Chords for Lucas & Gea - Steeds weer huil je - En zonder jou.wmv
Tempo:
90.45 bpm
Chords used:
A
G
Ab
D
Eb
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[Ab]
Iedere dag ga ik gewoon voor je boent,
bij de deur uit het licht ga je boent.
Nog een flim, nog een kus en dan moet ik je [Eb] weer bevaten.
[Db] Maar ik ken de gedachten van jou,
[Ab] ook al weet je ik kom toch niet gauw.
Maar je ogen niet braven, [Eb] hoelang blijft je mij [Ab] nog trouw?
En steeds vergaaner dan [Db] zeer keer praten.
Jij zegt niet wat je voelt, maar je denkt we [Ab] zijn niet meer samen.
Ja [Eb] dat doet je pijn.
En steeds [Ab] weer denk je,
hij [Db] heeft een ander.
Dat ik jou niet meer zie, niet meer wil en niet [Ab] meer vertrouw.
Maar [Eb] geloof me nou,
ik hou [Ab] alleen van jou.
Dagenlang kijk je stil voor je heen,
en je bent met de kinderen alleen.
Je vertelt van mijn werk en je zegt dat ik [Eb] gauw zou komen.
[Db] Ik bel op tisselkwart over acht,
[Ab] dus de kinderen wel mij goeienacht.
Dan breng jij ze naar bed [Eb] en ik weet dat je op [Ab] me houdt.
En steeds vergaaner dan [Db] zeer keer praten.
Jij zegt niet wat je voelt, maar je denkt we zijn niet [Ab] meer samen.
Ja dat doet [Eb] je pijn.
En steeds [Ab] weer denk je,
hij [Db] heeft een ander.
Dat ik jou niet meer zie, niet meer wil en niet meer [Ab] vertrouw.
Maar [Eb] geloof me nou,
ik [Ab] hou alleen van jou.
Ik kom thuis en ik zie je bent blij,
want je kunt eindelijk praten met mij.
Maar helaas, ik ben moe, want er werd ook een man die moet [Eb] slapen.
Je [Db] praat maar door, maar ik luister niet meer.
[Ab] Dus geloof me ook mee tot het zin.
Ik ga slapen en jij [Eb] daant je om en je [Ab] piekert weer.
En steeds vergaaner dan [Db] zeer keer praten.
Jij zegt niet wat je voelt, maar je denkt we zijn niet [Ab] meer samen.
Ja dat doet [Eb] je pijn.
En [Ab] steeds weer denk je,
hij [Db] heeft een ander.
Dat ik jou niet meer zie, niet meer wil en niet meer [Ab] vertrouw.
[Eb] Maar geloof me nou,
ik [Cm] hou alleen [Ab] van jou.
[Db]
[Ab] [Eb]
En steeds [Ab] weer denk je,
hij [Db] heeft een ander.
Dat ik jou niet meer zie, niet meer wil en niet [Ab] meer vertrouw.
Maar [Eb] geloof me nou,
ik hou alleen [Ab] van jou.
[Eb] [Ab]
[G] [A] [Bm] [Gbm] [E]
[G] [A] [D]
De laatste tijd vind jij heel [Em] even niet bij mij.
Kom [G] ik thuis dan wordt [A] er niet op mij [D] gewacht.
Ik had een grote mond, maar tot [Em] de morgen stond,
[Bm] heb [G] ik eigenlijk [A] alleen aan jou [D] bedacht.
Want wat [G] als ik [A] zonder jou door [Gbm] het leven [G] moet gaan?
Dan was er in [A] mijn ogen echt [D] geen donder aan.
Jij bent [G] degene [A] waar ik op [Bm] [A] [E] vertrouw.
[G] Ik kan gewoon [A] niet leven [D] zonder jou.
[G] [A] [D] [A] [E]
[G] [Gbm] [A] [D]
Je weet niet hoe goed ik van [Em] de spilten leer.
[G] Wijs van lessen, ik [A] versta ze [D] allemaal.
Denk dat ik nu wel weet en dat [Em] ik nooit vergeet.
[G] Lieve schat, voor mij [A] ben jij het [D] hele maand.
Want wat [G] als ik [A] zonder jou door [Gbm] het leven [G] moet gaan?
Dan was er in [A] mijn ogen echt [D] geen donder aan.
Jij bent [G] degene [A] waar ik op [Bm] [A] [E] vertrouw.
[G] Ik kan gewoon [A] niet leven [D] zonder jou.
[Em]
[G] [A] [D]
[Em]
[G] [A] [D]
Want wat [G] als ik [A] zonder jou door [Gbm] het leven [G] moet gaan?
Dan was er in [A] mijn ogen echt [D] geen donder aan.
Jij bent [G] degene [A] waar ik op [Bm] [A] [E] vertrouw.
[G] Ik kan gewoon [A] niet leven [D] zonder jou.
Want wat [G] als ik [A] zonder jou door [Gbm] het leven [G] moet gaan?
Dan was er in [A] mijn ogen echt [D] geen donder aan.
Jij bent [G] degene [A] waar ik op [Bm] [A] vertrouw.
[E]
[G] Ik kan gewoon [A] niet leven zonder [D] jou.
Jij bent [G] degene [A] waar ik op [Bm] [A] [E]
vertrouw.
[G] Ik kan gewoon [A] niet leven [D] zonder jou.
[G] Ik kan gewoon [A] niet leven [D] zonder jou.
[N]
Iedere dag ga ik gewoon voor je boent,
bij de deur uit het licht ga je boent.
Nog een flim, nog een kus en dan moet ik je [Eb] weer bevaten.
[Db] Maar ik ken de gedachten van jou,
[Ab] ook al weet je ik kom toch niet gauw.
Maar je ogen niet braven, [Eb] hoelang blijft je mij [Ab] nog trouw?
En steeds vergaaner dan [Db] zeer keer praten.
Jij zegt niet wat je voelt, maar je denkt we [Ab] zijn niet meer samen.
Ja [Eb] dat doet je pijn.
En steeds [Ab] weer denk je,
hij [Db] heeft een ander.
Dat ik jou niet meer zie, niet meer wil en niet [Ab] meer vertrouw.
Maar [Eb] geloof me nou,
ik hou [Ab] alleen van jou.
Dagenlang kijk je stil voor je heen,
en je bent met de kinderen alleen.
Je vertelt van mijn werk en je zegt dat ik [Eb] gauw zou komen.
[Db] Ik bel op tisselkwart over acht,
[Ab] dus de kinderen wel mij goeienacht.
Dan breng jij ze naar bed [Eb] en ik weet dat je op [Ab] me houdt.
En steeds vergaaner dan [Db] zeer keer praten.
Jij zegt niet wat je voelt, maar je denkt we zijn niet [Ab] meer samen.
Ja dat doet [Eb] je pijn.
En steeds [Ab] weer denk je,
hij [Db] heeft een ander.
Dat ik jou niet meer zie, niet meer wil en niet meer [Ab] vertrouw.
Maar [Eb] geloof me nou,
ik [Ab] hou alleen van jou.
Ik kom thuis en ik zie je bent blij,
want je kunt eindelijk praten met mij.
Maar helaas, ik ben moe, want er werd ook een man die moet [Eb] slapen.
Je [Db] praat maar door, maar ik luister niet meer.
[Ab] Dus geloof me ook mee tot het zin.
Ik ga slapen en jij [Eb] daant je om en je [Ab] piekert weer.
En steeds vergaaner dan [Db] zeer keer praten.
Jij zegt niet wat je voelt, maar je denkt we zijn niet [Ab] meer samen.
Ja dat doet [Eb] je pijn.
En [Ab] steeds weer denk je,
hij [Db] heeft een ander.
Dat ik jou niet meer zie, niet meer wil en niet meer [Ab] vertrouw.
[Eb] Maar geloof me nou,
ik [Cm] hou alleen [Ab] van jou.
[Db]
[Ab] [Eb]
En steeds [Ab] weer denk je,
hij [Db] heeft een ander.
Dat ik jou niet meer zie, niet meer wil en niet [Ab] meer vertrouw.
Maar [Eb] geloof me nou,
ik hou alleen [Ab] van jou.
[Eb] [Ab]
[G] [A] [Bm] [Gbm] [E]
[G] [A] [D]
De laatste tijd vind jij heel [Em] even niet bij mij.
Kom [G] ik thuis dan wordt [A] er niet op mij [D] gewacht.
Ik had een grote mond, maar tot [Em] de morgen stond,
[Bm] heb [G] ik eigenlijk [A] alleen aan jou [D] bedacht.
Want wat [G] als ik [A] zonder jou door [Gbm] het leven [G] moet gaan?
Dan was er in [A] mijn ogen echt [D] geen donder aan.
Jij bent [G] degene [A] waar ik op [Bm] [A] [E] vertrouw.
[G] Ik kan gewoon [A] niet leven [D] zonder jou.
[G] [A] [D] [A] [E]
[G] [Gbm] [A] [D]
Je weet niet hoe goed ik van [Em] de spilten leer.
[G] Wijs van lessen, ik [A] versta ze [D] allemaal.
Denk dat ik nu wel weet en dat [Em] ik nooit vergeet.
[G] Lieve schat, voor mij [A] ben jij het [D] hele maand.
Want wat [G] als ik [A] zonder jou door [Gbm] het leven [G] moet gaan?
Dan was er in [A] mijn ogen echt [D] geen donder aan.
Jij bent [G] degene [A] waar ik op [Bm] [A] [E] vertrouw.
[G] Ik kan gewoon [A] niet leven [D] zonder jou.
[Em]
[G] [A] [D]
[Em]
[G] [A] [D]
Want wat [G] als ik [A] zonder jou door [Gbm] het leven [G] moet gaan?
Dan was er in [A] mijn ogen echt [D] geen donder aan.
Jij bent [G] degene [A] waar ik op [Bm] [A] [E] vertrouw.
[G] Ik kan gewoon [A] niet leven [D] zonder jou.
Want wat [G] als ik [A] zonder jou door [Gbm] het leven [G] moet gaan?
Dan was er in [A] mijn ogen echt [D] geen donder aan.
Jij bent [G] degene [A] waar ik op [Bm] [A] vertrouw.
[E]
[G] Ik kan gewoon [A] niet leven zonder [D] jou.
Jij bent [G] degene [A] waar ik op [Bm] [A] [E]
vertrouw.
[G] Ik kan gewoon [A] niet leven [D] zonder jou.
[G] Ik kan gewoon [A] niet leven [D] zonder jou.
[N]
Key:
A
G
Ab
D
Eb
A
G
Ab
[Ab] _ _ _ _ _ _ _
Iedere dag ga ik gewoon voor je boent,
bij de deur uit het licht ga je boent.
Nog een flim, nog een kus en dan moet ik je [Eb] weer bevaten. _
[Db] Maar ik ken de gedachten van jou,
[Ab] ook al weet je ik kom toch niet gauw.
Maar je ogen niet braven, [Eb] hoelang blijft je mij [Ab] nog trouw?
En steeds vergaaner dan [Db] zeer keer praten. _
Jij zegt niet wat je voelt, maar je denkt we [Ab] zijn niet meer samen.
Ja [Eb] dat doet je _ pijn.
En steeds [Ab] weer denk je,
hij [Db] heeft een ander.
_ Dat ik jou niet meer zie, niet meer wil en niet [Ab] meer vertrouw.
Maar [Eb] geloof me nou,
ik hou [Ab] alleen van jou. _ _ _ _
_ _ Dagenlang kijk je stil voor je heen,
en je bent met de kinderen alleen.
Je vertelt van mijn werk en je zegt dat ik [Eb] gauw zou komen.
_ [Db] Ik bel op tisselkwart over acht,
[Ab] dus de kinderen wel mij goeienacht.
Dan breng jij ze naar bed [Eb] en ik weet dat je op [Ab] me houdt.
En steeds vergaaner dan [Db] zeer keer praten.
_ Jij zegt niet wat je voelt, maar je denkt we zijn niet [Ab] meer samen.
Ja dat doet [Eb] je pijn. _
En steeds [Ab] weer denk je,
hij [Db] heeft een ander. _
Dat ik jou niet meer zie, niet meer wil en niet meer [Ab] vertrouw.
Maar [Eb] geloof me nou,
ik [Ab] hou alleen van jou.
_ _ _ _ _ Ik kom thuis en ik zie je bent blij,
want je kunt eindelijk praten met mij.
Maar helaas, ik ben moe, want er werd ook een man die moet [Eb] slapen.
Je [Db] praat maar door, maar ik luister niet meer.
[Ab] Dus geloof me ook mee tot het zin.
Ik ga slapen en jij [Eb] daant je om en je [Ab] piekert weer.
En steeds vergaaner dan [Db] zeer keer praten.
Jij zegt niet wat je voelt, maar je denkt we zijn niet [Ab] meer samen.
Ja dat doet [Eb] je pijn.
En [Ab] steeds weer denk je,
hij [Db] heeft een ander.
_ Dat ik jou niet meer zie, niet meer wil en niet meer [Ab] _ vertrouw.
[Eb] Maar geloof me nou,
ik [Cm] hou alleen [Ab] van jou. _ _ _ _ _
_ [Db] _ _ _ _ _ _ _
_ _ [Ab] _ _ _ _ [Eb] _ _
En steeds [Ab] weer denk je,
hij [Db] heeft een ander.
_ Dat ik jou niet meer zie, niet meer wil en niet [Ab] meer _ vertrouw.
Maar [Eb] geloof me nou,
ik hou alleen [Ab] van jou.
_ _ _ _ _ [Eb] _ [Ab] _ _
[G] _ _ _ [A] _ _ [Bm] _ [Gbm] _ [E] _
_ [G] _ _ [A] _ _ [D] _ _
De laatste tijd vind jij heel [Em] even niet bij mij.
Kom [G] ik thuis dan wordt [A] er niet op mij [D] gewacht. _
Ik had een grote mond, maar tot [Em] de morgen stond,
[Bm] heb [G] ik eigenlijk [A] alleen aan jou [D] bedacht.
Want wat [G] als ik [A] zonder jou door [Gbm] het leven [G] moet gaan?
Dan was er in [A] mijn ogen echt [D] geen donder aan.
Jij bent [G] degene [A] waar ik op [Bm] _ [A] [E] vertrouw.
[G] Ik kan gewoon [A] niet leven [D] zonder jou. _
_ [G] _ _ [A] _ _ [D] _ [A] _ [E] _
_ [G] _ _ [Gbm] _ [A] _ [D] _ _
Je weet niet hoe goed ik van [Em] de spilten leer.
[G] Wijs van lessen, ik [A] versta ze [D] allemaal. _
Denk dat ik nu wel weet en dat [Em] ik nooit vergeet.
[G] Lieve schat, voor mij [A] ben jij het [D] hele maand.
Want wat [G] als ik [A] zonder jou door [Gbm] het leven [G] moet gaan?
Dan was er in [A] mijn ogen echt [D] geen donder aan.
Jij bent [G] degene [A] waar ik op [Bm] _ [A] [E] vertrouw.
[G] Ik kan gewoon [A] niet leven [D] zonder jou. _
_ _ _ _ _ [Em] _ _ _
[G] _ _ _ [A] _ _ [D] _ _ _
_ _ _ _ _ [Em] _ _ _
_ [G] _ _ [A] _ _ [D] _ _
Want wat [G] als ik [A] zonder jou door [Gbm] het leven [G] moet gaan?
Dan was er in [A] mijn ogen echt [D] geen donder aan.
Jij bent [G] degene [A] waar ik op [Bm] _ [A] [E] vertrouw.
[G] Ik kan gewoon [A] niet leven [D] zonder jou.
Want wat [G] als ik [A] zonder jou door [Gbm] het leven [G] moet gaan?
Dan was er in [A] mijn ogen echt [D] geen donder aan.
Jij bent [G] degene [A] waar ik op [Bm] [A] vertrouw.
[E] _
[G] Ik kan gewoon [A] niet leven zonder [D] jou.
Jij bent [G] degene [A] waar ik op [Bm] _ [A] _ [E]
vertrouw.
[G] Ik kan gewoon [A] niet leven [D] zonder jou. _ _
[G] Ik kan gewoon [A] niet leven [D] zonder jou.
_ [N] _
Iedere dag ga ik gewoon voor je boent,
bij de deur uit het licht ga je boent.
Nog een flim, nog een kus en dan moet ik je [Eb] weer bevaten. _
[Db] Maar ik ken de gedachten van jou,
[Ab] ook al weet je ik kom toch niet gauw.
Maar je ogen niet braven, [Eb] hoelang blijft je mij [Ab] nog trouw?
En steeds vergaaner dan [Db] zeer keer praten. _
Jij zegt niet wat je voelt, maar je denkt we [Ab] zijn niet meer samen.
Ja [Eb] dat doet je _ pijn.
En steeds [Ab] weer denk je,
hij [Db] heeft een ander.
_ Dat ik jou niet meer zie, niet meer wil en niet [Ab] meer vertrouw.
Maar [Eb] geloof me nou,
ik hou [Ab] alleen van jou. _ _ _ _
_ _ Dagenlang kijk je stil voor je heen,
en je bent met de kinderen alleen.
Je vertelt van mijn werk en je zegt dat ik [Eb] gauw zou komen.
_ [Db] Ik bel op tisselkwart over acht,
[Ab] dus de kinderen wel mij goeienacht.
Dan breng jij ze naar bed [Eb] en ik weet dat je op [Ab] me houdt.
En steeds vergaaner dan [Db] zeer keer praten.
_ Jij zegt niet wat je voelt, maar je denkt we zijn niet [Ab] meer samen.
Ja dat doet [Eb] je pijn. _
En steeds [Ab] weer denk je,
hij [Db] heeft een ander. _
Dat ik jou niet meer zie, niet meer wil en niet meer [Ab] vertrouw.
Maar [Eb] geloof me nou,
ik [Ab] hou alleen van jou.
_ _ _ _ _ Ik kom thuis en ik zie je bent blij,
want je kunt eindelijk praten met mij.
Maar helaas, ik ben moe, want er werd ook een man die moet [Eb] slapen.
Je [Db] praat maar door, maar ik luister niet meer.
[Ab] Dus geloof me ook mee tot het zin.
Ik ga slapen en jij [Eb] daant je om en je [Ab] piekert weer.
En steeds vergaaner dan [Db] zeer keer praten.
Jij zegt niet wat je voelt, maar je denkt we zijn niet [Ab] meer samen.
Ja dat doet [Eb] je pijn.
En [Ab] steeds weer denk je,
hij [Db] heeft een ander.
_ Dat ik jou niet meer zie, niet meer wil en niet meer [Ab] _ vertrouw.
[Eb] Maar geloof me nou,
ik [Cm] hou alleen [Ab] van jou. _ _ _ _ _
_ [Db] _ _ _ _ _ _ _
_ _ [Ab] _ _ _ _ [Eb] _ _
En steeds [Ab] weer denk je,
hij [Db] heeft een ander.
_ Dat ik jou niet meer zie, niet meer wil en niet [Ab] meer _ vertrouw.
Maar [Eb] geloof me nou,
ik hou alleen [Ab] van jou.
_ _ _ _ _ [Eb] _ [Ab] _ _
[G] _ _ _ [A] _ _ [Bm] _ [Gbm] _ [E] _
_ [G] _ _ [A] _ _ [D] _ _
De laatste tijd vind jij heel [Em] even niet bij mij.
Kom [G] ik thuis dan wordt [A] er niet op mij [D] gewacht. _
Ik had een grote mond, maar tot [Em] de morgen stond,
[Bm] heb [G] ik eigenlijk [A] alleen aan jou [D] bedacht.
Want wat [G] als ik [A] zonder jou door [Gbm] het leven [G] moet gaan?
Dan was er in [A] mijn ogen echt [D] geen donder aan.
Jij bent [G] degene [A] waar ik op [Bm] _ [A] [E] vertrouw.
[G] Ik kan gewoon [A] niet leven [D] zonder jou. _
_ [G] _ _ [A] _ _ [D] _ [A] _ [E] _
_ [G] _ _ [Gbm] _ [A] _ [D] _ _
Je weet niet hoe goed ik van [Em] de spilten leer.
[G] Wijs van lessen, ik [A] versta ze [D] allemaal. _
Denk dat ik nu wel weet en dat [Em] ik nooit vergeet.
[G] Lieve schat, voor mij [A] ben jij het [D] hele maand.
Want wat [G] als ik [A] zonder jou door [Gbm] het leven [G] moet gaan?
Dan was er in [A] mijn ogen echt [D] geen donder aan.
Jij bent [G] degene [A] waar ik op [Bm] _ [A] [E] vertrouw.
[G] Ik kan gewoon [A] niet leven [D] zonder jou. _
_ _ _ _ _ [Em] _ _ _
[G] _ _ _ [A] _ _ [D] _ _ _
_ _ _ _ _ [Em] _ _ _
_ [G] _ _ [A] _ _ [D] _ _
Want wat [G] als ik [A] zonder jou door [Gbm] het leven [G] moet gaan?
Dan was er in [A] mijn ogen echt [D] geen donder aan.
Jij bent [G] degene [A] waar ik op [Bm] _ [A] [E] vertrouw.
[G] Ik kan gewoon [A] niet leven [D] zonder jou.
Want wat [G] als ik [A] zonder jou door [Gbm] het leven [G] moet gaan?
Dan was er in [A] mijn ogen echt [D] geen donder aan.
Jij bent [G] degene [A] waar ik op [Bm] [A] vertrouw.
[E] _
[G] Ik kan gewoon [A] niet leven zonder [D] jou.
Jij bent [G] degene [A] waar ik op [Bm] _ [A] _ [E]
vertrouw.
[G] Ik kan gewoon [A] niet leven [D] zonder jou. _ _
[G] Ik kan gewoon [A] niet leven [D] zonder jou.
_ [N] _