Boudewijn De Groot – Het Beste Van Boudewijn De Groot - De Kinderballade Chords
Tempo:
85.8 bpm
Chords used:
D
A
G
Bm
Am
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret

Jam Along & Learn...
[D]
[G] [E] [A]
[D] Hij was twaalf, had rappeleden, [Am] Jongen uit de Hof van Ede.
[Bm] Als hij lachte, lachten [A] luidkeels Alle leeuwen rieken mee.
[D] Met zijn blikkering van tan, Op [Am] zijn marmerbleke handen,
[Bm] Leek hij op een terengel [Gm] Uit een [A] sierlijk [D] balmaskeet.
[F#m] Hij kon klaterhelder zingen, [G] En zijn haar ook naarsringen.
[D] O, hij was een waterprins, Die [Bm] in zijn pak van [A] goud lameel
Was [A] ontstegen [D] aan de zee.
Zij was dertien, een gazelle, [Am] En haar naam was Annabelle.
[Bm]
Annabelle noemde haar [A] zowel De hinden als het reen.
[D] Met haar helder rode wangen, Met [Am] haar glinsterende spangen,
[Bm] Leek zij in haar [Gm] gazenbruidjurk Meest [A] nog op een [D] toverveen.
[F#m] Blauw waren haar vreemde ogen, [G] Blauw maar zonder mededogen.
[D] O, ze was een kleine meermin, [Bm] Die maar net [A] van liever leen
Was ontstegen [D] aan de zee.
Samen in het ochtendgloren, [Dm] Wandelden ze langs het koren,
[Bm] Mild en zonder ze te storen, Scheen het zonlicht [A] naar beneden.
[D] En onder de roze stralen, Kuste hij haar lippen draalend,
[Bm] En hij zei haar wonderwoorden, Zelfs het gras [D] luisterde mee.
[F#m] Op het horen van die woorden, [G] Week voor hen gedweed koren,
[D] En het lispelde, wees welkom, En bood [G] doorgang aan de twee.
[Em]
Zoals eens de [D] rode zee.
[G] [Bm] [A]
[D] [Am]
[G] [Bm] [A]
[D] [C]
[G] Toen hij op geblaf van honden, Dagen later werd gevonden,
Lag de blanke prins [C] geschonden, In het [Am] koren zonder vee.
[D] [Am] Met zijn dode [E] grote [D] ogen, Keek hij roerloos naar [G] omhoog,
En langzaam ritselde [C] zijn bloed nog, Uit een [D] gruwelijke snee.
[G]
[A]
[D] Niemand wist meer te vertellen, [Am] Hoe zeer kleine Annabelle,
[Bm] Had gehouden van haar engel, [Gm] Uit het [A] sierlijk Balmaskeer,
Maar nog altijd [D] ruiste zeer.
[D] [G] [A]
[D]
[G] [E] [A]
[D] Hij was twaalf, had rappeleden, [Am] Jongen uit de Hof van Ede.
[Bm] Als hij lachte, lachten [A] luidkeels Alle leeuwen rieken mee.
[D] Met zijn blikkering van tan, Op [Am] zijn marmerbleke handen,
[Bm] Leek hij op een terengel [Gm] Uit een [A] sierlijk [D] balmaskeet.
[F#m] Hij kon klaterhelder zingen, [G] En zijn haar ook naarsringen.
[D] O, hij was een waterprins, Die [Bm] in zijn pak van [A] goud lameel
Was [A] ontstegen [D] aan de zee.
Zij was dertien, een gazelle, [Am] En haar naam was Annabelle.
[Bm]
Annabelle noemde haar [A] zowel De hinden als het reen.
[D] Met haar helder rode wangen, Met [Am] haar glinsterende spangen,
[Bm] Leek zij in haar [Gm] gazenbruidjurk Meest [A] nog op een [D] toverveen.
[F#m] Blauw waren haar vreemde ogen, [G] Blauw maar zonder mededogen.
[D] O, ze was een kleine meermin, [Bm] Die maar net [A] van liever leen
Was ontstegen [D] aan de zee.
Samen in het ochtendgloren, [Dm] Wandelden ze langs het koren,
[Bm] Mild en zonder ze te storen, Scheen het zonlicht [A] naar beneden.
[D] En onder de roze stralen, Kuste hij haar lippen draalend,
[Bm] En hij zei haar wonderwoorden, Zelfs het gras [D] luisterde mee.
[F#m] Op het horen van die woorden, [G] Week voor hen gedweed koren,
[D] En het lispelde, wees welkom, En bood [G] doorgang aan de twee.
[Em]
Zoals eens de [D] rode zee.
[G] [Bm] [A]
[D] [Am]
[G] [Bm] [A]
[D] [C]
[G] Toen hij op geblaf van honden, Dagen later werd gevonden,
Lag de blanke prins [C] geschonden, In het [Am] koren zonder vee.
[D] [Am] Met zijn dode [E] grote [D] ogen, Keek hij roerloos naar [G] omhoog,
En langzaam ritselde [C] zijn bloed nog, Uit een [D] gruwelijke snee.
[G]
[A]
[D] Niemand wist meer te vertellen, [Am] Hoe zeer kleine Annabelle,
[Bm] Had gehouden van haar engel, [Gm] Uit het [A] sierlijk Balmaskeer,
Maar nog altijd [D] ruiste zeer.
[D] [G] [A]
[D]
100% ➙ 86BPM
D
A
G
Bm
Am
D
A
G
_ _ _ _ [D] _ _ _ _
[G] _ _ _ _ [E] _ _ [A] _ _
[D] _ _ _ _ _ _ Hij was twaalf, had rappeleden, [Am] Jongen uit de Hof van Ede.
[Bm] Als hij lachte, lachten [A] luidkeels Alle leeuwen rieken mee.
[D] Met zijn blikkering van tan, Op [Am] zijn marmerbleke handen,
[Bm] Leek hij op een terengel [Gm] Uit een [A] sierlijk [D] balmaskeet. _
[F#m] Hij kon klaterhelder zingen, [G] En zijn haar ook naarsringen.
[D] O, hij was een waterprins, Die [Bm] in zijn pak van [A] goud lameel
Was [A] ontstegen [D] aan de zee. _ _
_ _ _ _ _ _ Zij was dertien, een gazelle, [Am] En haar naam was Annabelle.
[Bm]
Annabelle noemde haar [A] zowel De hinden als het reen.
[D] Met haar helder rode wangen, Met [Am] haar glinsterende spangen,
[Bm] Leek zij in haar [Gm] gazenbruidjurk Meest [A] nog op een [D] toverveen. _
[F#m] Blauw waren haar vreemde ogen, [G] Blauw maar zonder mededogen.
[D] O, ze was een kleine meermin, [Bm] Die maar net [A] van liever leen
Was ontstegen [D] aan de zee. _ _
_ _ _ Samen in het ochtendgloren, [Dm] Wandelden ze langs het koren,
[Bm] Mild en zonder ze te storen, Scheen het zonlicht [A] naar beneden.
[D] En onder de roze stralen, Kuste hij haar lippen draalend,
[Bm] En hij zei haar wonderwoorden, Zelfs het gras [D] luisterde mee. _ _ _ _
_ [F#m] Op het horen van die woorden, [G] Week voor hen gedweed koren,
[D] En het lispelde, wees welkom, En bood [G] doorgang aan de twee.
_ _ [Em] _ _ _ _
Zoals eens de [D] rode zee. _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ [G] _ [Bm] _ _ _ [A] _ _
_ _ [D] _ _ _ _ _ [Am] _
_ _ [G] _ [Bm] _ _ _ _ [A] _
[D] _ _ _ _ _ _ [C] _ _
[G] Toen hij op geblaf van honden, Dagen later werd gevonden,
Lag de blanke prins [C] geschonden, In het [Am] koren zonder vee.
_ [D] _ _ [Am] Met zijn dode [E] grote [D] ogen, Keek hij roerloos naar [G] omhoog,
En langzaam ritselde [C] zijn bloed nog, Uit een [D] gruwelijke snee.
_ [G] _
_ _ _ _ _ _ _ [A] _
_ _ [D] Niemand wist meer te vertellen, [Am] Hoe zeer kleine Annabelle,
[Bm] Had gehouden van haar engel, [Gm] Uit het [A] sierlijk Balmaskeer,
_ Maar nog altijd [D] ruiste zeer.
_ _ _ [D] _ _ _ [G] _ _ _ _ _ _ [A] _
[D] _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
[G] _ _ _ _ [E] _ _ [A] _ _
[D] _ _ _ _ _ _ Hij was twaalf, had rappeleden, [Am] Jongen uit de Hof van Ede.
[Bm] Als hij lachte, lachten [A] luidkeels Alle leeuwen rieken mee.
[D] Met zijn blikkering van tan, Op [Am] zijn marmerbleke handen,
[Bm] Leek hij op een terengel [Gm] Uit een [A] sierlijk [D] balmaskeet. _
[F#m] Hij kon klaterhelder zingen, [G] En zijn haar ook naarsringen.
[D] O, hij was een waterprins, Die [Bm] in zijn pak van [A] goud lameel
Was [A] ontstegen [D] aan de zee. _ _
_ _ _ _ _ _ Zij was dertien, een gazelle, [Am] En haar naam was Annabelle.
[Bm]
Annabelle noemde haar [A] zowel De hinden als het reen.
[D] Met haar helder rode wangen, Met [Am] haar glinsterende spangen,
[Bm] Leek zij in haar [Gm] gazenbruidjurk Meest [A] nog op een [D] toverveen. _
[F#m] Blauw waren haar vreemde ogen, [G] Blauw maar zonder mededogen.
[D] O, ze was een kleine meermin, [Bm] Die maar net [A] van liever leen
Was ontstegen [D] aan de zee. _ _
_ _ _ Samen in het ochtendgloren, [Dm] Wandelden ze langs het koren,
[Bm] Mild en zonder ze te storen, Scheen het zonlicht [A] naar beneden.
[D] En onder de roze stralen, Kuste hij haar lippen draalend,
[Bm] En hij zei haar wonderwoorden, Zelfs het gras [D] luisterde mee. _ _ _ _
_ [F#m] Op het horen van die woorden, [G] Week voor hen gedweed koren,
[D] En het lispelde, wees welkom, En bood [G] doorgang aan de twee.
_ _ [Em] _ _ _ _
Zoals eens de [D] rode zee. _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ [G] _ [Bm] _ _ _ [A] _ _
_ _ [D] _ _ _ _ _ [Am] _
_ _ [G] _ [Bm] _ _ _ _ [A] _
[D] _ _ _ _ _ _ [C] _ _
[G] Toen hij op geblaf van honden, Dagen later werd gevonden,
Lag de blanke prins [C] geschonden, In het [Am] koren zonder vee.
_ [D] _ _ [Am] Met zijn dode [E] grote [D] ogen, Keek hij roerloos naar [G] omhoog,
En langzaam ritselde [C] zijn bloed nog, Uit een [D] gruwelijke snee.
_ [G] _
_ _ _ _ _ _ _ [A] _
_ _ [D] Niemand wist meer te vertellen, [Am] Hoe zeer kleine Annabelle,
[Bm] Had gehouden van haar engel, [Gm] Uit het [A] sierlijk Balmaskeer,
_ Maar nog altijd [D] ruiste zeer.
_ _ _ [D] _ _ _ [G] _ _ _ _ _ _ [A] _
[D] _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _