Chords for Robert Long - Weet Je Nog , Gent ?
Tempo:
116.9 bpm
Chords used:
A
E
D
F#
B
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[E]
[A]
Weet je nog dat we door Gent [E] liepen, schat?
Weekenden lang in de zon of de [A] kou.
Jij nam me mee, want [F#] je kende [E] die stad.
Maar wat je ook aanwees, ik zag altijd [A] weer jou.
[D] Het kasteel en de kerken, die kroeg aan een plein,
waarvoor je mijn hand greep en mee [A] trok naar binnen.
En [E]
later die prachtige, stille [A] fontein,
met [E] al die figuren van [A] beeldhouwer Minnen.
[D] Die knielende knapen in dofglanzend brons,
[E] het leek wel of alles gemaakt was [A] voor ons.
Het was [D] net of die knapen daar knielden,
voor [E] twee mensen die van elkaar hielden.
[A] [E]
[A]
Weet je nog hoe we [E] door Gent liepen, schat?
Met zo'n gevoel dat het eeuwig [A] zou zijn,
net of de tijd toen geen vat op ons [E] had.
Weet je nog het [E] paterschol, oesters en [A] wijn?
[B] [D] We praten en lachten en kusten elkaar.
Het kon ons niet schelen dat mensen [A] dat zagen.
[E] We waren verliefd en daar leefden [A] we na.
[E] Het was allemaal goud wat er blonk [A] in die dagen.
[D] We bleven voor iedere winkelruit staan
[E] en keken elkaar in de spiegeling [A] aan.
Ik [D] dacht echt dat ze Gent destijds bouwden,
[E] slechts voor mensen die van elkaar houden.
[A]
[E]
Weet je nog hoe we door Gent [F#]
liepen, schat?
[E] Naar ons hotelletje, achter [A] het spoor,
een bad en een bed, maar voor ons was dat zat.
We brachten er al onze [E] nachten [A] in door.
[B]
Het [D] voorspel, het eerste tot het laatste bedrijf,
de gulsige speurtocht van [D]
handen [A] en monden.
We [E] kusten en blusten de brand in [A] ons lijf
[E] en voelden ons zo met elkander [A] verbond.
[D] En als we dan eindelijk moe maar voldaan
in [E] slaap vielen bij een verblekende [A]
maan,
[D] dan bezwoerden we in onze droom
dat [E] er nooit meer een ander zou komen.
[A]
[E] [A]
Weet je nog dat we [F#] door Gent liepen, [E] schat?
Denk je daar af en toe nog [D] wel eens [A] aan?
Of denk jij soms ook, net [G#m] als ik wel [E] eens,
dat Gent misschien [A] wel nooit echt [E]
heeft [A] bestaan?
[A]
[N]
[A]
Weet je nog dat we door Gent [E] liepen, schat?
Weekenden lang in de zon of de [A] kou.
Jij nam me mee, want [F#] je kende [E] die stad.
Maar wat je ook aanwees, ik zag altijd [A] weer jou.
[D] Het kasteel en de kerken, die kroeg aan een plein,
waarvoor je mijn hand greep en mee [A] trok naar binnen.
En [E]
later die prachtige, stille [A] fontein,
met [E] al die figuren van [A] beeldhouwer Minnen.
[D] Die knielende knapen in dofglanzend brons,
[E] het leek wel of alles gemaakt was [A] voor ons.
Het was [D] net of die knapen daar knielden,
voor [E] twee mensen die van elkaar hielden.
[A] [E]
[A]
Weet je nog hoe we [E] door Gent liepen, schat?
Met zo'n gevoel dat het eeuwig [A] zou zijn,
net of de tijd toen geen vat op ons [E] had.
Weet je nog het [E] paterschol, oesters en [A] wijn?
[B] [D] We praten en lachten en kusten elkaar.
Het kon ons niet schelen dat mensen [A] dat zagen.
[E] We waren verliefd en daar leefden [A] we na.
[E] Het was allemaal goud wat er blonk [A] in die dagen.
[D] We bleven voor iedere winkelruit staan
[E] en keken elkaar in de spiegeling [A] aan.
Ik [D] dacht echt dat ze Gent destijds bouwden,
[E] slechts voor mensen die van elkaar houden.
[A]
[E]
Weet je nog hoe we door Gent [F#]
liepen, schat?
[E] Naar ons hotelletje, achter [A] het spoor,
een bad en een bed, maar voor ons was dat zat.
We brachten er al onze [E] nachten [A] in door.
[B]
Het [D] voorspel, het eerste tot het laatste bedrijf,
de gulsige speurtocht van [D]
handen [A] en monden.
We [E] kusten en blusten de brand in [A] ons lijf
[E] en voelden ons zo met elkander [A] verbond.
[D] En als we dan eindelijk moe maar voldaan
in [E] slaap vielen bij een verblekende [A]
maan,
[D] dan bezwoerden we in onze droom
dat [E] er nooit meer een ander zou komen.
[A]
[E] [A]
Weet je nog dat we [F#] door Gent liepen, [E] schat?
Denk je daar af en toe nog [D] wel eens [A] aan?
Of denk jij soms ook, net [G#m] als ik wel [E] eens,
dat Gent misschien [A] wel nooit echt [E]
heeft [A] bestaan?
[A]
[N]
Key:
A
E
D
F#
B
A
E
D
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ [E] _ _
_ _ [A] _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ Weet je nog dat we door Gent [E] liepen, schat?
_ Weekenden lang in de zon of de [A] kou.
_ Jij nam me mee, want [F#] je kende [E] die stad.
Maar wat je ook aanwees, ik zag altijd [A] weer jou.
_ [D] Het kasteel en de kerken, die kroeg aan een plein,
waarvoor je mijn hand greep en mee [A] trok naar binnen.
_ En [E]
later die prachtige, stille [A] fontein,
_ met [E] al die _ figuren van [A] beeldhouwer Minnen.
_ _ [D] Die knielende knapen in dofglanzend brons,
[E] het leek wel of alles gemaakt was [A] voor ons.
_ Het was [D] net of die knapen daar knielden,
voor [E] twee mensen die van elkaar _ hielden. _ _ _
_ [A] _ _ _ _ _ [E] _ _
_ _ _ [A] _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ Weet je nog hoe we [E] door Gent liepen, schat?
Met zo'n gevoel dat het eeuwig [A] zou zijn,
net of de tijd toen geen vat op ons [E] had.
Weet je nog het [E] paterschol, oesters en [A] wijn?
_ [B] _ [D] We praten en lachten en kusten elkaar.
Het kon ons niet schelen dat mensen [A] dat zagen. _ _
[E] We waren verliefd en daar leefden [A] we na.
_ _ [E] Het was allemaal goud wat er blonk [A] in die dagen. _ _
[D] We bleven voor iedere winkelruit staan
[E] en keken elkaar in de spiegeling [A] aan.
Ik [D] dacht echt dat ze Gent destijds bouwden,
[E] slechts voor mensen die van elkaar _ houden. _
_ _ _ _ [A] _ _ _ _
_ _ [E] _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
Weet je nog hoe we door Gent [F#]
liepen, schat?
[E] _ Naar ons hotelletje, achter [A] het spoor,
een bad en een bed, maar voor ons was dat zat.
We brachten er al onze [E] nachten [A] in door.
_ [B]
Het [D] voorspel, het eerste tot het laatste bedrijf,
de gulsige _ speurtocht van [D]
handen [A] en monden.
_ We [E] kusten en blusten de brand in [A] ons lijf _
[E] en voelden ons zo met elkander [A] verbond.
_ _ [D] En als we dan eindelijk moe maar voldaan
in [E] slaap vielen bij een _ verblekende [A]
maan,
_ [D] dan bezwoerden we in onze droom
_ dat [E] er nooit meer een ander zou komen. _ _ _
_ _ _ _ [A] _ _ _ _
_ [E] _ _ _ _ _ [A] _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ Weet je nog dat we [F#] door Gent liepen, [E] schat?
_ Denk je daar af en toe nog [D] wel eens [A] aan?
Of denk jij soms ook, net [G#m] als ik wel [E] eens,
dat Gent misschien [A] wel nooit echt _ [E] _
heeft [A] bestaan? _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
[A] _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ [N] _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ [E] _ _
_ _ [A] _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ Weet je nog dat we door Gent [E] liepen, schat?
_ Weekenden lang in de zon of de [A] kou.
_ Jij nam me mee, want [F#] je kende [E] die stad.
Maar wat je ook aanwees, ik zag altijd [A] weer jou.
_ [D] Het kasteel en de kerken, die kroeg aan een plein,
waarvoor je mijn hand greep en mee [A] trok naar binnen.
_ En [E]
later die prachtige, stille [A] fontein,
_ met [E] al die _ figuren van [A] beeldhouwer Minnen.
_ _ [D] Die knielende knapen in dofglanzend brons,
[E] het leek wel of alles gemaakt was [A] voor ons.
_ Het was [D] net of die knapen daar knielden,
voor [E] twee mensen die van elkaar _ hielden. _ _ _
_ [A] _ _ _ _ _ [E] _ _
_ _ _ [A] _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ Weet je nog hoe we [E] door Gent liepen, schat?
Met zo'n gevoel dat het eeuwig [A] zou zijn,
net of de tijd toen geen vat op ons [E] had.
Weet je nog het [E] paterschol, oesters en [A] wijn?
_ [B] _ [D] We praten en lachten en kusten elkaar.
Het kon ons niet schelen dat mensen [A] dat zagen. _ _
[E] We waren verliefd en daar leefden [A] we na.
_ _ [E] Het was allemaal goud wat er blonk [A] in die dagen. _ _
[D] We bleven voor iedere winkelruit staan
[E] en keken elkaar in de spiegeling [A] aan.
Ik [D] dacht echt dat ze Gent destijds bouwden,
[E] slechts voor mensen die van elkaar _ houden. _
_ _ _ _ [A] _ _ _ _
_ _ [E] _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
Weet je nog hoe we door Gent [F#]
liepen, schat?
[E] _ Naar ons hotelletje, achter [A] het spoor,
een bad en een bed, maar voor ons was dat zat.
We brachten er al onze [E] nachten [A] in door.
_ [B]
Het [D] voorspel, het eerste tot het laatste bedrijf,
de gulsige _ speurtocht van [D]
handen [A] en monden.
_ We [E] kusten en blusten de brand in [A] ons lijf _
[E] en voelden ons zo met elkander [A] verbond.
_ _ [D] En als we dan eindelijk moe maar voldaan
in [E] slaap vielen bij een _ verblekende [A]
maan,
_ [D] dan bezwoerden we in onze droom
_ dat [E] er nooit meer een ander zou komen. _ _ _
_ _ _ _ [A] _ _ _ _
_ [E] _ _ _ _ _ [A] _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ Weet je nog dat we [F#] door Gent liepen, [E] schat?
_ Denk je daar af en toe nog [D] wel eens [A] aan?
Of denk jij soms ook, net [G#m] als ik wel [E] eens,
dat Gent misschien [A] wel nooit echt _ [E] _
heeft [A] bestaan? _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
[A] _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ [N] _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _