Chords for K3 - Wie Wie Wie | Musical De 3 Biggetjes
Tempo:
121.6 bpm
Chords used:
C
Bb
F
G
Am
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[C] [Bb]
Wie, wie, wie, [C] wie van de [Bb] drie, zal de pegentjes op de wijn er maken?
[A] Wie, wie, [Gm] wie, [Cm] wie [Eb] van de drie, [C] maakt het hapje klaar [Bb] dat ons zo goed zal smaken?
[G] Ja, ik weet het, ja, ik weet het, [Cm] Woepert is de [C] man, die dit [Fm] besparen [C] kan.
[Bb] [C]
[Bb] [C] Een hammetje, [E] een [Am] parkenspoot of [Gm] een [C] carbonade, [F] dat is [C] voor een stoere wolf [D] nog niet me [C] [G] besmaadde.
[C] Daarom zou [E] ik zeggen, [Am] lieve Woepert, ga [Gm] je gang, [F] ga naar [Eb] binnen, doe [C] je [Am] best [D] en trek het [C] niet je lang.
[Bb] [C] Nee!
[Bb] [C] Wie, [Bb] wie, wie, [C] wie van [Bb] de drie, [C] zal de [Bb] pegentjes op je [C] wijn er maken?
[Bb] [F] Wie, [Eb] wie, wie, [F] wie van [Eb] de drie, [C] maakt het hapje [Bb] klaar dat ons zo [Am] goed zal smaken?
[Bb] [G] Ja, ik weet het, ja, ik weet het, [F] Waldo is de man, [C] die dit [Fm] klusje klaar [C] kan.
Het is een hele [E] eer voor mij [Am] dit klusje [C] hier te klaren, [F] en ik [C] zou het zeker doen als [D] jullie [Cm] hier niet [G] waren.
[C] Maar ik [Bm] wil bescheiden [Am] zijn en geef mijn [Gm] daag graag door [F] aan mijn [Gb] [Am] allerliefste broertje, [D] Waldo [F] ga ervoor.
[C] Kom op, kom op!
[Bb] [C] Nee!
[Bb] [C] Wie, [Bb] wie, wie, [C] wie [Bb] van de drie, zal [C] de [Bb] pegentjes op je [C] wijn er [Bb] maken?
[F] Wie, [Eb] wie, wie, [F] wie [Eb] van de drie, [C] maakt het hapje klaar [Bb] dat ons [C] zo goed zal [Bb] smaken?
[G] Ja, ik weet het, ja, ik weet [F] het, Willy is de man, [C] die [Fm] dit klusje [C] klaar kan.
Ik ben de geschikte man om twee [G] hutjes te willen, [D] [G] maar ik zie aan [Dm] jouw [G] gezicht wat jij zo graag [C] zou willen.
[Cm]
[F] [Gb] Daarom lietst [C] ik Willy [Am] ga ik waar [G] een stap [C] of zij, [F] en [E] jij mag [Am] aan het boot staan van [D] de wolken [G] slaag eruit.
Jongens, [C] no way!
[Bb] [C] [Bb] [C] Wie, wie, [Bb] wie, [C] wie van [Bb] de drie, [C] zal de [Bb] pegentjes op je [C] wijn er maken?
[Bb] [F] Wie, [Eb] wie, wie, [F] wie van [Eb] de drie, [C] maakt het hapje [Bb] klaar dat ons zo [C] goed zal smaken?
[Bb] [G] Ja, ik weet het, ja, ik weet het, [F] Willy is de man, [C] die dit [Fm] klusje [B] klaar [C] [Fm] [B] [C] kan.
[Bb] [B] [C] [N]
Wie, wie, wie, [C] wie van de [Bb] drie, zal de pegentjes op de wijn er maken?
[A] Wie, wie, [Gm] wie, [Cm] wie [Eb] van de drie, [C] maakt het hapje klaar [Bb] dat ons zo goed zal smaken?
[G] Ja, ik weet het, ja, ik weet het, [Cm] Woepert is de [C] man, die dit [Fm] besparen [C] kan.
[Bb] [C]
[Bb] [C] Een hammetje, [E] een [Am] parkenspoot of [Gm] een [C] carbonade, [F] dat is [C] voor een stoere wolf [D] nog niet me [C] [G] besmaadde.
[C] Daarom zou [E] ik zeggen, [Am] lieve Woepert, ga [Gm] je gang, [F] ga naar [Eb] binnen, doe [C] je [Am] best [D] en trek het [C] niet je lang.
[Bb] [C] Nee!
[Bb] [C] Wie, [Bb] wie, wie, [C] wie van [Bb] de drie, [C] zal de [Bb] pegentjes op je [C] wijn er maken?
[Bb] [F] Wie, [Eb] wie, wie, [F] wie van [Eb] de drie, [C] maakt het hapje [Bb] klaar dat ons zo [Am] goed zal smaken?
[Bb] [G] Ja, ik weet het, ja, ik weet het, [F] Waldo is de man, [C] die dit [Fm] klusje klaar [C] kan.
Het is een hele [E] eer voor mij [Am] dit klusje [C] hier te klaren, [F] en ik [C] zou het zeker doen als [D] jullie [Cm] hier niet [G] waren.
[C] Maar ik [Bm] wil bescheiden [Am] zijn en geef mijn [Gm] daag graag door [F] aan mijn [Gb] [Am] allerliefste broertje, [D] Waldo [F] ga ervoor.
[C] Kom op, kom op!
[Bb] [C] Nee!
[Bb] [C] Wie, [Bb] wie, wie, [C] wie [Bb] van de drie, zal [C] de [Bb] pegentjes op je [C] wijn er [Bb] maken?
[F] Wie, [Eb] wie, wie, [F] wie [Eb] van de drie, [C] maakt het hapje klaar [Bb] dat ons [C] zo goed zal [Bb] smaken?
[G] Ja, ik weet het, ja, ik weet [F] het, Willy is de man, [C] die [Fm] dit klusje [C] klaar kan.
Ik ben de geschikte man om twee [G] hutjes te willen, [D] [G] maar ik zie aan [Dm] jouw [G] gezicht wat jij zo graag [C] zou willen.
[Cm]
[F] [Gb] Daarom lietst [C] ik Willy [Am] ga ik waar [G] een stap [C] of zij, [F] en [E] jij mag [Am] aan het boot staan van [D] de wolken [G] slaag eruit.
Jongens, [C] no way!
[Bb] [C] [Bb] [C] Wie, wie, [Bb] wie, [C] wie van [Bb] de drie, [C] zal de [Bb] pegentjes op je [C] wijn er maken?
[Bb] [F] Wie, [Eb] wie, wie, [F] wie van [Eb] de drie, [C] maakt het hapje [Bb] klaar dat ons zo [C] goed zal smaken?
[Bb] [G] Ja, ik weet het, ja, ik weet het, [F] Willy is de man, [C] die dit [Fm] klusje [B] klaar [C] [Fm] [B] [C] kan.
[Bb] [B] [C] [N]
Key:
C
Bb
F
G
Am
C
Bb
F
[C] _ _ _ [Bb] _ _ _ _ _
_ Wie, wie, wie, [C] wie van de [Bb] drie, zal de pegentjes op de wijn er maken?
_ [A] Wie, wie, [Gm] wie, [Cm] wie [Eb] van de drie, [C] maakt het hapje klaar [Bb] dat ons zo goed zal smaken?
[G] Ja, ik weet het, ja, ik weet het, [Cm] Woepert is de [C] man, die dit [Fm] besparen [C] kan. _
[Bb] _ _ [C] _ _ _ _ _ _
[Bb] _ [C] Een hammetje, [E] een [Am] parkenspoot of [Gm] een [C] carbonade, [F] dat is [C] voor een stoere wolf [D] nog niet me [C] [G] besmaadde.
[C] Daarom zou [E] ik zeggen, [Am] lieve Woepert, ga [Gm] je gang, [F] ga naar [Eb] binnen, doe [C] je [Am] best [D] en trek het [C] niet je lang.
_ [Bb] _ [C] Nee! _
[Bb] _ _ [C] Wie, [Bb] wie, wie, [C] _ wie van [Bb] de drie, [C] zal de [Bb] pegentjes op je [C] wijn er maken?
[Bb] _ _ [F] Wie, [Eb] wie, wie, [F] wie van [Eb] de drie, [C] maakt het hapje [Bb] klaar dat ons zo [Am] goed zal smaken?
[Bb] _ [G] Ja, ik weet het, ja, ik weet het, [F] Waldo is de man, [C] die dit [Fm] klusje klaar [C] kan. _
Het is een hele [E] eer voor mij [Am] dit klusje [C] hier te klaren, [F] en ik [C] zou het zeker doen als [D] jullie [Cm] hier niet [G] waren.
[C] Maar ik [Bm] wil bescheiden [Am] zijn en geef mijn [Gm] daag graag door [F] aan mijn [Gb] [Am] allerliefste broertje, [D] Waldo [F] ga ervoor.
[C] Kom op, kom op!
[Bb] _ [C] Nee! _
[Bb] _ _ [C] Wie, [Bb] wie, wie, [C] wie [Bb] van de drie, zal [C] de [Bb] pegentjes op je [C] wijn er [Bb] maken?
_ [F] Wie, [Eb] wie, wie, [F] wie [Eb] van de drie, [C] maakt het hapje klaar [Bb] dat ons [C] zo goed zal [Bb] smaken?
[G] Ja, ik weet het, ja, ik weet [F] het, Willy is de man, [C] die [Fm] dit klusje [C] klaar kan. _
_ _ _ _ Ik ben de geschikte man om twee [G] hutjes te willen, _ _ _ [D] [G] maar ik zie aan [Dm] jouw [G] gezicht wat jij zo graag [C] zou willen.
[Cm] _ _
_ [F] [Gb] Daarom lietst [C] ik Willy [Am] ga ik waar [G] een stap [C] of zij, [F] en [E] jij mag [Am] aan het boot staan van [D] de wolken [G] slaag _ eruit.
_ _ Jongens, [C] no way!
[Bb] _ _ [C] _ _ [Bb] _ _ [C] Wie, wie, [Bb] wie, [C] wie van [Bb] de drie, [C] zal de [Bb] pegentjes op je [C] wijn er maken?
[Bb] _ _ [F] Wie, [Eb] wie, wie, [F] wie van [Eb] de drie, [C] maakt het hapje [Bb] klaar dat ons zo [C] goed zal smaken?
[Bb] _ [G] Ja, ik weet het, ja, ik weet het, [F] Willy is de man, [C] die dit [Fm] klusje [B] klaar [C] _ _ [Fm] _ [B] [C] kan. _
[Bb] _ [B] _ [C] _ _ _ _ [N] _ _
_ Wie, wie, wie, [C] wie van de [Bb] drie, zal de pegentjes op de wijn er maken?
_ [A] Wie, wie, [Gm] wie, [Cm] wie [Eb] van de drie, [C] maakt het hapje klaar [Bb] dat ons zo goed zal smaken?
[G] Ja, ik weet het, ja, ik weet het, [Cm] Woepert is de [C] man, die dit [Fm] besparen [C] kan. _
[Bb] _ _ [C] _ _ _ _ _ _
[Bb] _ [C] Een hammetje, [E] een [Am] parkenspoot of [Gm] een [C] carbonade, [F] dat is [C] voor een stoere wolf [D] nog niet me [C] [G] besmaadde.
[C] Daarom zou [E] ik zeggen, [Am] lieve Woepert, ga [Gm] je gang, [F] ga naar [Eb] binnen, doe [C] je [Am] best [D] en trek het [C] niet je lang.
_ [Bb] _ [C] Nee! _
[Bb] _ _ [C] Wie, [Bb] wie, wie, [C] _ wie van [Bb] de drie, [C] zal de [Bb] pegentjes op je [C] wijn er maken?
[Bb] _ _ [F] Wie, [Eb] wie, wie, [F] wie van [Eb] de drie, [C] maakt het hapje [Bb] klaar dat ons zo [Am] goed zal smaken?
[Bb] _ [G] Ja, ik weet het, ja, ik weet het, [F] Waldo is de man, [C] die dit [Fm] klusje klaar [C] kan. _
Het is een hele [E] eer voor mij [Am] dit klusje [C] hier te klaren, [F] en ik [C] zou het zeker doen als [D] jullie [Cm] hier niet [G] waren.
[C] Maar ik [Bm] wil bescheiden [Am] zijn en geef mijn [Gm] daag graag door [F] aan mijn [Gb] [Am] allerliefste broertje, [D] Waldo [F] ga ervoor.
[C] Kom op, kom op!
[Bb] _ [C] Nee! _
[Bb] _ _ [C] Wie, [Bb] wie, wie, [C] wie [Bb] van de drie, zal [C] de [Bb] pegentjes op je [C] wijn er [Bb] maken?
_ [F] Wie, [Eb] wie, wie, [F] wie [Eb] van de drie, [C] maakt het hapje klaar [Bb] dat ons [C] zo goed zal [Bb] smaken?
[G] Ja, ik weet het, ja, ik weet [F] het, Willy is de man, [C] die [Fm] dit klusje [C] klaar kan. _
_ _ _ _ Ik ben de geschikte man om twee [G] hutjes te willen, _ _ _ [D] [G] maar ik zie aan [Dm] jouw [G] gezicht wat jij zo graag [C] zou willen.
[Cm] _ _
_ [F] [Gb] Daarom lietst [C] ik Willy [Am] ga ik waar [G] een stap [C] of zij, [F] en [E] jij mag [Am] aan het boot staan van [D] de wolken [G] slaag _ eruit.
_ _ Jongens, [C] no way!
[Bb] _ _ [C] _ _ [Bb] _ _ [C] Wie, wie, [Bb] wie, [C] wie van [Bb] de drie, [C] zal de [Bb] pegentjes op je [C] wijn er maken?
[Bb] _ _ [F] Wie, [Eb] wie, wie, [F] wie van [Eb] de drie, [C] maakt het hapje [Bb] klaar dat ons zo [C] goed zal smaken?
[Bb] _ [G] Ja, ik weet het, ja, ik weet het, [F] Willy is de man, [C] die dit [Fm] klusje [B] klaar [C] _ _ [Fm] _ [B] [C] kan. _
[Bb] _ [B] _ [C] _ _ _ _ [N] _ _