Aan Het Strand Stil En Verlaten Chords by De Havenzangers
Tempo:
61 bpm
Chords used:
C
G
Dm
F
D
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[D] [C]
Aan het strand stil en verlaten, bij het [Em] klimmen [Dm] van de maan,
[D] ziet men [G] daar een aardig paardje, [Dm] zeer van [C] weemoed aangedaan.
Liefst ik moet je gaan verlaten, morgen ga ik [F] weer naar zee,
[G] en dan trouwen als ik [C] thuis kom, hier op Holland's stille reef.
Maar zij sprak, ach [F] liefste meiden, [G] spreek zo ver niet in het [C] verschiet,
[A] want de zee ligt vol [Dm] met meiden, en die [C] dingen zie je niet.
Dobbernd op de woeste waren, stuurde [Em] hij zijn [Dm] scheepje voorst,
[D] maar wat [G] daar opeens gebeurde, een [C] ontroffing werd gehoord.
Schip verdwee al in de diepse, angstig keek hij [F] om zich heen,
[B] nergens kon hij redding [C] vinden, mensen liep waar [G] moet dat heen.
[C] Terwijl hij worstelt [F] met de golven, [G] en de dood [C] voordopen ziet,
[A] denkt hij aan zijn liefste meisje, [D] die hij [C] thuis daarachter liet.
[D] [G] [C]
Aan het strand stil en verlaten, ziet men [Em] daar een [Dm] meisje staan,
[D] die aldurend en alsmochtend, [Dm] wacht de komst van [C] haar man.
[F] Hij zal in maar steden keren, hij beloofde [F] [G] en dan krijgt zij zon [C] verlangen.
Word ik toch zijn [G] lieve vrouw, [C] mag hij keren, ik kan niet [F] meer weten,
[G] want de dood waartom [C] ons heet, en zij keren [Dm] telkens weder,
aan het strand stil en alleen.
Aan het strand stil en verlaten, bij het [Em] klimmen [Dm] van de maan,
[D] ziet men [G] daar een aardig paardje, [Dm] zeer van [C] weemoed aangedaan.
Liefst ik moet je gaan verlaten, morgen ga ik [F] weer naar zee,
[G] en dan trouwen als ik [C] thuis kom, hier op Holland's stille reef.
Maar zij sprak, ach [F] liefste meiden, [G] spreek zo ver niet in het [C] verschiet,
[A] want de zee ligt vol [Dm] met meiden, en die [C] dingen zie je niet.
Dobbernd op de woeste waren, stuurde [Em] hij zijn [Dm] scheepje voorst,
[D] maar wat [G] daar opeens gebeurde, een [C] ontroffing werd gehoord.
Schip verdwee al in de diepse, angstig keek hij [F] om zich heen,
[B] nergens kon hij redding [C] vinden, mensen liep waar [G] moet dat heen.
[C] Terwijl hij worstelt [F] met de golven, [G] en de dood [C] voordopen ziet,
[A] denkt hij aan zijn liefste meisje, [D] die hij [C] thuis daarachter liet.
[D] [G] [C]
Aan het strand stil en verlaten, ziet men [Em] daar een [Dm] meisje staan,
[D] die aldurend en alsmochtend, [Dm] wacht de komst van [C] haar man.
[F] Hij zal in maar steden keren, hij beloofde [F] [G] en dan krijgt zij zon [C] verlangen.
Word ik toch zijn [G] lieve vrouw, [C] mag hij keren, ik kan niet [F] meer weten,
[G] want de dood waartom [C] ons heet, en zij keren [Dm] telkens weder,
aan het strand stil en alleen.
Key:
C
G
Dm
F
D
C
G
Dm
_ _ [D] _ _ [C] _ _ _
Aan het strand stil en verlaten, bij het [Em] klimmen [Dm] van de maan,
[D] ziet men [G] daar een aardig paardje, [Dm] zeer van [C] weemoed aangedaan. _
Liefst ik moet je gaan verlaten, _ morgen ga ik [F] weer naar zee,
_ [G] en dan trouwen als ik [C] thuis kom, hier op Holland's stille reef.
Maar zij sprak, ach [F] liefste meiden, [G] spreek zo ver niet in het [C] verschiet,
[A] want de zee ligt vol [Dm] met meiden, en die [C] dingen zie je niet. _ _ _ _ _ _
Dobbernd op de woeste waren, _ stuurde [Em] hij zijn [Dm] scheepje voorst,
[D] maar wat [G] daar opeens gebeurde, een [C] ontroffing werd gehoord.
Schip verdwee al in de diepse, angstig keek hij [F] om zich heen,
_ [B] nergens kon hij redding [C] vinden, _ mensen liep waar [G] moet dat heen.
[C] Terwijl hij worstelt [F] met de golven, [G] en de dood [C] voordopen ziet,
[A] denkt hij aan zijn liefste meisje, [D] die hij [C] thuis daarachter liet.
[D] _ _ [G] _ [C] _ _
Aan het strand stil en verlaten, ziet men [Em] daar een [Dm] meisje staan,
[D] die aldurend en alsmochtend, [Dm] wacht de komst van [C] haar man. _
[F] Hij zal in maar steden keren, _ hij beloofde [F] _ _ _ [G] en dan krijgt zij zon [C] verlangen.
Word ik toch zijn [G] lieve vrouw, [C] mag hij keren, ik kan niet [F] meer weten, _
[G] want de dood waartom [C] ons heet, en zij keren [Dm] telkens weder,
aan het strand stil en alleen. _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
Aan het strand stil en verlaten, bij het [Em] klimmen [Dm] van de maan,
[D] ziet men [G] daar een aardig paardje, [Dm] zeer van [C] weemoed aangedaan. _
Liefst ik moet je gaan verlaten, _ morgen ga ik [F] weer naar zee,
_ [G] en dan trouwen als ik [C] thuis kom, hier op Holland's stille reef.
Maar zij sprak, ach [F] liefste meiden, [G] spreek zo ver niet in het [C] verschiet,
[A] want de zee ligt vol [Dm] met meiden, en die [C] dingen zie je niet. _ _ _ _ _ _
Dobbernd op de woeste waren, _ stuurde [Em] hij zijn [Dm] scheepje voorst,
[D] maar wat [G] daar opeens gebeurde, een [C] ontroffing werd gehoord.
Schip verdwee al in de diepse, angstig keek hij [F] om zich heen,
_ [B] nergens kon hij redding [C] vinden, _ mensen liep waar [G] moet dat heen.
[C] Terwijl hij worstelt [F] met de golven, [G] en de dood [C] voordopen ziet,
[A] denkt hij aan zijn liefste meisje, [D] die hij [C] thuis daarachter liet.
[D] _ _ [G] _ [C] _ _
Aan het strand stil en verlaten, ziet men [Em] daar een [Dm] meisje staan,
[D] die aldurend en alsmochtend, [Dm] wacht de komst van [C] haar man. _
[F] Hij zal in maar steden keren, _ hij beloofde [F] _ _ _ [G] en dan krijgt zij zon [C] verlangen.
Word ik toch zijn [G] lieve vrouw, [C] mag hij keren, ik kan niet [F] meer weten, _
[G] want de dood waartom [C] ons heet, en zij keren [Dm] telkens weder,
aan het strand stil en alleen. _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _