Chords for Ede Staal - t Het nog nooit zo donker west (dvd versie)
Tempo:
98 bpm
Chords used:
Eb
Bb
Ab
Cm
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[N]
[Bb] [Eb]
Ze woonden soms [Bb] in een hoesje,
[Ab] zij was waarschijnlijk van een [Eb] roetier,
[Ab] toch kon ze zelkaar nu [Eb] verhuilen in het [Bb] leutjehoesje [Eb] achter die.
De kinderen waren al [Bb] aan de deur uit,
[Ab] toch kwam ze vroeg nog op [Eb] tofsteen,
[Ab]
en was die Duitse [Eb] tover vrouw geld, die in [Bb] Wissendze afmoed [Eb] waarde ze.
Had het nog nooit, nog nooit zo donker geweest, of het [Bb] wel altijd wel weer [Eb] licht.
Zeshonderd en een [Bb] oller zegen, [Ab] een schientje op tok en [Eb] kampgelaat,
[Ab] en twee modder zegen over [Eb] het loontje, en in [Bb] haar loopboel
[Eb] onbiedaam.
Zeen haar leven haar [Bb] arbeid, [Ab] en moeken met acht [Eb] kinders hoes,
[Ab] wie ze me dag afroog aan het [Eb] maaien, en pas [Bb] om elke stiet wie [Eb] hoes.
Had het nog nooit, nog nooit zo donker geweest, of het [Bb] wel altijd wel weer [Eb] licht.
[Cm]
[Eb] Toen op een zondag in [Bb] december,
[Ab] kreeg Toop het zomer zo [Eb] benad,
[Ab] zien dochter brengt hond in [Eb] haar stadhout, omdat [Bb] ze Toivlies niet [Eb] vertrouwt.
En aan het oogst is [Bb] overleden, [Ab] zet mief [Cm] het oogstke zo [Eb] begroot,
[Ab] me schuin was het beker aan [Eb] haar zonvest, waandrijve [Bb] klotten was ze [Eb] dood.
Had het nog nooit, nog nooit zo donker geweest, of het [Bb] wel altijd wel weer [Eb] licht.
Had het nog nooit, nog nooit zo donker geweest, of het [Bb] wel altijd wel weer [Eb] licht.
[Cm] [Eb] De dood dat hij je niet [Bb] kunt zeggen, [Ab] waan beide woon ze geen [Eb] gelief,
[Ab] ze rusten zacht [Eb] door op het kegel, klak bij [Bb] het hoeske achter [Eb] die.
Had het nog nooit, nog nooit zo donker geweest, of het [Bb] wel altijd wel weer [Eb] licht.
[Bb] [Eb]
Ze woonden soms [Bb] in een hoesje,
[Ab] zij was waarschijnlijk van een [Eb] roetier,
[Ab] toch kon ze zelkaar nu [Eb] verhuilen in het [Bb] leutjehoesje [Eb] achter die.
De kinderen waren al [Bb] aan de deur uit,
[Ab] toch kwam ze vroeg nog op [Eb] tofsteen,
[Ab]
en was die Duitse [Eb] tover vrouw geld, die in [Bb] Wissendze afmoed [Eb] waarde ze.
Had het nog nooit, nog nooit zo donker geweest, of het [Bb] wel altijd wel weer [Eb] licht.
Zeshonderd en een [Bb] oller zegen, [Ab] een schientje op tok en [Eb] kampgelaat,
[Ab] en twee modder zegen over [Eb] het loontje, en in [Bb] haar loopboel
[Eb] onbiedaam.
Zeen haar leven haar [Bb] arbeid, [Ab] en moeken met acht [Eb] kinders hoes,
[Ab] wie ze me dag afroog aan het [Eb] maaien, en pas [Bb] om elke stiet wie [Eb] hoes.
Had het nog nooit, nog nooit zo donker geweest, of het [Bb] wel altijd wel weer [Eb] licht.
[Cm]
[Eb] Toen op een zondag in [Bb] december,
[Ab] kreeg Toop het zomer zo [Eb] benad,
[Ab] zien dochter brengt hond in [Eb] haar stadhout, omdat [Bb] ze Toivlies niet [Eb] vertrouwt.
En aan het oogst is [Bb] overleden, [Ab] zet mief [Cm] het oogstke zo [Eb] begroot,
[Ab] me schuin was het beker aan [Eb] haar zonvest, waandrijve [Bb] klotten was ze [Eb] dood.
Had het nog nooit, nog nooit zo donker geweest, of het [Bb] wel altijd wel weer [Eb] licht.
Had het nog nooit, nog nooit zo donker geweest, of het [Bb] wel altijd wel weer [Eb] licht.
[Cm] [Eb] De dood dat hij je niet [Bb] kunt zeggen, [Ab] waan beide woon ze geen [Eb] gelief,
[Ab] ze rusten zacht [Eb] door op het kegel, klak bij [Bb] het hoeske achter [Eb] die.
Had het nog nooit, nog nooit zo donker geweest, of het [Bb] wel altijd wel weer [Eb] licht.
Key:
Eb
Bb
Ab
Cm
Eb
Bb
Ab
Cm
[N] _ _ _ _ _ _ _ _
[Bb] _ _ _ _ [Eb] _ _ _ _
Ze woonden soms [Bb] in een hoesje, _ _
[Ab] zij was waarschijnlijk van een [Eb] roetier, _ _
[Ab] toch kon ze zelkaar nu [Eb] verhuilen in het [Bb] leutjehoesje [Eb] achter die. _ _ _
De kinderen waren al [Bb] aan de deur uit, _ _
[Ab] toch kwam ze vroeg nog op [Eb] _ tofsteen,
[Ab] _
en was die Duitse [Eb] tover vrouw geld, die in [Bb] Wissendze afmoed [Eb] waarde ze. _ _ _
_ _ Had het nog nooit, nog nooit zo donker geweest, of het [Bb] wel altijd wel weer [Eb] licht.
_ _ _ Zeshonderd en een [Bb] oller zegen, _ _ [Ab] een schientje op tok en [Eb] kampgelaat,
_ _ [Ab] en twee modder zegen over [Eb] het loontje, en in [Bb] haar loopboel _
[Eb] _ onbiedaam.
_ Zeen haar leven haar [Bb] _ arbeid, _ [Ab] en moeken met acht [Eb] kinders hoes,
_ _ [Ab] wie ze me dag afroog aan het [Eb] maaien, en pas [Bb] om elke stiet wie [Eb] hoes.
_ _ _ _ Had het nog nooit, nog nooit zo donker geweest, of het [Bb] wel altijd wel weer [Eb] licht.
[Cm] _ _
[Eb] Toen op een zondag in [Bb] december, _ _
[Ab] kreeg Toop het zomer zo [Eb] benad, _ _ _
[Ab] zien dochter brengt hond in [Eb] haar stadhout, omdat [Bb] ze Toivlies niet [Eb] vertrouwt.
_ En aan het oogst is [Bb] _ _ overleden, [Ab] zet mief [Cm] het oogstke zo [Eb] begroot, _ _
[Ab] me schuin was het beker aan [Eb] haar zonvest, waandrijve [Bb] klotten was ze [Eb] dood. _ _
_ _ Had het nog nooit, nog nooit zo donker geweest, of het [Bb] wel altijd wel weer [Eb] licht.
Had het nog nooit, nog nooit zo donker geweest, of het [Bb] wel altijd wel weer [Eb] licht.
[Cm] _ _ [Eb] De dood dat hij je niet [Bb] kunt zeggen, _ _ [Ab] waan beide woon ze geen [Eb] gelief,
_ _ [Ab] ze rusten zacht [Eb] door op het kegel, klak bij [Bb] het hoeske achter [Eb] die.
_ _ _ _ _ Had het nog nooit, nog nooit zo donker geweest, of het [Bb] wel altijd wel weer [Eb] licht. _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
[Bb] _ _ _ _ [Eb] _ _ _ _
Ze woonden soms [Bb] in een hoesje, _ _
[Ab] zij was waarschijnlijk van een [Eb] roetier, _ _
[Ab] toch kon ze zelkaar nu [Eb] verhuilen in het [Bb] leutjehoesje [Eb] achter die. _ _ _
De kinderen waren al [Bb] aan de deur uit, _ _
[Ab] toch kwam ze vroeg nog op [Eb] _ tofsteen,
[Ab] _
en was die Duitse [Eb] tover vrouw geld, die in [Bb] Wissendze afmoed [Eb] waarde ze. _ _ _
_ _ Had het nog nooit, nog nooit zo donker geweest, of het [Bb] wel altijd wel weer [Eb] licht.
_ _ _ Zeshonderd en een [Bb] oller zegen, _ _ [Ab] een schientje op tok en [Eb] kampgelaat,
_ _ [Ab] en twee modder zegen over [Eb] het loontje, en in [Bb] haar loopboel _
[Eb] _ onbiedaam.
_ Zeen haar leven haar [Bb] _ arbeid, _ [Ab] en moeken met acht [Eb] kinders hoes,
_ _ [Ab] wie ze me dag afroog aan het [Eb] maaien, en pas [Bb] om elke stiet wie [Eb] hoes.
_ _ _ _ Had het nog nooit, nog nooit zo donker geweest, of het [Bb] wel altijd wel weer [Eb] licht.
[Cm] _ _
[Eb] Toen op een zondag in [Bb] december, _ _
[Ab] kreeg Toop het zomer zo [Eb] benad, _ _ _
[Ab] zien dochter brengt hond in [Eb] haar stadhout, omdat [Bb] ze Toivlies niet [Eb] vertrouwt.
_ En aan het oogst is [Bb] _ _ overleden, [Ab] zet mief [Cm] het oogstke zo [Eb] begroot, _ _
[Ab] me schuin was het beker aan [Eb] haar zonvest, waandrijve [Bb] klotten was ze [Eb] dood. _ _
_ _ Had het nog nooit, nog nooit zo donker geweest, of het [Bb] wel altijd wel weer [Eb] licht.
Had het nog nooit, nog nooit zo donker geweest, of het [Bb] wel altijd wel weer [Eb] licht.
[Cm] _ _ [Eb] De dood dat hij je niet [Bb] kunt zeggen, _ _ [Ab] waan beide woon ze geen [Eb] gelief,
_ _ [Ab] ze rusten zacht [Eb] door op het kegel, klak bij [Bb] het hoeske achter [Eb] die.
_ _ _ _ _ Had het nog nooit, nog nooit zo donker geweest, of het [Bb] wel altijd wel weer [Eb] licht. _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _