Chords for Frank Boeijen - Suzanne
Tempo:
142.5 bpm
Chords used:
A
E
D
B
Bm
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[N]
[A] Suzanne neemt je mee naar [E] een bank aan het water.
Duizend [B] schepen gaan [E] voorbij [A] en zo wordt het maar [D] niet [A] later.
[F#] En je [A] weet dat ze gek is, want daarom zit je [C#m] naast haar.
Want ze geeft je pepermuntjes, [D] want ze geeft je graag iets tastbaars.
En [A] net als je haar [E] wil zeggen, ik [A] kan jou [E] geen liefde geven.
[F#] Komt heel de stad tot [B] leven [A] [Bm] en hoor [G] je meeuwen [E] schreeuwen.
[B] Je hebt steeds van haar [E] gehouden.
[A]
[C#m] En je wilt wel met haar meegaan [D] samen naar de overkant.
[A] Je moet haar wel vertrouwen, want zij [Bm] houdt al jouw gedachten in haar [A] hand.
En Jezus was een visser die het water zo vertrouwde dat hij [B] zomaar over zee liep.
[D]
Omdat hij had leren houden van [A] de golven en de branding, waarin niemand kan verdrinken.
En hij zei, [C#] als men blijft geloven kan [D] de zwaarste steen niet zinken.
Maar [A] de hemel ging pas open [E] toen zijn lichaam was [A] gebroken.
[B] En hoe hij [Bm] heeft geleden, [A]
[B] dat weet alleen die visser [A] aan het kruis.
[E] En je [C#m] wilt wel met hem meegaan [D] samen naar de overkant.
Je [A] moet hem wel vertrouwen, want hij [E] houdt al jouw [Bm] gedachten in zijn [A] hand.
Suzanne neemt je mee naar een bank [E] aan het water.
[B] Die onthoudt waar ze naar kijkt.
Als [Bm] herinnering [A]
voor later.
Het zonlicht [F#] lijkt wel [E] honing, waaraan kinderen zich te goed doen.
En het [C#m] grasvuil ligt bezaaid met wat de [D] mensen zoal weg doen.
[A] In de goot liggen de helden met een glimlach op de lippen.
[Bm] En de meeuwen in de lucht lijken net verdwaalde stippen.
[F#m] Als [A] Suzanne je lachend aankijkt.
En je [C#m] wilt wel met hem [A] meegaan samen [D] naar de overkant.
[A] Je moet haar wel vertrouwen, want zij houdt [E] al jouw gedachten [A] in haar hand.
Suzanne neemt je mee.
Suzanne neemt je [E] mee.
[A]
[A] Suzanne neemt je mee naar [E] een bank aan het water.
Duizend [B] schepen gaan [E] voorbij [A] en zo wordt het maar [D] niet [A] later.
[F#] En je [A] weet dat ze gek is, want daarom zit je [C#m] naast haar.
Want ze geeft je pepermuntjes, [D] want ze geeft je graag iets tastbaars.
En [A] net als je haar [E] wil zeggen, ik [A] kan jou [E] geen liefde geven.
[F#] Komt heel de stad tot [B] leven [A] [Bm] en hoor [G] je meeuwen [E] schreeuwen.
[B] Je hebt steeds van haar [E] gehouden.
[A]
[C#m] En je wilt wel met haar meegaan [D] samen naar de overkant.
[A] Je moet haar wel vertrouwen, want zij [Bm] houdt al jouw gedachten in haar [A] hand.
En Jezus was een visser die het water zo vertrouwde dat hij [B] zomaar over zee liep.
[D]
Omdat hij had leren houden van [A] de golven en de branding, waarin niemand kan verdrinken.
En hij zei, [C#] als men blijft geloven kan [D] de zwaarste steen niet zinken.
Maar [A] de hemel ging pas open [E] toen zijn lichaam was [A] gebroken.
[B] En hoe hij [Bm] heeft geleden, [A]
[B] dat weet alleen die visser [A] aan het kruis.
[E] En je [C#m] wilt wel met hem meegaan [D] samen naar de overkant.
Je [A] moet hem wel vertrouwen, want hij [E] houdt al jouw [Bm] gedachten in zijn [A] hand.
Suzanne neemt je mee naar een bank [E] aan het water.
[B] Die onthoudt waar ze naar kijkt.
Als [Bm] herinnering [A]
voor later.
Het zonlicht [F#] lijkt wel [E] honing, waaraan kinderen zich te goed doen.
En het [C#m] grasvuil ligt bezaaid met wat de [D] mensen zoal weg doen.
[A] In de goot liggen de helden met een glimlach op de lippen.
[Bm] En de meeuwen in de lucht lijken net verdwaalde stippen.
[F#m] Als [A] Suzanne je lachend aankijkt.
En je [C#m] wilt wel met hem [A] meegaan samen [D] naar de overkant.
[A] Je moet haar wel vertrouwen, want zij houdt [E] al jouw gedachten [A] in haar hand.
Suzanne neemt je mee.
Suzanne neemt je [E] mee.
[A]
Key:
A
E
D
B
Bm
A
E
D
[N] _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ [A] Suzanne _ neemt je mee _ naar [E] een bank aan het water.
_ _ Duizend [B] schepen gaan [E] voorbij _ _ [A] en zo wordt het maar [D] niet [A] later.
_ [F#] En je [A] weet _ dat ze gek is, want _ daarom zit je [C#m] naast haar. _ _
Want ze geeft je _ _ pepermuntjes, _ [D] want ze geeft je graag iets _ tastbaars.
En [A] net als je haar [E] wil zeggen, _ ik [A] kan jou [E] geen liefde geven.
_ _ [F#] Komt heel de stad tot [B] leven _ [A] _ _ [Bm] en hoor [G] je meeuwen [E] schreeuwen.
_ [B] Je hebt steeds van haar _ _ [E] gehouden.
[A] _
_ _ _ _ _ _ _
[C#m] En je wilt wel met haar meegaan _ [D] samen naar de _ overkant.
_ _ [A] Je moet haar wel vertrouwen, _ want zij [Bm] houdt al jouw gedachten _ in haar [A] hand. _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ En Jezus was een visser _ die het water zo _ vertrouwde dat hij _ [B] zomaar over zee liep.
_ [D] _
Omdat hij had leren houden _ _ van [A] de golven en de branding, _ _ waarin niemand kan verdrinken.
En hij zei, [C#] als men blijft geloven _ kan [D] de zwaarste steen niet zinken.
_ Maar [A] de hemel ging pas open [E] toen zijn lichaam was [A] gebroken. _ _
[B] En hoe hij [Bm] heeft geleden, [A] _ _
[B] dat weet alleen die visser [A] aan het _ _ kruis. _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ [E] En je [C#m] wilt wel met hem _ meegaan [D] samen naar de _ overkant.
_ Je [A] moet hem wel vertrouwen, want hij [E] houdt al jouw [Bm] gedachten _ in zijn [A] hand. _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
Suzanne _ _ neemt je mee _ naar een bank [E] aan het water.
_ [B] Die onthoudt waar ze naar kijkt.
_ _ Als [Bm] herinnering [A] _
voor later.
_ Het zonlicht _ [F#] lijkt wel [E] honing, _ waaraan kinderen zich te goed doen.
_ En het [C#m] grasvuil ligt bezaaid met wat de [D] mensen zoal weg doen. _ _
[A] In de goot liggen de helden _ met een glimlach op de lippen.
[Bm] En de meeuwen in de lucht _ _ _ lijken net verdwaalde stippen.
_ [F#m] _ Als [A] Suzanne je lachend _ _ aankijkt. _ _ _ _
_ _ _ En je [C#m] wilt wel met hem _ [A] meegaan samen [D] naar de _ overkant.
_ [A] Je moet haar wel vertrouwen, _ want zij houdt [E] al jouw gedachten _ _ [A] in haar hand. _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ Suzanne _ neemt je mee. _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ Suzanne _ neemt je [E] mee. _ _ _ _
[A] _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ [A] Suzanne _ neemt je mee _ naar [E] een bank aan het water.
_ _ Duizend [B] schepen gaan [E] voorbij _ _ [A] en zo wordt het maar [D] niet [A] later.
_ [F#] En je [A] weet _ dat ze gek is, want _ daarom zit je [C#m] naast haar. _ _
Want ze geeft je _ _ pepermuntjes, _ [D] want ze geeft je graag iets _ tastbaars.
En [A] net als je haar [E] wil zeggen, _ ik [A] kan jou [E] geen liefde geven.
_ _ [F#] Komt heel de stad tot [B] leven _ [A] _ _ [Bm] en hoor [G] je meeuwen [E] schreeuwen.
_ [B] Je hebt steeds van haar _ _ [E] gehouden.
[A] _
_ _ _ _ _ _ _
[C#m] En je wilt wel met haar meegaan _ [D] samen naar de _ overkant.
_ _ [A] Je moet haar wel vertrouwen, _ want zij [Bm] houdt al jouw gedachten _ in haar [A] hand. _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ En Jezus was een visser _ die het water zo _ vertrouwde dat hij _ [B] zomaar over zee liep.
_ [D] _
Omdat hij had leren houden _ _ van [A] de golven en de branding, _ _ waarin niemand kan verdrinken.
En hij zei, [C#] als men blijft geloven _ kan [D] de zwaarste steen niet zinken.
_ Maar [A] de hemel ging pas open [E] toen zijn lichaam was [A] gebroken. _ _
[B] En hoe hij [Bm] heeft geleden, [A] _ _
[B] dat weet alleen die visser [A] aan het _ _ kruis. _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ [E] En je [C#m] wilt wel met hem _ meegaan [D] samen naar de _ overkant.
_ Je [A] moet hem wel vertrouwen, want hij [E] houdt al jouw [Bm] gedachten _ in zijn [A] hand. _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
Suzanne _ _ neemt je mee _ naar een bank [E] aan het water.
_ [B] Die onthoudt waar ze naar kijkt.
_ _ Als [Bm] herinnering [A] _
voor later.
_ Het zonlicht _ [F#] lijkt wel [E] honing, _ waaraan kinderen zich te goed doen.
_ En het [C#m] grasvuil ligt bezaaid met wat de [D] mensen zoal weg doen. _ _
[A] In de goot liggen de helden _ met een glimlach op de lippen.
[Bm] En de meeuwen in de lucht _ _ _ lijken net verdwaalde stippen.
_ [F#m] _ Als [A] Suzanne je lachend _ _ aankijkt. _ _ _ _
_ _ _ En je [C#m] wilt wel met hem _ [A] meegaan samen [D] naar de _ overkant.
_ [A] Je moet haar wel vertrouwen, _ want zij houdt [E] al jouw gedachten _ _ [A] in haar hand. _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ Suzanne _ neemt je mee. _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ Suzanne _ neemt je [E] mee. _ _ _ _
[A] _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _