De Nozem En De Non Chords by Cornelis Vreeswijk
Tempo:
109.85 bpm
Chords used:
G
C
F
D
A
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[F] [G] [C]
Niemand ter aarde [Dm] weet hoe het [F] eigenlijk [G] begon, [C] het droevige [F] verhaal van de [G]
nozem en [C] de nom, [F] van de [G] nozem en de nom.
[C]
Vroeg in het [F] voorjaar ontmoetten ze [G] elkaar, [C] hij keek in haar [Dm] ogen en [G] toen was de liefde daar, [F] ja toen [G] was de liefde [C] daar.
Sterk is de liefde, [F]
tijdelijk [G] althans, [C] de nom vergat [F] haar plichten, [G] zelfs haar [C] rozenkrans, ze [F]
vergat [E] haar [C] rozenkrans.
Met zijn zonnebril [F] en zijn nauwe [G] pantalon, [C] verwekte onze [F] nozem [G] de hartstocht van [C] de nom, [F] ja de [G] hartstocht [C] van de nom.
Het is wel te [E] begrijpen, het [F] gebeurt toch elke [G] dag, [C] de nozem was [A] verloren toen hij in haar [G] ogen zag, toen [F] hij [D] in haar [C] ogen zag.
Ze liepen in het kantoen [F] in de [G] brillelente zon, [C] en kussen [F] bij de vleet, [G] kreeg de [C] nozem van de non, [F] kreeg de [G] nozem [C] van de non.
Een zekere juffrouw Janssen sloeg hem [A] gaden door de [G] ruit, [C] ze wist niet wat ze [F] zag, [G] en haar ogen [C] puilden uit, ja haar [D] [G] ogen [C] puilden uit.
Een zeker heren Pieterman keek neer van zijn [G] balkon, hij keek stom [F] verbaasd naar de [G] reacties van de [C] non, de [F] [G] reacties van [C] de non.
Leve de liefde, [Dm] zei Pieterman galant, [C] maar [F] juffrouw Janssen [G] die belde naar [C] de krant, ja [F] die [G]
belde naar [C] de krant.
Maar daar dachten niet er, [A] dat ze het [G] maar verzon, [C] dus ging ze naar de [G] kapelaan en verklikte [C] daar de non, [F] en [Dm]
verklikte [C] daar de non.
[A] [D]
Dat, zei de kapelaan, [G] is weer des [A] duivels werk, [D] zo gauw ik er [G] niet bij ben, [F#m]
belazert [D] hij de kerk, [G] dan [A]
belazert [D] hij de kerk.
Dankzij juffrouw [G] Janssen en de [A]
kapelaan, [D] maakte [G] de [A] politie er een [D] einde aan, [G] ja er kwam [A]
een [D] einde aan.
Want ze liepen namelijk, [G] [A] zomaar op het gras, [D] en de politie zei, [A] dat dat [D] verboden was, [G] dat het gras [A]
[D] verboden was.
De non en de [G] nozen, die gingen [A] op de bon, [D] een schot [G] kreeg de [A] nozen, de [D] zenuwen de non, [G] ja de [A]
[D] zenuwen de non.
Niet om het een of ander, [G] maar omdat [A] het niet kon, [D] [G] eindigde de liefde [A] van de [D] nozen en de non, [G] van de [A]
nozen [D] en de non.
Volgens [G] Aristoteles, weegt [F#m] een zoen niet [D] zwaar, letterlijk [G] uitstekend, [A]
figuurlijk [D] zelden waar, [G] vraagt de non, [A] er maar eens naar.
[D]
Niemand ter aarde [Dm] weet hoe het [F] eigenlijk [G] begon, [C] het droevige [F] verhaal van de [G]
nozem en [C] de nom, [F] van de [G] nozem en de nom.
[C]
Vroeg in het [F] voorjaar ontmoetten ze [G] elkaar, [C] hij keek in haar [Dm] ogen en [G] toen was de liefde daar, [F] ja toen [G] was de liefde [C] daar.
Sterk is de liefde, [F]
tijdelijk [G] althans, [C] de nom vergat [F] haar plichten, [G] zelfs haar [C] rozenkrans, ze [F]
vergat [E] haar [C] rozenkrans.
Met zijn zonnebril [F] en zijn nauwe [G] pantalon, [C] verwekte onze [F] nozem [G] de hartstocht van [C] de nom, [F] ja de [G] hartstocht [C] van de nom.
Het is wel te [E] begrijpen, het [F] gebeurt toch elke [G] dag, [C] de nozem was [A] verloren toen hij in haar [G] ogen zag, toen [F] hij [D] in haar [C] ogen zag.
Ze liepen in het kantoen [F] in de [G] brillelente zon, [C] en kussen [F] bij de vleet, [G] kreeg de [C] nozem van de non, [F] kreeg de [G] nozem [C] van de non.
Een zekere juffrouw Janssen sloeg hem [A] gaden door de [G] ruit, [C] ze wist niet wat ze [F] zag, [G] en haar ogen [C] puilden uit, ja haar [D] [G] ogen [C] puilden uit.
Een zeker heren Pieterman keek neer van zijn [G] balkon, hij keek stom [F] verbaasd naar de [G] reacties van de [C] non, de [F] [G] reacties van [C] de non.
Leve de liefde, [Dm] zei Pieterman galant, [C] maar [F] juffrouw Janssen [G] die belde naar [C] de krant, ja [F] die [G]
belde naar [C] de krant.
Maar daar dachten niet er, [A] dat ze het [G] maar verzon, [C] dus ging ze naar de [G] kapelaan en verklikte [C] daar de non, [F] en [Dm]
verklikte [C] daar de non.
[A] [D]
Dat, zei de kapelaan, [G] is weer des [A] duivels werk, [D] zo gauw ik er [G] niet bij ben, [F#m]
belazert [D] hij de kerk, [G] dan [A]
belazert [D] hij de kerk.
Dankzij juffrouw [G] Janssen en de [A]
kapelaan, [D] maakte [G] de [A] politie er een [D] einde aan, [G] ja er kwam [A]
een [D] einde aan.
Want ze liepen namelijk, [G] [A] zomaar op het gras, [D] en de politie zei, [A] dat dat [D] verboden was, [G] dat het gras [A]
[D] verboden was.
De non en de [G] nozen, die gingen [A] op de bon, [D] een schot [G] kreeg de [A] nozen, de [D] zenuwen de non, [G] ja de [A]
[D] zenuwen de non.
Niet om het een of ander, [G] maar omdat [A] het niet kon, [D] [G] eindigde de liefde [A] van de [D] nozen en de non, [G] van de [A]
nozen [D] en de non.
Volgens [G] Aristoteles, weegt [F#m] een zoen niet [D] zwaar, letterlijk [G] uitstekend, [A]
figuurlijk [D] zelden waar, [G] vraagt de non, [A] er maar eens naar.
[D]
Key:
G
C
F
D
A
G
C
F
_ [F] _ _ [G] _ _ [C] _
_ _ _ _ Niemand ter aarde [Dm] weet hoe het [F] eigenlijk [G] begon, [C] het droevige [F] verhaal van de [G]
nozem en [C] de nom, [F] van de _ [G] nozem en de nom.
_ _ [C] _
Vroeg in het [F] voorjaar ontmoetten ze [G] elkaar, [C] hij keek in haar [Dm] ogen en [G] toen was de liefde daar, [F] ja toen _ [G] was de liefde [C] daar. _ _
Sterk is de liefde, [F]
tijdelijk [G] althans, [C] de nom vergat [F] haar plichten, [G] zelfs haar [C] rozenkrans, ze [F]
vergat [E] haar [C] rozenkrans. _
_ Met zijn zonnebril [F] en zijn nauwe [G] pantalon, [C] verwekte onze [F] nozem [G] de hartstocht van [C] de nom, [F] ja de _ [G] hartstocht [C] van de nom.
Het is wel te [E] begrijpen, het [F] gebeurt toch elke [G] dag, [C] de nozem was [A] verloren toen hij in haar [G] ogen zag, toen [F] hij [D] in haar [C] ogen zag.
_ Ze liepen in het kantoen [F] in de [G] brillelente zon, [C] en kussen [F] bij de vleet, [G] kreeg de [C] nozem van de non, [F] kreeg de [G] nozem [C] van de non.
Een _ zekere juffrouw Janssen sloeg hem [A] gaden door de [G] ruit, [C] ze wist niet wat ze [F] zag, [G] en haar ogen [C] puilden uit, ja haar [D] _ [G] ogen [C] puilden uit.
_ Een zeker heren Pieterman keek neer van zijn [G] balkon, hij keek stom [F] verbaasd naar de [G] reacties van de [C] non, de [F] _ [G] reacties van [C] de non. _ _ _
Leve de liefde, [Dm] zei Pieterman galant, _ [C] maar [F] juffrouw Janssen [G] die belde naar [C] de krant, ja [F] die _ [G]
belde naar [C] de krant.
_ _ Maar daar dachten niet er, [A] dat ze het [G] maar verzon, [C] dus ging ze naar de [G] kapelaan en verklikte [C] daar de non, [F] en _ [Dm]
verklikte [C] daar de non.
[A] _ _ [D]
Dat, zei de kapelaan, [G] is weer des [A] duivels werk, [D] zo gauw ik er [G] niet bij ben, [F#m]
belazert [D] hij de kerk, [G] dan _ [A]
belazert [D] hij de kerk. _ _
Dankzij juffrouw [G] Janssen en de [A]
kapelaan, [D] maakte [G] de [A] politie er een [D] einde aan, [G] ja er kwam [A]
een [D] einde aan. _ _
Want ze liepen namelijk, [G] _ [A] zomaar op het gras, [D] en de politie zei, [A] dat dat [D] verboden was, [G] dat het gras [A] _
[D] verboden was. _ _
De non en de [G] nozen, die gingen [A] op de bon, [D] een schot [G] kreeg de [A] nozen, de [D] zenuwen de non, [G] ja de _ [A] _
[D] zenuwen de non.
_ Niet om het een of ander, [G] maar omdat [A] het niet kon, [D] _ [G] eindigde de liefde [A] van de [D] nozen en de non, [G] van de _ [A]
nozen [D] en de non. _ _
Volgens _ [G] Aristoteles, weegt [F#m] een zoen niet [D] zwaar, letterlijk [G] uitstekend, [A]
figuurlijk [D] zelden waar, _ _ [G] vraagt de non, [A] er maar eens naar.
[D] _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ Niemand ter aarde [Dm] weet hoe het [F] eigenlijk [G] begon, [C] het droevige [F] verhaal van de [G]
nozem en [C] de nom, [F] van de _ [G] nozem en de nom.
_ _ [C] _
Vroeg in het [F] voorjaar ontmoetten ze [G] elkaar, [C] hij keek in haar [Dm] ogen en [G] toen was de liefde daar, [F] ja toen _ [G] was de liefde [C] daar. _ _
Sterk is de liefde, [F]
tijdelijk [G] althans, [C] de nom vergat [F] haar plichten, [G] zelfs haar [C] rozenkrans, ze [F]
vergat [E] haar [C] rozenkrans. _
_ Met zijn zonnebril [F] en zijn nauwe [G] pantalon, [C] verwekte onze [F] nozem [G] de hartstocht van [C] de nom, [F] ja de _ [G] hartstocht [C] van de nom.
Het is wel te [E] begrijpen, het [F] gebeurt toch elke [G] dag, [C] de nozem was [A] verloren toen hij in haar [G] ogen zag, toen [F] hij [D] in haar [C] ogen zag.
_ Ze liepen in het kantoen [F] in de [G] brillelente zon, [C] en kussen [F] bij de vleet, [G] kreeg de [C] nozem van de non, [F] kreeg de [G] nozem [C] van de non.
Een _ zekere juffrouw Janssen sloeg hem [A] gaden door de [G] ruit, [C] ze wist niet wat ze [F] zag, [G] en haar ogen [C] puilden uit, ja haar [D] _ [G] ogen [C] puilden uit.
_ Een zeker heren Pieterman keek neer van zijn [G] balkon, hij keek stom [F] verbaasd naar de [G] reacties van de [C] non, de [F] _ [G] reacties van [C] de non. _ _ _
Leve de liefde, [Dm] zei Pieterman galant, _ [C] maar [F] juffrouw Janssen [G] die belde naar [C] de krant, ja [F] die _ [G]
belde naar [C] de krant.
_ _ Maar daar dachten niet er, [A] dat ze het [G] maar verzon, [C] dus ging ze naar de [G] kapelaan en verklikte [C] daar de non, [F] en _ [Dm]
verklikte [C] daar de non.
[A] _ _ [D]
Dat, zei de kapelaan, [G] is weer des [A] duivels werk, [D] zo gauw ik er [G] niet bij ben, [F#m]
belazert [D] hij de kerk, [G] dan _ [A]
belazert [D] hij de kerk. _ _
Dankzij juffrouw [G] Janssen en de [A]
kapelaan, [D] maakte [G] de [A] politie er een [D] einde aan, [G] ja er kwam [A]
een [D] einde aan. _ _
Want ze liepen namelijk, [G] _ [A] zomaar op het gras, [D] en de politie zei, [A] dat dat [D] verboden was, [G] dat het gras [A] _
[D] verboden was. _ _
De non en de [G] nozen, die gingen [A] op de bon, [D] een schot [G] kreeg de [A] nozen, de [D] zenuwen de non, [G] ja de _ [A] _
[D] zenuwen de non.
_ Niet om het een of ander, [G] maar omdat [A] het niet kon, [D] _ [G] eindigde de liefde [A] van de [D] nozen en de non, [G] van de _ [A]
nozen [D] en de non. _ _
Volgens _ [G] Aristoteles, weegt [F#m] een zoen niet [D] zwaar, letterlijk [G] uitstekend, [A]
figuurlijk [D] zelden waar, _ _ [G] vraagt de non, [A] er maar eens naar.
[D] _ _ _ _ _ _ _