Vader Abraham Met Zijn Goede Zonen - Olleke Bolleke Chords
Tempo:
121 bpm
Chords used:
A
E
D
Eb
Am
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
Hooggeeeerd publiek!
Heeeeeeeyy!
[N] Stilte!
Stilte!
Wij stellen u voor, vader Abraham en zijn goede zonen!
Heeeeeey!
[A]
[E]
[Eb] [Eb] [E]
Bolleke bolleke reepes, alleke [A] alleke bolleke knal, HOY!
Bolleke bolleke [E] reepes, alleke alleke [A] bolleke [E] knal!
[A] Wat zie ik, wat zie ik?
Een man met kippenveren [E] en verder helemaal bloot.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een vent in [A] vrouwenkleren, je lacht je eigen dood.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een man verkleed als jongen [D] in een blauw matrozenpak.
Wat zie ik, [A] wat zie ik?
En [E] de vierde [Am] is een
bolleke,
bolleke, reembesolleke, holleke, bolleke, knol.
Hoi!
Bolleke, bolleke, reembesolleke, holleke, bolleke, knol.
[A] En de eerste, dat is een blote
met
witte veren en [B] [E] kippenpoten.
Hij loopt te springen en valst te zingen
en
verder doet hij toch alleen maar [A] rare dingen.
En de tweede, dat is een rare
hij
loopt het vuil van andere mensen [D] op te sparen.
Met een stoffer [A] en een blik
krijgt
[B] die gauwzer al een kik.
[Am] Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, holleke, bolleke, knol.
Hoi!
Bolleke, bolleke, reembesolleke, holleke, bolleke, knol.
[A] Wat zie ik, wat zie ik?
Een man met [E] kippenveren en verder helemaal bloot.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een vent in vrouwenkleren, [A] je lacht je eigen dood.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een man verkleed als jongen [D] in een blauw matrozenpak.
Wat zie ik, [A]
wat zie ik?
En [E] de vierde is een
Bolleke, bolleke, reembesolleke, holleke, [A] bolleke, knol.
Hoi!
Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, holleke, [A] bolleke, knol.
En de derde, dat is de kleinste
hij
vindt de schooljevrouw de [E] allerfijnste.
Hij speelt met blokken en houdt van jokken
maar
kijkt het [Bm] liefste schooljevrouw onder [A] de rokken.
En de vierde heeft het bekeken
hij
verdient het met een bedje [D] en een zeken.
In het kamertje [A]
voor
[E] gaat
het elke nacht [A] maar
Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, holleke, [A] bolleke, knol.
Hoi!
Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, holleke, bolleke, knol.
[A] Wat zie ik, wat zie ik?
Een man met [E] kippenveren en verder helemaal bloot.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een vent in [A] vrouwenkleren, je lacht je eigen dood.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een man verkleed als jongen in een [D] blauw matrozenpak.
Wat zie ik, [A] wat zie ik?
[E] En de vierde [A] is een
Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, [A] holleke, bolleke, knol.
Hoi!
Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, holleke, [A] bolleke, knol.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een man met kippenveren [E] en verder helemaal bloot.
Wat zie ik, wat zie ik?
[E] Een vent in vrouwenkleren, [A] je lacht je eigen dood.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een man verkleed als [D] jongen in een blauw matrozenpak.
Wat zie ik, [A] wat zie ik?
[E] En de vierde is [A]
een
Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, [A] holleke, bolleke, knol.
Hoi!
Reembesolleke, holleke, bolleke, knol.
Hoi!
[E] [A]
[N]
Heeeeeeeyy!
[N] Stilte!
Stilte!
Wij stellen u voor, vader Abraham en zijn goede zonen!
Heeeeeey!
[A]
[E]
[Eb] [Eb] [E]
Bolleke bolleke reepes, alleke [A] alleke bolleke knal, HOY!
Bolleke bolleke [E] reepes, alleke alleke [A] bolleke [E] knal!
[A] Wat zie ik, wat zie ik?
Een man met kippenveren [E] en verder helemaal bloot.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een vent in [A] vrouwenkleren, je lacht je eigen dood.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een man verkleed als jongen [D] in een blauw matrozenpak.
Wat zie ik, [A] wat zie ik?
En [E] de vierde [Am] is een
bolleke,
bolleke, reembesolleke, holleke, bolleke, knol.
Hoi!
Bolleke, bolleke, reembesolleke, holleke, bolleke, knol.
[A] En de eerste, dat is een blote
met
witte veren en [B] [E] kippenpoten.
Hij loopt te springen en valst te zingen
en
verder doet hij toch alleen maar [A] rare dingen.
En de tweede, dat is een rare
hij
loopt het vuil van andere mensen [D] op te sparen.
Met een stoffer [A] en een blik
krijgt
[B] die gauwzer al een kik.
[Am] Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, holleke, bolleke, knol.
Hoi!
Bolleke, bolleke, reembesolleke, holleke, bolleke, knol.
[A] Wat zie ik, wat zie ik?
Een man met [E] kippenveren en verder helemaal bloot.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een vent in vrouwenkleren, [A] je lacht je eigen dood.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een man verkleed als jongen [D] in een blauw matrozenpak.
Wat zie ik, [A]
wat zie ik?
En [E] de vierde is een
Bolleke, bolleke, reembesolleke, holleke, [A] bolleke, knol.
Hoi!
Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, holleke, [A] bolleke, knol.
En de derde, dat is de kleinste
hij
vindt de schooljevrouw de [E] allerfijnste.
Hij speelt met blokken en houdt van jokken
maar
kijkt het [Bm] liefste schooljevrouw onder [A] de rokken.
En de vierde heeft het bekeken
hij
verdient het met een bedje [D] en een zeken.
In het kamertje [A]
voor
[E] gaat
het elke nacht [A] maar
Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, holleke, [A] bolleke, knol.
Hoi!
Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, holleke, bolleke, knol.
[A] Wat zie ik, wat zie ik?
Een man met [E] kippenveren en verder helemaal bloot.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een vent in [A] vrouwenkleren, je lacht je eigen dood.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een man verkleed als jongen in een [D] blauw matrozenpak.
Wat zie ik, [A] wat zie ik?
[E] En de vierde [A] is een
Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, [A] holleke, bolleke, knol.
Hoi!
Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, holleke, [A] bolleke, knol.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een man met kippenveren [E] en verder helemaal bloot.
Wat zie ik, wat zie ik?
[E] Een vent in vrouwenkleren, [A] je lacht je eigen dood.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een man verkleed als [D] jongen in een blauw matrozenpak.
Wat zie ik, [A] wat zie ik?
[E] En de vierde is [A]
een
Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, [A] holleke, bolleke, knol.
Hoi!
Reembesolleke, holleke, bolleke, knol.
Hoi!
[E] [A]
[N]
Key:
A
E
D
Eb
Am
A
E
D
_ Hooggeeeerd publiek!
_ Heeeeeeeyy!
_ [N] _ _ _ _ _ Stilte!
Stilte! _ _ _ _ _ _
Wij stellen u voor, _ vader Abraham en zijn goede zonen!
_ Heeeeeey!
_ [A] _
_ _ _ _ _ _ _ [E] _
_ _ [Eb] _ _ [Eb] _ _ [E] _ _
Bolleke bolleke reepes, alleke [A] alleke bolleke knal, HOY!
Bolleke bolleke [E] reepes, alleke alleke [A] bolleke [E] knal!
[A] Wat zie ik, wat zie ik?
Een man met _ kippenveren [E] en verder helemaal bloot.
Wat zie ik, wat zie _ ik?
Een vent in _ [A] vrouwenkleren, je lacht je eigen dood.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een man verkleed als jongen [D] in een blauw matrozenpak.
Wat zie ik, [A] wat zie ik?
En [E] de vierde [Am] is een_
_bolleke,
bolleke, reembesolleke, holleke, bolleke, knol.
Hoi!
Bolleke, bolleke, reembesolleke, holleke, bolleke, knol.
[A] En de eerste, dat is een _ blote_
_met
witte veren en [B] _ [E] kippenpoten.
Hij loopt te springen en valst te zingen_
_en
verder doet hij toch alleen maar [A] rare dingen.
En de tweede, dat is een rare_
_hij
loopt het vuil van andere mensen [D] op te sparen.
Met een stoffer [A] en een blik_ _
_krijgt
[B] die gauwzer al een kik. _ _
_ [Am] Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, holleke, bolleke, knol.
Hoi!
Bolleke, bolleke, reembesolleke, holleke, bolleke, knol.
[A] Wat zie ik, wat zie ik?
Een man met _ [E] kippenveren en verder helemaal bloot.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een vent in vrouwenkleren, [A] je lacht je eigen dood.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een man verkleed als jongen [D] in een blauw matrozenpak.
Wat zie ik, [A]
wat zie ik?
En [E] de vierde is een_
Bolleke, bolleke, reembesolleke, holleke, [A] bolleke, knol.
Hoi!
Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, holleke, [A] bolleke, knol.
En de derde, dat is de _ kleinste_
_hij
vindt de _ schooljevrouw de [E] _ allerfijnste.
Hij speelt met blokken en houdt van jokken_
_maar
kijkt het [Bm] liefste schooljevrouw onder [A] de rokken.
En de vierde heeft het bekeken_
_hij
verdient het met een bedje [D] en een zeken.
In het _ kamertje [A]
voor_
_ [E] _gaat
het elke nacht [A] maar_
Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, holleke, [A] bolleke, knol.
Hoi!
Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, holleke, bolleke, knol.
[A] Wat zie ik, wat zie _ _ ik?
Een man met _ [E] kippenveren en verder helemaal bloot.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een vent in _ [A] vrouwenkleren, je lacht je eigen dood.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een man verkleed als jongen in een [D] blauw matrozenpak.
Wat zie ik, [A] wat zie ik?
[E] En de vierde [A] is een_
Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, [A] holleke, bolleke, knol.
Hoi!
Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, holleke, [A] bolleke, knol.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een man met kippenveren [E] en verder helemaal bloot.
Wat zie ik, wat zie ik?
[E] Een vent in vrouwenkleren, [A] je lacht je eigen dood.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een man verkleed als [D] jongen in een blauw matrozenpak.
Wat zie _ ik, [A] wat zie ik?
[E] En de vierde is [A]
een_
Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, [A] holleke, bolleke, knol.
Hoi!
_ _ Reembesolleke, holleke, bolleke, knol.
Hoi!
_ _ _ _ [E] _ _ _ [A] _
_ _ _ _ _ _ _ [N] _
_ Heeeeeeeyy!
_ [N] _ _ _ _ _ Stilte!
Stilte! _ _ _ _ _ _
Wij stellen u voor, _ vader Abraham en zijn goede zonen!
_ Heeeeeey!
_ [A] _
_ _ _ _ _ _ _ [E] _
_ _ [Eb] _ _ [Eb] _ _ [E] _ _
Bolleke bolleke reepes, alleke [A] alleke bolleke knal, HOY!
Bolleke bolleke [E] reepes, alleke alleke [A] bolleke [E] knal!
[A] Wat zie ik, wat zie ik?
Een man met _ kippenveren [E] en verder helemaal bloot.
Wat zie ik, wat zie _ ik?
Een vent in _ [A] vrouwenkleren, je lacht je eigen dood.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een man verkleed als jongen [D] in een blauw matrozenpak.
Wat zie ik, [A] wat zie ik?
En [E] de vierde [Am] is een_
_bolleke,
bolleke, reembesolleke, holleke, bolleke, knol.
Hoi!
Bolleke, bolleke, reembesolleke, holleke, bolleke, knol.
[A] En de eerste, dat is een _ blote_
_met
witte veren en [B] _ [E] kippenpoten.
Hij loopt te springen en valst te zingen_
_en
verder doet hij toch alleen maar [A] rare dingen.
En de tweede, dat is een rare_
_hij
loopt het vuil van andere mensen [D] op te sparen.
Met een stoffer [A] en een blik_ _
_krijgt
[B] die gauwzer al een kik. _ _
_ [Am] Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, holleke, bolleke, knol.
Hoi!
Bolleke, bolleke, reembesolleke, holleke, bolleke, knol.
[A] Wat zie ik, wat zie ik?
Een man met _ [E] kippenveren en verder helemaal bloot.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een vent in vrouwenkleren, [A] je lacht je eigen dood.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een man verkleed als jongen [D] in een blauw matrozenpak.
Wat zie ik, [A]
wat zie ik?
En [E] de vierde is een_
Bolleke, bolleke, reembesolleke, holleke, [A] bolleke, knol.
Hoi!
Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, holleke, [A] bolleke, knol.
En de derde, dat is de _ kleinste_
_hij
vindt de _ schooljevrouw de [E] _ allerfijnste.
Hij speelt met blokken en houdt van jokken_
_maar
kijkt het [Bm] liefste schooljevrouw onder [A] de rokken.
En de vierde heeft het bekeken_
_hij
verdient het met een bedje [D] en een zeken.
In het _ kamertje [A]
voor_
_ [E] _gaat
het elke nacht [A] maar_
Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, holleke, [A] bolleke, knol.
Hoi!
Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, holleke, bolleke, knol.
[A] Wat zie ik, wat zie _ _ ik?
Een man met _ [E] kippenveren en verder helemaal bloot.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een vent in _ [A] vrouwenkleren, je lacht je eigen dood.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een man verkleed als jongen in een [D] blauw matrozenpak.
Wat zie ik, [A] wat zie ik?
[E] En de vierde [A] is een_
Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, [A] holleke, bolleke, knol.
Hoi!
Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, holleke, [A] bolleke, knol.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een man met kippenveren [E] en verder helemaal bloot.
Wat zie ik, wat zie ik?
[E] Een vent in vrouwenkleren, [A] je lacht je eigen dood.
Wat zie ik, wat zie ik?
Een man verkleed als [D] jongen in een blauw matrozenpak.
Wat zie _ ik, [A] wat zie ik?
[E] En de vierde is [A]
een_
Bolleke, bolleke, [E] reembesolleke, [A] holleke, bolleke, knol.
Hoi!
_ _ Reembesolleke, holleke, bolleke, knol.
Hoi!
_ _ _ _ [E] _ _ _ [A] _
_ _ _ _ _ _ _ [N] _