Chords for Drukwerk - Marianneke • TopPop
Tempo:
90.05 bpm
Chords used:
A
E
D
F#m
C#m
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[A]
Er zijn meisjes die doen het met tegenzin, er [E] zijn meisjes die [A] nemen het pijn.
Marianneke doet het met veel [E] plezier, oh wat [D] zal ik daar [F#m] gelukkig mee zijn.
[E] Wat [D] zal ik daar [A] gelukkig mee [F#m] zijn.
[E]
[D] [A] Marianneke [D] is [A] een lieve meis, maar koken [E] kan ze niet.
[A] Ze maakt voor mij [D] radeisjes [A] klaar [E] en noemt dat rode biert.
[A] Het is middag, druk, de brand weer uit, het schil om door [E] de stad.
[A] Het is een medelgrote [E] brand, maar liefst gebak me dan.
Want [A] er zijn meisjes die doen het met tegenzin, [E] er zijn meisjes die [A] winnen het pijn.
Marianneke doet het met veel [E] plezier, oh wat [D] zal ik daar [C#m] gelukkig mee zijn.
Wat [D] zal ik daar [A] gelukkig mee [F#m] zijn.
[E] [D] [A]
Marianneke [D] is een [A] lieve meid, maar draaien [E] kan ze niet.
[A] M'n zokken zijn zo [E] ongelijk, je weet niet wat je ziet.
[A] Een zakkoek met een gat erin, dat noemt ze [E] snel een proes.
[A] Marianneke is een lieve [E] meid, ze is gewoon een snoes.
[A] Want er zijn meisjes die doen het met [E] tegenzin, er zijn meisjes die winnen [A] het pijn.
Marianneke doet het met veel plezier, [E] oh wat zal ik [D] daar gelukkig [A] mee zijn.
[C#m] [E] Wat zal ik [D] daar gelukkig [F#m] mee zijn.
[E] [D] [A]
[D]
[A] [Am] [D]
[A] [D] [E] [A]
[D]
[A] [E] [D]
[Am] [A]
Maar soms [D] is het [A] wel stom, gaat [E] alles verkeerd.
[A] Maar dat ik [D] zo lekker [A] vrij [E] kan, [A] wat heeft ze mij geleerd.
Want er zijn meisjes die doen het met [E] tegenzin, er zijn meisjes [A] die winnen het pijn.
Marianneke doet het met veel [E] plezier, oh [D] wat zal ik daar [A] gelukkig mee [F#m] zijn.
[E] [D] Wat zal ik daar [A] gelukkig mee [F#m] zijn.
[E] [D] [A]
Want er zijn jongens die niet [E] plezier zien, zij doen het [A] met veel plezier.
Meg [E] plezier, ooh, [D] wat zal ik daar [F#m] gelukkig mee zijn.
[C#m] Wat [D] zal ik daar [A] gelukkig mee [F#m] zijn.
[E] [D] [A] Want er zijn meisjes die doen het met [E] tegenzin, er zijn meisjes die [A] winnen het pijn
Marianneke doet het met veel [E] plezier, oh wat [D] zal ik daar [A] gelukkig mee zijn.
Wat [D] zal ik daar [F#m] gelukkig mee zijn.
[E] Wat zal [D] ik daar [A] gelukkig mee zijn.
Er zijn meisjes die doen het met tegenzin, er [E] zijn meisjes die [A] nemen het pijn.
Marianneke doet het met veel [E] plezier, oh wat [D] zal ik daar [F#m] gelukkig mee zijn.
[E] Wat [D] zal ik daar [A] gelukkig mee [F#m] zijn.
[E]
[D] [A] Marianneke [D] is [A] een lieve meis, maar koken [E] kan ze niet.
[A] Ze maakt voor mij [D] radeisjes [A] klaar [E] en noemt dat rode biert.
[A] Het is middag, druk, de brand weer uit, het schil om door [E] de stad.
[A] Het is een medelgrote [E] brand, maar liefst gebak me dan.
Want [A] er zijn meisjes die doen het met tegenzin, [E] er zijn meisjes die [A] winnen het pijn.
Marianneke doet het met veel [E] plezier, oh wat [D] zal ik daar [C#m] gelukkig mee zijn.
Wat [D] zal ik daar [A] gelukkig mee [F#m] zijn.
[E] [D] [A]
Marianneke [D] is een [A] lieve meid, maar draaien [E] kan ze niet.
[A] M'n zokken zijn zo [E] ongelijk, je weet niet wat je ziet.
[A] Een zakkoek met een gat erin, dat noemt ze [E] snel een proes.
[A] Marianneke is een lieve [E] meid, ze is gewoon een snoes.
[A] Want er zijn meisjes die doen het met [E] tegenzin, er zijn meisjes die winnen [A] het pijn.
Marianneke doet het met veel plezier, [E] oh wat zal ik [D] daar gelukkig [A] mee zijn.
[C#m] [E] Wat zal ik [D] daar gelukkig [F#m] mee zijn.
[E] [D] [A]
[D]
[A] [Am] [D]
[A] [D] [E] [A]
[D]
[A] [E] [D]
[Am] [A]
Maar soms [D] is het [A] wel stom, gaat [E] alles verkeerd.
[A] Maar dat ik [D] zo lekker [A] vrij [E] kan, [A] wat heeft ze mij geleerd.
Want er zijn meisjes die doen het met [E] tegenzin, er zijn meisjes [A] die winnen het pijn.
Marianneke doet het met veel [E] plezier, oh [D] wat zal ik daar [A] gelukkig mee [F#m] zijn.
[E] [D] Wat zal ik daar [A] gelukkig mee [F#m] zijn.
[E] [D] [A]
Want er zijn jongens die niet [E] plezier zien, zij doen het [A] met veel plezier.
Meg [E] plezier, ooh, [D] wat zal ik daar [F#m] gelukkig mee zijn.
[C#m] Wat [D] zal ik daar [A] gelukkig mee [F#m] zijn.
[E] [D] [A] Want er zijn meisjes die doen het met [E] tegenzin, er zijn meisjes die [A] winnen het pijn
Marianneke doet het met veel [E] plezier, oh wat [D] zal ik daar [A] gelukkig mee zijn.
Wat [D] zal ik daar [F#m] gelukkig mee zijn.
[E] Wat zal [D] ik daar [A] gelukkig mee zijn.
Key:
A
E
D
F#m
C#m
A
E
D
[A] _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ Er zijn meisjes die doen het met tegenzin, er [E] zijn meisjes die [A] nemen het pijn.
_ Marianneke doet het met veel [E] plezier, oh wat [D] zal ik daar [F#m] gelukkig mee zijn.
[E] Wat [D] zal ik daar [A] gelukkig mee [F#m] zijn.
[E] _
[D] _ [A] _ _ _ _ Marianneke [D] is [A] een lieve meis, maar koken [E] kan ze niet.
[A] Ze maakt voor mij [D] radeisjes [A] klaar [E] en noemt dat rode biert.
[A] Het is middag, druk, de brand weer uit, het schil om door [E] de stad.
[A] Het is een medelgrote [E] brand, maar liefst gebak me dan.
Want [A] er zijn meisjes die doen het met tegenzin, [E] er zijn meisjes die [A] winnen het pijn.
Marianneke doet het met veel [E] plezier, oh wat [D] zal ik daar [C#m] gelukkig mee zijn.
Wat [D] zal ik daar [A] gelukkig mee [F#m] zijn.
[E] _ [D] _ [A] _ _
_ _ Marianneke [D] is een [A] lieve meid, maar draaien [E] kan ze niet.
[A] M'n zokken zijn zo [E] ongelijk, je weet niet wat je ziet.
[A] Een zakkoek met een gat erin, dat noemt ze [E] snel een proes.
[A] Marianneke is een lieve [E] meid, ze is gewoon een snoes.
[A] Want er zijn meisjes die doen het met [E] tegenzin, er zijn meisjes die winnen [A] het pijn.
_ Marianneke doet het met veel plezier, [E] oh wat zal ik [D] daar gelukkig [A] mee zijn.
[C#m] [E] Wat zal ik [D] daar gelukkig [F#m] mee zijn.
_ [E] _ [D] _ [A] _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ [D] _ _ _
_ _ [A] _ _ _ _ [Am] _ [D] _
_ [A] _ [D] _ [E] _ [A] _ _ _ _
_ _ _ _ [D] _ _ _ _
_ [A] _ _ _ [E] _ _ _ [D] _
_ [Am] _ _ _ _ _ [A] _ _
_ _ _ _ Maar soms [D] is het [A] wel stom, gaat [E] alles verkeerd.
[A] Maar dat ik [D] zo lekker [A] vrij [E] kan, _ [A] wat heeft ze mij geleerd. _
Want er zijn meisjes die doen het met [E] tegenzin, er zijn meisjes [A] die winnen het pijn.
_ Marianneke doet het met veel [E] plezier, oh [D] wat zal ik daar [A] gelukkig mee [F#m] zijn.
[E] [D] Wat zal ik daar [A] gelukkig mee [F#m] zijn.
[E] _ [D] _ [A] _
Want er zijn jongens die niet [E] plezier zien, zij doen het [A] met veel plezier.
_ Meg [E] plezier, ooh, [D] wat zal ik daar [F#m] gelukkig mee zijn.
[C#m] Wat [D] zal ik daar [A] gelukkig mee [F#m] zijn.
[E] _ [D] _ [A] Want er zijn meisjes die doen het met [E] tegenzin, er zijn meisjes die [A] winnen het pijn
Marianneke doet het met veel [E] plezier, oh wat [D] zal ik daar [A] gelukkig mee zijn.
Wat [D] zal ik daar [F#m] gelukkig mee zijn.
[E] Wat zal [D] ik daar [A] gelukkig mee zijn.
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ Er zijn meisjes die doen het met tegenzin, er [E] zijn meisjes die [A] nemen het pijn.
_ Marianneke doet het met veel [E] plezier, oh wat [D] zal ik daar [F#m] gelukkig mee zijn.
[E] Wat [D] zal ik daar [A] gelukkig mee [F#m] zijn.
[E] _
[D] _ [A] _ _ _ _ Marianneke [D] is [A] een lieve meis, maar koken [E] kan ze niet.
[A] Ze maakt voor mij [D] radeisjes [A] klaar [E] en noemt dat rode biert.
[A] Het is middag, druk, de brand weer uit, het schil om door [E] de stad.
[A] Het is een medelgrote [E] brand, maar liefst gebak me dan.
Want [A] er zijn meisjes die doen het met tegenzin, [E] er zijn meisjes die [A] winnen het pijn.
Marianneke doet het met veel [E] plezier, oh wat [D] zal ik daar [C#m] gelukkig mee zijn.
Wat [D] zal ik daar [A] gelukkig mee [F#m] zijn.
[E] _ [D] _ [A] _ _
_ _ Marianneke [D] is een [A] lieve meid, maar draaien [E] kan ze niet.
[A] M'n zokken zijn zo [E] ongelijk, je weet niet wat je ziet.
[A] Een zakkoek met een gat erin, dat noemt ze [E] snel een proes.
[A] Marianneke is een lieve [E] meid, ze is gewoon een snoes.
[A] Want er zijn meisjes die doen het met [E] tegenzin, er zijn meisjes die winnen [A] het pijn.
_ Marianneke doet het met veel plezier, [E] oh wat zal ik [D] daar gelukkig [A] mee zijn.
[C#m] [E] Wat zal ik [D] daar gelukkig [F#m] mee zijn.
_ [E] _ [D] _ [A] _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ [D] _ _ _
_ _ [A] _ _ _ _ [Am] _ [D] _
_ [A] _ [D] _ [E] _ [A] _ _ _ _
_ _ _ _ [D] _ _ _ _
_ [A] _ _ _ [E] _ _ _ [D] _
_ [Am] _ _ _ _ _ [A] _ _
_ _ _ _ Maar soms [D] is het [A] wel stom, gaat [E] alles verkeerd.
[A] Maar dat ik [D] zo lekker [A] vrij [E] kan, _ [A] wat heeft ze mij geleerd. _
Want er zijn meisjes die doen het met [E] tegenzin, er zijn meisjes [A] die winnen het pijn.
_ Marianneke doet het met veel [E] plezier, oh [D] wat zal ik daar [A] gelukkig mee [F#m] zijn.
[E] [D] Wat zal ik daar [A] gelukkig mee [F#m] zijn.
[E] _ [D] _ [A] _
Want er zijn jongens die niet [E] plezier zien, zij doen het [A] met veel plezier.
_ Meg [E] plezier, ooh, [D] wat zal ik daar [F#m] gelukkig mee zijn.
[C#m] Wat [D] zal ik daar [A] gelukkig mee [F#m] zijn.
[E] _ [D] _ [A] Want er zijn meisjes die doen het met [E] tegenzin, er zijn meisjes die [A] winnen het pijn
Marianneke doet het met veel [E] plezier, oh wat [D] zal ik daar [A] gelukkig mee zijn.
Wat [D] zal ik daar [F#m] gelukkig mee zijn.
[E] Wat zal [D] ik daar [A] gelukkig mee zijn.