [D] opnieuw _ _ [C] bedenkt.
Zij die weten [D] hoe de oorlog [Bm] is [Em] geweest.
Dat de [C] dag, _
[G] ongestalen staal.
[Em] Dat de [C] dag, _
[G] staat zonder haar.
[C] Dat de dag, _
[Am] _ _ _ [Em] ongestalen staal.
[G] _ _
_ _ _ _ [Em] _ [C] Hoge haken, [G] natte pinten.
_ [Em] _ [C] Wordt er [G] roepen, ligt een rook.
_ _ [Em] _ We hebben [C] even [G] haar, een bleu hoes gezien.
[Em] _ Op [C] de markt, van [D] de dood.
_ [C] Hij kruipt, hij [D] klinkt, zij kluit z'n [C] naam.
_ Onder [G] roes, die [D] elders op haar [Gm] wacht.
_ [Eb] _
[Bb] Dat de dag, ongestalen staal.
[Gm] _ _ [Eb] _ _
[Bb] Staat zonder haar.
[Eb] _ _ _ _
[Cm] _ _ Dat de [F] dag, ongestalen staal. _
[Gm] _ _ [Bb] _ _ _ _ _ _
[Gm] _ _ _ [Eb] _ [Bb] _ _ _ _
[Gm] _ _ [Eb] _ _ [Bb] _ _ _ _
[Gm] _ _ [Eb] _ _ [F] _ _ _ _
[Eb] _ _ _ _ [F] _ _ _ _
[Eb] _ _ _ _ [F] _ _ [Dm] Dat [Gm] de dag, _ [Eb] _ _ [Bb] _ _ _ _
[Gm] _ _ [Eb] _ _ [Bb] _ _ _ _
[Eb] _ _ [Bb] _ _ [Cm] _ _ ongestalen [F] _ staal.
[Gm] Dat de [Bb] dag, _ _ _ _ _ _ _ _ dat de _ _ _ _ [Gm] [Bb] dag. _ _
_ _ [Gm] Dat de [Eb] dag. _
_ [A] _ [Bb] _ _ _ _ _ _
_ _ Dat de dag.
[N] _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
_ [C] _ [G] Huizenhoog, een grijze mast, [Em]
het wakend oog [C] op [G] ons _ gericht. _
[Em] Zo [C] schoon het [G] beeld van deze stad, _ [Em] _
alsof [C] zij van [D] binnenuit wordt verlicht.
[C] Een zwaan [D] die runt, het wiegen in ojn staart, [C] naar de golp der zee.
[D] Bij haar zijn [Bm] [Em] roesuitstaat, dat de [G] duinen _ stonen staan.
[Em] Dat de duinen [G] staan zonder haar, [C] dat de duinen [B] _ _ [Am] _ _ stonen [E] staan.
[G] _ _ _ _ _ _
[E] De bliksem [Em] [G] splijken grauwele, _
[Em] met [C] weergaloze [G] kracht. _ _
_ _ [C] [G] Donderdragen _ bulder, _
[Em] dreun dreigen door de [D] lacht. _
[Em] Zij die nog leven, [D] opnieuw bevrijd.
[C] Zij die weten [D] hoe de oorlog [Bm] is geweest.
[Em] _ _ [C] _ _ [G] _ Ongestalen schaal, [Em] _ _ [C] _ [G] staan zonder haar.
[C] _ _ [G] _ _ [Am] _ _ _
[Em] Ongestalen staal.
_ _ [G] _ _ _ [Em] _
_ Hoge hakken, natte [G] klinker, _
[Em] _ [C] korte [G] lokken, _ lippenrood. _
[Em] _ [C] Verbergen haar, [G] verwoest gezicht, _
[Em] _ [G] op de markt [D] van de dood. _
[C] Hij kruipt, hij krimpt, [D] zij kruunt ze lang.
[C] _ Om de hoed, [D] die elders op [Em] haar [Gm] waag.
_ _ [Eb] _ _ [Bb] _ _ _ _
[Gm] _ _ [Eb] _ _ [Bb] _ _ _ _
[Eb] _ _ [Dm] _ _ [Cm] _ _ _ [F] _
_ _ _ [G] _ [Eb] De rivier, tot [Bb] liefde uit de staart.
_ [Gm] Met [Eb] haar stromen, [Bb] _
oestendgaat.
_ [Gm] _ [Eb] Steen, staal, [Bb] puur en vlaat.
_ [Gm] Het [Eb] nieuwe hart, dat [F] zich ontvaart.
_ _ [Eb] _ _ _ [F] Op wij die gaan, [Eb] en de liefde worden staat.
[F] Die zich [Cm] niet [Gm] beslijnen laat.
_ [Eb] _ _ _ [Bb] _
_ _ _ [Gm] Ongestalen schaal, [Eb] _ [Bb] staat zonder haar.
_ [Eb] _ _ _ _ [Cm] _
_ [F] Ongestalen staal, op je [Gm] daal.
[Bb] _ _ _ _ _ _ _ [Gm] _
[F] _ _ [Bb] _ Er [Gm] _ _ _
[Bb] _ _ _ _ _ [Gm] _ _ _
_ [Eb] _ _ _ [Cm] _ [Bb] _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ [N] _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ gebeurt van alles, en er wordt nu in de zaal onder toekijk gedaan.
En ik vind dat u er moet komen. _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ We moeten geluid hebben op de monitor.
Ja, daar zijn we.
Ontzettend bedankt. _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
[Em] _ _ _ _ [N] _ _ _ _
_ _ _ [Em] _ _ [D] _ _ _
[G] _ _ _ _ [Em] _ _ [C] _ [G] _
_ _ _ [Em] _ _ _ [C] Huizenhoog, [G] een grijze mars.
[Em] Het [C] wapendog op ons [G] gericht.
_ _ [Em] Zo [C] schoon het beeld [G] van deze stad.
_ [Em] _ [C] Alsof zij van [D] binnenuit wordt verlicht.
[C] Een zwaan [G] die rust met [D] die genimmer [Am] staat.
[C] Naar de god [G] der zee, [D] bij haar zijn [Bm] roes uitstaat.
[Em] Dat de [C] dag, _
[G] _ ongestalen schaal.
[Em] Dat de [C] dag, _
[G] staat zonder haar.
[C] Dat de _ [B] _ _
[Am] _ dag, [E] ongestalen staal.
[G] _ _
_ _ _ _ [Em] De [C] bliksem [G] splijt, de grauwe leur.
_ [Em] Het [C] weer gaat langs het [G] raam.
_ _ [Em] _ [C] Donder traag, [G] beulder.
_ _ [Em] _ _ [C] Droomdreigend door [D] de paal.
_ _ [C] Zij die nog leven, [D] opnieuw _ _ [C] bedenkt.
Zij die weten [D] hoe de oorlog [Bm] is [Em] geweest.
Dat de [C] dag, _
[G] ongestalen staal.
[Em] Dat de [C] dag, _
[G] staat zonder haar.
[C] Dat de dag, _
[Am] _ _ _ [Em] ongestalen staal.
[G] _ _
_ _ _ _ [Em] _ [C] Hoge haken, [G] natte pinten.
_ [Em] _ [C] Wordt er [G] roepen, ligt een rook.
_ _ [Em] _ We hebben [C] even [G] haar, een bleu hoes gezien.
[Em] _ Op [C] de markt, van [D] de dood.
_ [C] Hij kruipt, hij [D] klinkt, zij kluit z'n [C] naam.
_ Onder [G] roes, die [D] elders op haar [Gm] wacht.
_ [Eb] _
[Bb] Dat de dag, ongestalen staal.
[Gm] _ _ [Eb] _ _
[Bb] Staat zonder haar.
[Eb] _ _ _ _
[Cm] _ _ Dat de [F] dag, ongestalen staal. _
[Gm] _ _ [Bb] _ _ _ _ _ _
[Gm] _ _ _ [Eb] _ [Bb] _ _ _ _
[Gm] _ _ [Eb] _ _ [Bb] _ _ _ _
[Gm] _ _ [Eb] _ _ [F] _ _ _ _
[Eb] _ _ _ _ [F] _ _ _ _
[Eb] _ _ _ _ [F] _ _ [Dm] Dat [Gm] de dag, _ [Eb] _ _ [Bb] _ _ _ _
[Gm] _ _ [Eb] _ _ [Bb] _ _ _ _
[Eb] _ _ [Bb] _ _ [Cm] _ _ ongestalen [F] _ staal.
[Gm] Dat de [Bb] dag, _ _ _ _ _ _ _ _ dat de _ _ _ _ [Gm] [Bb] dag. _ _
_ _ [Gm] Dat de [Eb] dag. _
_ [A] _ [Bb] _ _ _ _ _ _
_ _ Dat de dag.
[N] _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _