Chords for de straatzangers - mijn fiere schooierhart
Tempo:
107.25 bpm
Chords used:
Eb
Bb
Ebm
Fm
Abm
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[Eb] [Bb] [Eb]
Ik loop als een schooier door weer en door wind, bij dag en tot [Bb] diep in de nacht.
[Fm] Er is haast geen mens met [Bb] wat vriendelijk gezin, ik word door een [Eb] ieder geraakt.
[Ebm] De dames en [Bb] heren die gaan me voorbij, er [Ebm] zijn er die ik goed heb gekend.
[Ebm] Ze houden vol afschuw hun [Abm] kleren opzij, uit [Abm] angst voor zonsgenege [Bb] veil.
[Eb] Maar onder me lopen, [Bb] daar vraag ik nog iets, waarmee ik de [Eb] wereld aan.
[Ab] Daar kloopt en daar leeft, daar leidt en daar [A] weegt, [Eb] mijn [Fm] vierde [Eb]
schooiershaar.
Er was eens een tijd, het is jaren geleden, dat ik niet zo'n [Bb] verschoppeling was.
[Ab] Toen sneed me de wind [Bb] door mijn kleren niet heen, toen drong er geen kou door mijn [Eb] jas.
[Ebm] Toen had ik een [Bb] woning, toen kende ik geluk, [Ebm] toen had ik een vrouw en een [Bb] kind.
Opeens greep het [Abm] noodlot ze weg met een ruk, [Ebm] wat ik [Abm] toch zo'n teer [Bb] had bemeen.
[Eb] Maar onder me [Gm] lopen, [Fm] daar vraag ik nog iets, [Bb] waarmee ik de [Eb] wereld aan.
[Ab] Daar kloopt en daar leeft, daar leidt en daar [A] weegt, [Eb] mijn [Fm] vierde [Eb]
schooiershaar.
Een kracht op de beurs en mijn zaken failliet, aanvlaarde mijn hele [Bb] bestaan.
Een [Ab] vriend die me hielp, [Bb] ach, die vond ik toen niet, ze lieten het [Eb] noodlot begaan.
[Ebm] En drie maanden later, [Bb] toen greep het mijn vrouw, [Ebm] ze hing veel te veel aan het geld.
Het was uit met haar liefde, [Abm] het was uit met haar trouw, [Ebm] ze was zo [Abm] opweeldig [Bb] gesteld.
Maar [Eb] onder me lopen, [Fm] daar vraag ik [Bb] nog iets, waarmee ik de [Eb] wereld aan.
[Ab] Daar kloopt en daar leeft, daar leidt en daar [Am] weegt, [Eb] mijn [Fm] vierde [Eb] schooiershaar.
Ik loop als een schooier door weer en door wind, bij dag en tot [Bb] diep in de nacht.
[Fm] Er is haast geen mens met [Bb] wat vriendelijk gezin, ik word door een [Eb] ieder geraakt.
[Ebm] De dames en [Bb] heren die gaan me voorbij, er [Ebm] zijn er die ik goed heb gekend.
[Ebm] Ze houden vol afschuw hun [Abm] kleren opzij, uit [Abm] angst voor zonsgenege [Bb] veil.
[Eb] Maar onder me lopen, [Bb] daar vraag ik nog iets, waarmee ik de [Eb] wereld aan.
[Ab] Daar kloopt en daar leeft, daar leidt en daar [A] weegt, [Eb] mijn [Fm] vierde [Eb]
schooiershaar.
Er was eens een tijd, het is jaren geleden, dat ik niet zo'n [Bb] verschoppeling was.
[Ab] Toen sneed me de wind [Bb] door mijn kleren niet heen, toen drong er geen kou door mijn [Eb] jas.
[Ebm] Toen had ik een [Bb] woning, toen kende ik geluk, [Ebm] toen had ik een vrouw en een [Bb] kind.
Opeens greep het [Abm] noodlot ze weg met een ruk, [Ebm] wat ik [Abm] toch zo'n teer [Bb] had bemeen.
[Eb] Maar onder me [Gm] lopen, [Fm] daar vraag ik nog iets, [Bb] waarmee ik de [Eb] wereld aan.
[Ab] Daar kloopt en daar leeft, daar leidt en daar [A] weegt, [Eb] mijn [Fm] vierde [Eb]
schooiershaar.
Een kracht op de beurs en mijn zaken failliet, aanvlaarde mijn hele [Bb] bestaan.
Een [Ab] vriend die me hielp, [Bb] ach, die vond ik toen niet, ze lieten het [Eb] noodlot begaan.
[Ebm] En drie maanden later, [Bb] toen greep het mijn vrouw, [Ebm] ze hing veel te veel aan het geld.
Het was uit met haar liefde, [Abm] het was uit met haar trouw, [Ebm] ze was zo [Abm] opweeldig [Bb] gesteld.
Maar [Eb] onder me lopen, [Fm] daar vraag ik [Bb] nog iets, waarmee ik de [Eb] wereld aan.
[Ab] Daar kloopt en daar leeft, daar leidt en daar [Am] weegt, [Eb] mijn [Fm] vierde [Eb] schooiershaar.
Key:
Eb
Bb
Ebm
Fm
Abm
Eb
Bb
Ebm
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
[Eb] _ _ _ _ [Bb] _ [Eb] _ _ _
_ Ik loop als een schooier door weer en door wind, bij dag en tot [Bb] diep in de nacht.
[Fm] Er is haast geen mens met [Bb] wat vriendelijk gezin, ik word door een [Eb] ieder geraakt.
[Ebm] De dames en [Bb] heren die gaan me voorbij, er [Ebm] zijn er die ik goed heb gekend.
[Ebm] Ze houden vol afschuw hun [Abm] kleren opzij, uit [Abm] angst voor zonsgenege [Bb] veil. _ _ _
[Eb] Maar onder me lopen, [Bb] daar vraag ik nog iets, _ waarmee ik de _ [Eb] wereld aan.
_ [Ab] Daar kloopt en daar leeft, daar leidt en daar [A] weegt, [Eb] mijn _ _ [Fm] vierde _ _ [Eb] _
schooiershaar.
_ _ Er was eens een tijd, het is jaren geleden, dat ik niet zo'n [Bb] verschoppeling was.
[Ab] Toen sneed me de wind [Bb] door mijn kleren niet heen, toen drong er geen kou door mijn [Eb] jas.
[Ebm] Toen had ik een [Bb] woning, toen kende ik geluk, [Ebm] toen had ik een vrouw en een [Bb] kind. _
Opeens greep het [Abm] noodlot ze weg met een ruk, [Ebm] wat ik [Abm] toch zo'n teer [Bb] had bemeen. _ _
[Eb] Maar onder me [Gm] lopen, [Fm] daar vraag ik nog iets, _ [Bb] waarmee ik de _ [Eb] wereld aan.
_ _ _ [Ab] Daar kloopt en daar leeft, daar leidt en daar [A] weegt, [Eb] mijn _ [Fm] vierde _ _ [Eb] _
schooiershaar.
_ _ Een kracht op de beurs en mijn zaken failliet, aanvlaarde mijn hele [Bb] bestaan.
Een [Ab] vriend die me hielp, [Bb] ach, die vond ik toen niet, ze lieten het [Eb] noodlot begaan.
[Ebm] En drie maanden later, [Bb] toen greep het mijn vrouw, [Ebm] ze hing veel te veel aan het geld.
Het was uit met haar liefde, [Abm] het was uit met haar trouw, [Ebm] ze was zo [Abm] opweeldig [Bb] gesteld. _ _
_ Maar [Eb] onder me lopen, [Fm] daar vraag ik [Bb] nog iets, waarmee ik de _ [Eb] wereld aan. _ _
[Ab] Daar kloopt en daar leeft, daar leidt en daar [Am] weegt, [Eb] mijn _ [Fm] vierde _ _ [Eb] schooiershaar. _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
[Eb] _ _ _ _ [Bb] _ [Eb] _ _ _
_ Ik loop als een schooier door weer en door wind, bij dag en tot [Bb] diep in de nacht.
[Fm] Er is haast geen mens met [Bb] wat vriendelijk gezin, ik word door een [Eb] ieder geraakt.
[Ebm] De dames en [Bb] heren die gaan me voorbij, er [Ebm] zijn er die ik goed heb gekend.
[Ebm] Ze houden vol afschuw hun [Abm] kleren opzij, uit [Abm] angst voor zonsgenege [Bb] veil. _ _ _
[Eb] Maar onder me lopen, [Bb] daar vraag ik nog iets, _ waarmee ik de _ [Eb] wereld aan.
_ [Ab] Daar kloopt en daar leeft, daar leidt en daar [A] weegt, [Eb] mijn _ _ [Fm] vierde _ _ [Eb] _
schooiershaar.
_ _ Er was eens een tijd, het is jaren geleden, dat ik niet zo'n [Bb] verschoppeling was.
[Ab] Toen sneed me de wind [Bb] door mijn kleren niet heen, toen drong er geen kou door mijn [Eb] jas.
[Ebm] Toen had ik een [Bb] woning, toen kende ik geluk, [Ebm] toen had ik een vrouw en een [Bb] kind. _
Opeens greep het [Abm] noodlot ze weg met een ruk, [Ebm] wat ik [Abm] toch zo'n teer [Bb] had bemeen. _ _
[Eb] Maar onder me [Gm] lopen, [Fm] daar vraag ik nog iets, _ [Bb] waarmee ik de _ [Eb] wereld aan.
_ _ _ [Ab] Daar kloopt en daar leeft, daar leidt en daar [A] weegt, [Eb] mijn _ [Fm] vierde _ _ [Eb] _
schooiershaar.
_ _ Een kracht op de beurs en mijn zaken failliet, aanvlaarde mijn hele [Bb] bestaan.
Een [Ab] vriend die me hielp, [Bb] ach, die vond ik toen niet, ze lieten het [Eb] noodlot begaan.
[Ebm] En drie maanden later, [Bb] toen greep het mijn vrouw, [Ebm] ze hing veel te veel aan het geld.
Het was uit met haar liefde, [Abm] het was uit met haar trouw, [Ebm] ze was zo [Abm] opweeldig [Bb] gesteld. _ _
_ Maar [Eb] onder me lopen, [Fm] daar vraag ik [Bb] nog iets, waarmee ik de _ [Eb] wereld aan. _ _
[Ab] Daar kloopt en daar leeft, daar leidt en daar [Am] weegt, [Eb] mijn _ [Fm] vierde _ _ [Eb] schooiershaar. _ _ _ _