Chords for sanne - het huis dat tussen rozen stond
Tempo:
121.6 bpm
Chords used:
G
Em
D
F#
Am
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[D] [Am]
[F#m] [G]
Als ik nu omkijk naar mijn [D] kindertijd, denk ik metijn weer aan die [G] mooie tijd.
Weg zijn mijn dromen, [D] want tussen bomen een tuin vol rozen stond [G] toen ons huis,
waar [Em] ik voorheen die mooie treur wil gvond, is [G] nu een straat,
[Em] zodat het huis dat tussen rozen stond, [G] niet meer bestaat.
Ik nam toen afscheid, maar met [D] een traan, ik kon niet geloven voor altijd de [G] daan.
Die dag verdwenen zij voorgoed uit mijn [D] leven, ik hield me kranig, maar was liever [G] gebleven.
Ze lachten en zeiden, moet je daar niet [D] om treuren, want daar in de stad kan je toch [G] niets gebeuren.
Je vindt [Em] daar alles wat je hier bij ons [G] nooit ziet.
Al [Em] wat de stad je straks te bieden heeft, vind [G] je hier niet.
Toen ik die dag hier mijn nieuw leven [D] begon, liep ik verloren tussen steen en [G] beton.
Geen van mijn vrienden die dit ooit zou [D] begrijpen, ze hadden geen reden om mij te [G]
benijden.
Geen van mijn vrienden die ik ooit uit kon [D]
leggen, wat ik ze al die tijd had [G] willen zeggen.
Er [Em] komt een dag dat ik terug zal zijn, wie weet [G]
wanneer.
[F#] [G]
En [Em] op die dag neem ik de eerste trein, sta [G] ik er weer.
Jaren verstreken en nu sta ik hier [D] weer, vergeefs nu op zoek naar mijn huis van [G] wel meer.
Waar is nu alles, waar zijn [D] mijn bomen, waar zijn mijn rozen en waar zijn mijn [G] dromen?
Ik vind geen spooi van mijn vroegere [D] vrienden, ik zoek naar mijn huis maar ik kan het niet [G] vinden.
Waar [Em] ik voorheen die mooie treur weer vond, is [G] nu een straat.
[F#] [G]
Zodat [Em] het huis dat tussen rozen stond, niet [G] meer bestaat.
Wie zegt het [Em] mij, waar is het [G] nu?
Wie [Em] weet, waar is het nu?
[G] Waar is mijn huis?
[Em] Wie weet, [G] waar is mijn huis?
[Em] Wie [G] weet,
[Em] hoe zegt [G] het mij?
[F#m] [G]
Als ik nu omkijk naar mijn [D] kindertijd, denk ik metijn weer aan die [G] mooie tijd.
Weg zijn mijn dromen, [D] want tussen bomen een tuin vol rozen stond [G] toen ons huis,
waar [Em] ik voorheen die mooie treur wil gvond, is [G] nu een straat,
[Em] zodat het huis dat tussen rozen stond, [G] niet meer bestaat.
Ik nam toen afscheid, maar met [D] een traan, ik kon niet geloven voor altijd de [G] daan.
Die dag verdwenen zij voorgoed uit mijn [D] leven, ik hield me kranig, maar was liever [G] gebleven.
Ze lachten en zeiden, moet je daar niet [D] om treuren, want daar in de stad kan je toch [G] niets gebeuren.
Je vindt [Em] daar alles wat je hier bij ons [G] nooit ziet.
Al [Em] wat de stad je straks te bieden heeft, vind [G] je hier niet.
Toen ik die dag hier mijn nieuw leven [D] begon, liep ik verloren tussen steen en [G] beton.
Geen van mijn vrienden die dit ooit zou [D] begrijpen, ze hadden geen reden om mij te [G]
benijden.
Geen van mijn vrienden die ik ooit uit kon [D]
leggen, wat ik ze al die tijd had [G] willen zeggen.
Er [Em] komt een dag dat ik terug zal zijn, wie weet [G]
wanneer.
[F#] [G]
En [Em] op die dag neem ik de eerste trein, sta [G] ik er weer.
Jaren verstreken en nu sta ik hier [D] weer, vergeefs nu op zoek naar mijn huis van [G] wel meer.
Waar is nu alles, waar zijn [D] mijn bomen, waar zijn mijn rozen en waar zijn mijn [G] dromen?
Ik vind geen spooi van mijn vroegere [D] vrienden, ik zoek naar mijn huis maar ik kan het niet [G] vinden.
Waar [Em] ik voorheen die mooie treur weer vond, is [G] nu een straat.
[F#] [G]
Zodat [Em] het huis dat tussen rozen stond, niet [G] meer bestaat.
Wie zegt het [Em] mij, waar is het [G] nu?
Wie [Em] weet, waar is het nu?
[G] Waar is mijn huis?
[Em] Wie weet, [G] waar is mijn huis?
[Em] Wie [G] weet,
[Em] hoe zegt [G] het mij?
Key:
G
Em
D
F#
Am
G
Em
D
_ [D] _ _ _ _ _ [Am] _ _
[F#m] _ _ _ [G] _ _ _ _ _
_ _ Als ik nu _ _ omkijk _ naar mijn [D] _ _ kindertijd, _ _ denk ik metijn weer aan die [G] mooie tijd.
_ _ Weg zijn mijn dromen, _ _ [D] want tussen bomen _ een tuin vol rozen _ stond [G] toen ons huis, _
waar [Em] ik _ voorheen die mooie treur wil gvond, _ is [G] nu een _ _ _ straat,
_ _ [Em] zodat het huis dat tussen rozen _ stond, _ [G] niet meer _ _ bestaat. _ _ _ _ _ _
Ik nam toen afscheid, maar met [D] een traan, ik kon niet _ geloven voor altijd de [G] daan.
Die dag verdwenen zij voorgoed uit mijn [D] leven, ik hield me kranig, maar was liever [G] gebleven.
Ze lachten en zeiden, moet je daar niet [D] om treuren, want daar in de stad kan je toch [G] niets gebeuren.
Je vindt [Em] daar alles wat je hier bij ons _ [G] nooit ziet.
_ _ _ _ _ _ _
Al [Em] wat de stad je straks te bieden heeft, _ vind [G] je hier niet. _ _ _ _ _ _ _
Toen ik die dag hier mijn nieuw leven [D] begon, liep ik verloren tussen steen en [G] beton.
Geen van mijn vrienden die dit ooit zou [D] begrijpen, ze hadden geen reden om mij te [G]
benijden.
Geen van mijn vrienden die ik ooit uit kon [D]
leggen, wat ik ze al die tijd had [G] willen zeggen.
Er [Em] komt een dag dat ik terug zal zijn, wie weet [G] _ _
_ wanneer.
_ _ _ [F#] _ [G] _
En [Em] op die dag neem ik de eerste trein, sta [G] ik er weer. _
_ _ _ _ _ _ _ _
Jaren verstreken en nu sta ik hier [D] weer, vergeefs nu op zoek naar mijn huis van [G] wel meer.
Waar is nu alles, waar zijn [D] mijn bomen, waar zijn mijn rozen en waar zijn mijn [G] dromen?
Ik vind geen spooi van mijn vroegere [D] vrienden, ik zoek naar mijn huis maar ik kan het niet [G] vinden.
Waar [Em] ik voorheen die mooie treur weer vond, is [G] nu een _ _ _ _ _ _ straat.
[F#] _ [G] _
Zodat [Em] het huis dat tussen rozen _ _ stond, niet [G] meer _ bestaat.
_ _ _ Wie zegt het [Em] mij, waar is het _ [G] nu?
Wie [Em] weet, waar is het nu?
[G] Waar is mijn huis?
[Em] _ Wie weet, [G] waar is mijn huis?
[Em] _ Wie [G] weet, _
_ _ [Em] _ _ _ _ hoe _ _ zegt [G] het mij?
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
[F#m] _ _ _ [G] _ _ _ _ _
_ _ Als ik nu _ _ omkijk _ naar mijn [D] _ _ kindertijd, _ _ denk ik metijn weer aan die [G] mooie tijd.
_ _ Weg zijn mijn dromen, _ _ [D] want tussen bomen _ een tuin vol rozen _ stond [G] toen ons huis, _
waar [Em] ik _ voorheen die mooie treur wil gvond, _ is [G] nu een _ _ _ straat,
_ _ [Em] zodat het huis dat tussen rozen _ stond, _ [G] niet meer _ _ bestaat. _ _ _ _ _ _
Ik nam toen afscheid, maar met [D] een traan, ik kon niet _ geloven voor altijd de [G] daan.
Die dag verdwenen zij voorgoed uit mijn [D] leven, ik hield me kranig, maar was liever [G] gebleven.
Ze lachten en zeiden, moet je daar niet [D] om treuren, want daar in de stad kan je toch [G] niets gebeuren.
Je vindt [Em] daar alles wat je hier bij ons _ [G] nooit ziet.
_ _ _ _ _ _ _
Al [Em] wat de stad je straks te bieden heeft, _ vind [G] je hier niet. _ _ _ _ _ _ _
Toen ik die dag hier mijn nieuw leven [D] begon, liep ik verloren tussen steen en [G] beton.
Geen van mijn vrienden die dit ooit zou [D] begrijpen, ze hadden geen reden om mij te [G]
benijden.
Geen van mijn vrienden die ik ooit uit kon [D]
leggen, wat ik ze al die tijd had [G] willen zeggen.
Er [Em] komt een dag dat ik terug zal zijn, wie weet [G] _ _
_ wanneer.
_ _ _ [F#] _ [G] _
En [Em] op die dag neem ik de eerste trein, sta [G] ik er weer. _
_ _ _ _ _ _ _ _
Jaren verstreken en nu sta ik hier [D] weer, vergeefs nu op zoek naar mijn huis van [G] wel meer.
Waar is nu alles, waar zijn [D] mijn bomen, waar zijn mijn rozen en waar zijn mijn [G] dromen?
Ik vind geen spooi van mijn vroegere [D] vrienden, ik zoek naar mijn huis maar ik kan het niet [G] vinden.
Waar [Em] ik voorheen die mooie treur weer vond, is [G] nu een _ _ _ _ _ _ straat.
[F#] _ [G] _
Zodat [Em] het huis dat tussen rozen _ _ stond, niet [G] meer _ bestaat.
_ _ _ Wie zegt het [Em] mij, waar is het _ [G] nu?
Wie [Em] weet, waar is het nu?
[G] Waar is mijn huis?
[Em] _ Wie weet, [G] waar is mijn huis?
[Em] _ Wie [G] weet, _
_ _ [Em] _ _ _ _ hoe _ _ zegt [G] het mij?
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _