Chords for Annabel - Vreemde Kostgangers
Tempo:
86.75 bpm
Chords used:
E
A
G
Am
F
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[C] [G] [F]
[G] [E] [A] Iemand zei [E] dit is Annabelle, [A] ze moet nog naar de [E] station.
[A] Neem jij je [E] wagen dan haalt ze het wel.
[F#m] Ik zei dus goed en reed zo stom [B] als een trot.
[A] We kwamen aan [E] bij een leed perroon [A] en ik zei, zit [E] je niet mee?
[A] Heel in de [E] verte ging de laatste wachtvogel [G] en Annabelle zei [D] oké, ga [F] met je [E] mee.
[A] En langer en [E] langer en samen, [A] zoals dat heet een beetje [E] boe, avond aan.
[A] Er kwam een [E] licht door de ramen, ze [F#m] zei geen tijd voor [B] ontbijt, ik moet gaan.
[A] Ik zei [E] alleen om tot ziens [A] Annabelle en ik dacht, die zie ik [E] nooit meer terug.
[A] Ik dacht, ik draai [E] om en slaap nog even [G] door me twee uur na, wel [D] dat ik nog [F] wagen mag [E] hebben.
[Am] Oh, het wordt niet zonder [G] jou Annabelle, [Am] Annabelle, het wordt niet zonder [G] jou Annabelle.
[Am]
[G] [F]
[C] [E] [A] Zo bleef [E] ik twee dagen liggen en in [A] bed.
Ik was [E] totaal van de kaken.
[A] Nu stond [E] ik op, ik moest niet denken maar [F#m] doen, want zonder haar was ik [B] geen stuiver meer waar.
[A] Ik liep [E] de stad door op zoek naar een glimlap en ik [A] dacht, ik zie [E] haar nooit meer terug.
[A] Ik ging [E] zelfs hard door praten en in [G] mezelf en iemand zei, je stond [D] een uur met [F] je handen op [E] de loodie van de brug.
[Am] Het wordt niet zonder [G] jou Annabelle,
[Am] Annabelle, het wordt niet zonder [G] jou Annabelle.
[Am] [G]
[F] [C] [E]
[A] Toen op [E] een avond zag ik haar [A] weer, ze [E] stapte net op de trein.
[A] Ze was [E] nog mooier dan de vorige [F#m] keer, ik riep haar naam en [B] trapte hard op naar hem.
[A] Ik sprong [E] de auto uit en greep haar [A] vast, ze stond [E] stil en keek op.
[A] Ze keek [E] me aan maar was nauwelijks [G] verrast en ik zei, hé, [D] waar moet je [F] naartoe?
Ze [E] zei, naar het station.
[A] Ik bracht [E] haar weg, ze komt een kaartje van [A] Rijs en ik zei, en [E] nog een aan mij.
[A] De loopkette [E] is er al twee maal enkel en [Bm] Rijs en [F#] Annabelle kregen [B] ieder op zijn.
[A] Ik zei, ik heb [E] je gewonnen vandaag [A] en ik laat je nooit [E] meer alleen.
[A] Al reis je door [E] naar Barcelona [G] of Vlaar, al reis je door naar de rijk van [D] de [F] wereld.
Ga [E] met je los, oh, oh, oh, [Am] Annabelle, het wordt niet zonder jou [G] Annabelle.
[Am] Het wordt niet zonder jou [G] Annabelle.
[Am] [G]
[F] [C] [E]
[Am] Het wordt niet zonder jou [G] Annabelle.
[Am] Annabelle, het wordt niet zonder jou [G] Annabelle.
[Am] [G]
[F] [C] [E] [Am] [N]
[G] [E] [A] Iemand zei [E] dit is Annabelle, [A] ze moet nog naar de [E] station.
[A] Neem jij je [E] wagen dan haalt ze het wel.
[F#m] Ik zei dus goed en reed zo stom [B] als een trot.
[A] We kwamen aan [E] bij een leed perroon [A] en ik zei, zit [E] je niet mee?
[A] Heel in de [E] verte ging de laatste wachtvogel [G] en Annabelle zei [D] oké, ga [F] met je [E] mee.
[A] En langer en [E] langer en samen, [A] zoals dat heet een beetje [E] boe, avond aan.
[A] Er kwam een [E] licht door de ramen, ze [F#m] zei geen tijd voor [B] ontbijt, ik moet gaan.
[A] Ik zei [E] alleen om tot ziens [A] Annabelle en ik dacht, die zie ik [E] nooit meer terug.
[A] Ik dacht, ik draai [E] om en slaap nog even [G] door me twee uur na, wel [D] dat ik nog [F] wagen mag [E] hebben.
[Am] Oh, het wordt niet zonder [G] jou Annabelle, [Am] Annabelle, het wordt niet zonder [G] jou Annabelle.
[Am]
[G] [F]
[C] [E] [A] Zo bleef [E] ik twee dagen liggen en in [A] bed.
Ik was [E] totaal van de kaken.
[A] Nu stond [E] ik op, ik moest niet denken maar [F#m] doen, want zonder haar was ik [B] geen stuiver meer waar.
[A] Ik liep [E] de stad door op zoek naar een glimlap en ik [A] dacht, ik zie [E] haar nooit meer terug.
[A] Ik ging [E] zelfs hard door praten en in [G] mezelf en iemand zei, je stond [D] een uur met [F] je handen op [E] de loodie van de brug.
[Am] Het wordt niet zonder [G] jou Annabelle,
[Am] Annabelle, het wordt niet zonder [G] jou Annabelle.
[Am] [G]
[F] [C] [E]
[A] Toen op [E] een avond zag ik haar [A] weer, ze [E] stapte net op de trein.
[A] Ze was [E] nog mooier dan de vorige [F#m] keer, ik riep haar naam en [B] trapte hard op naar hem.
[A] Ik sprong [E] de auto uit en greep haar [A] vast, ze stond [E] stil en keek op.
[A] Ze keek [E] me aan maar was nauwelijks [G] verrast en ik zei, hé, [D] waar moet je [F] naartoe?
Ze [E] zei, naar het station.
[A] Ik bracht [E] haar weg, ze komt een kaartje van [A] Rijs en ik zei, en [E] nog een aan mij.
[A] De loopkette [E] is er al twee maal enkel en [Bm] Rijs en [F#] Annabelle kregen [B] ieder op zijn.
[A] Ik zei, ik heb [E] je gewonnen vandaag [A] en ik laat je nooit [E] meer alleen.
[A] Al reis je door [E] naar Barcelona [G] of Vlaar, al reis je door naar de rijk van [D] de [F] wereld.
Ga [E] met je los, oh, oh, oh, [Am] Annabelle, het wordt niet zonder jou [G] Annabelle.
[Am] Het wordt niet zonder jou [G] Annabelle.
[Am] [G]
[F] [C] [E]
[Am] Het wordt niet zonder jou [G] Annabelle.
[Am] Annabelle, het wordt niet zonder jou [G] Annabelle.
[Am] [G]
[F] [C] [E] [Am] [N]
Key:
E
A
G
Am
F
E
A
G
[C] _ _ _ _ [G] _ _ [F] _ _
[G] _ [E] _ _ _ _ [A] Iemand zei [E] dit is Annabelle, [A] ze moet nog naar de [E] station.
_ [A] Neem jij je [E] wagen dan haalt ze het wel.
[F#m] Ik zei dus goed en reed zo stom [B] als een trot.
_ [A] We kwamen aan [E] bij een leed perroon [A] en ik zei, zit [E] je niet mee?
_ [A] Heel in de [E] verte ging de laatste wachtvogel [G] en Annabelle zei [D] oké, ga [F] met je [E] mee. _ _
_ [A] En langer en [E] langer en samen, [A] zoals dat heet een beetje [E] boe, avond aan.
[A] Er kwam een [E] licht door de ramen, ze [F#m] zei geen tijd voor [B] ontbijt, ik moet gaan.
[A] Ik zei [E] alleen om tot ziens [A] Annabelle en ik dacht, die zie ik [E] nooit meer terug.
[A] Ik dacht, ik draai [E] om en slaap nog even [G] door me twee uur na, wel [D] dat ik nog [F] wagen mag [E] hebben.
_ _ _ [Am] Oh, het wordt niet zonder [G] jou Annabelle, _ _ [Am] Annabelle, het wordt niet zonder [G] jou Annabelle.
_ _ [Am] _ _ _
_ [G] _ _ _ _ [F] _ _ _
_ [C] _ _ [E] _ _ [A] Zo bleef [E] ik twee dagen liggen en in [A] bed.
Ik was [E] totaal van de kaken.
[A] Nu stond [E] ik op, ik moest niet denken maar [F#m] doen, want zonder haar was ik [B] geen stuiver meer waar.
[A] Ik liep [E] de stad door op zoek naar een glimlap en ik [A] dacht, ik zie [E] haar nooit meer terug.
[A] Ik ging [E] zelfs hard door praten en in [G] mezelf en iemand zei, je stond [D] een uur met [F] je handen op [E] de loodie van de brug. _
_ [Am] _ Het wordt niet zonder [G] jou Annabelle, _
_ [Am] Annabelle, het wordt niet zonder [G] jou Annabelle. _
_ [Am] _ _ _ _ [G] _ _ _
_ [F] _ _ _ _ [C] _ _ [E] _
_ [A] Toen op [E] een avond zag ik haar [A] weer, ze [E] stapte net op de trein.
[A] Ze was [E] nog mooier dan de vorige [F#m] keer, ik riep haar naam en [B] trapte hard op naar hem.
[A] Ik sprong [E] de auto uit en greep haar [A] vast, ze stond [E] stil en keek op.
[A] Ze keek [E] me aan maar was nauwelijks [G] verrast en ik zei, hé, [D] waar moet je [F] naartoe?
Ze [E] zei, naar het station.
_ _ [A] Ik bracht [E] haar weg, ze komt een kaartje van [A] Rijs en ik zei, en [E] nog een aan mij.
[A] De loopkette [E] is er al twee maal enkel en [Bm] Rijs en [F#] Annabelle kregen [B] ieder op zijn.
_ [A] Ik zei, ik heb [E] je gewonnen vandaag [A] en ik laat je nooit [E] meer alleen.
_ [A] Al reis je door [E] naar Barcelona [G] of Vlaar, al reis je door naar de rijk van [D] de [F] wereld.
Ga [E] met je los, oh, oh, oh, [Am] Annabelle, het wordt niet zonder jou [G] Annabelle. _ _
_ [Am] Het wordt niet zonder jou [G] Annabelle. _
[Am] _ _ _ _ _ [G] _ _ _
_ [F] _ _ _ _ [C] _ [E] _ _
_ [Am] Het wordt niet zonder jou [G] _ Annabelle.
_ [Am] Annabelle, het wordt niet zonder jou [G] Annabelle. _ _
_ [Am] _ _ _ _ [G] _ _ _
_ [F] _ [C] _ [E] _ _ [Am] _ [N] _ _
[G] _ [E] _ _ _ _ [A] Iemand zei [E] dit is Annabelle, [A] ze moet nog naar de [E] station.
_ [A] Neem jij je [E] wagen dan haalt ze het wel.
[F#m] Ik zei dus goed en reed zo stom [B] als een trot.
_ [A] We kwamen aan [E] bij een leed perroon [A] en ik zei, zit [E] je niet mee?
_ [A] Heel in de [E] verte ging de laatste wachtvogel [G] en Annabelle zei [D] oké, ga [F] met je [E] mee. _ _
_ [A] En langer en [E] langer en samen, [A] zoals dat heet een beetje [E] boe, avond aan.
[A] Er kwam een [E] licht door de ramen, ze [F#m] zei geen tijd voor [B] ontbijt, ik moet gaan.
[A] Ik zei [E] alleen om tot ziens [A] Annabelle en ik dacht, die zie ik [E] nooit meer terug.
[A] Ik dacht, ik draai [E] om en slaap nog even [G] door me twee uur na, wel [D] dat ik nog [F] wagen mag [E] hebben.
_ _ _ [Am] Oh, het wordt niet zonder [G] jou Annabelle, _ _ [Am] Annabelle, het wordt niet zonder [G] jou Annabelle.
_ _ [Am] _ _ _
_ [G] _ _ _ _ [F] _ _ _
_ [C] _ _ [E] _ _ [A] Zo bleef [E] ik twee dagen liggen en in [A] bed.
Ik was [E] totaal van de kaken.
[A] Nu stond [E] ik op, ik moest niet denken maar [F#m] doen, want zonder haar was ik [B] geen stuiver meer waar.
[A] Ik liep [E] de stad door op zoek naar een glimlap en ik [A] dacht, ik zie [E] haar nooit meer terug.
[A] Ik ging [E] zelfs hard door praten en in [G] mezelf en iemand zei, je stond [D] een uur met [F] je handen op [E] de loodie van de brug. _
_ [Am] _ Het wordt niet zonder [G] jou Annabelle, _
_ [Am] Annabelle, het wordt niet zonder [G] jou Annabelle. _
_ [Am] _ _ _ _ [G] _ _ _
_ [F] _ _ _ _ [C] _ _ [E] _
_ [A] Toen op [E] een avond zag ik haar [A] weer, ze [E] stapte net op de trein.
[A] Ze was [E] nog mooier dan de vorige [F#m] keer, ik riep haar naam en [B] trapte hard op naar hem.
[A] Ik sprong [E] de auto uit en greep haar [A] vast, ze stond [E] stil en keek op.
[A] Ze keek [E] me aan maar was nauwelijks [G] verrast en ik zei, hé, [D] waar moet je [F] naartoe?
Ze [E] zei, naar het station.
_ _ [A] Ik bracht [E] haar weg, ze komt een kaartje van [A] Rijs en ik zei, en [E] nog een aan mij.
[A] De loopkette [E] is er al twee maal enkel en [Bm] Rijs en [F#] Annabelle kregen [B] ieder op zijn.
_ [A] Ik zei, ik heb [E] je gewonnen vandaag [A] en ik laat je nooit [E] meer alleen.
_ [A] Al reis je door [E] naar Barcelona [G] of Vlaar, al reis je door naar de rijk van [D] de [F] wereld.
Ga [E] met je los, oh, oh, oh, [Am] Annabelle, het wordt niet zonder jou [G] Annabelle. _ _
_ [Am] Het wordt niet zonder jou [G] Annabelle. _
[Am] _ _ _ _ _ [G] _ _ _
_ [F] _ _ _ _ [C] _ [E] _ _
_ [Am] Het wordt niet zonder jou [G] _ Annabelle.
_ [Am] Annabelle, het wordt niet zonder jou [G] Annabelle. _ _
_ [Am] _ _ _ _ [G] _ _ _
_ [F] _ [C] _ [E] _ _ [Am] _ [N] _ _